13 De vocalen van het Gemeengermaans
In de volgende hoofdstukken zullen we telkens uitgaan van één of meer gemeengermaanse vocalen en zien hoe die naar het Nederlands toe veranderd zijn. Daarom is het goed eerst een overzicht te geven van het ggm. vocalen-systeem zoals dat op basis van taalvergelijking is gereconstrueerd.
Het Ggm. had vijf korte vocalen: ă, ĕ, ĭ, ŏ en ŭ. Het is mogelijk dat ĕ en ĭ varianten van één foneem zijn geweest, van ŏ en ŭ staat dat wel vast (zie 15.1, 16.1, 16.6 en 35.4). Deze korte vocalen konden ook in bepaalde combinaties voorkomen: ăĭ, ăŭ, ĕŏ, ĭŭ, combinaties van twee korte tot dezelfde syllabe behorende (tautosyllabische) vocaalfonemen. In bepaalde hoofdstukken worden deze combinaties als uitgangspunt gekozen, omdat die naar het Nederlands toe eigen ontwikkelingen vertonen. Daarnaast had het Ggm. vijf lange vocalen: ī, ē, ε̄ (in andere grammatica's wel met ǣ aangeduid), ū en ō. In schema gebracht:
SCHEMA:
|
|
-lang |
|
|
+lang |
|
|
-achter |
|
+achter |
-achter |
|
+achter |
+hoog -mid |
ĭ |
|
ŭ |
ī |
|
ū |
+hoog +mid |
|
|
|
ē |
|
|
-hoog +mid |
ĕ |
|
ŏ |
ε̄ |
|
ō |
-hoog -mid |
|
ă |
|
|
|
|