Stommen ridder
(1973)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |
De murmuratie vande edelliedenGa naar voetnoot-
Philebart, Hereman, Alderecht, VVarenaar
philebart
Ick zie ter werelt toch gheen grooter onghenoeghen,
1255[regelnummer]
Als dat hem deze stom zoo stout zich darf vervoeghenGa naar voetnoot1255
Aan der Princessen zy, 't zy waar zy gaat of staat,
Een vreemdeling op 't naast hem by haar vinden laat.Ga naar voetnoot1257
hereman
Het gantsche hofghezin dat is ghesteurt met reden,Ga naar voetnoot1258
Om de ondrag'lijckheyt zijns dreutscher vryicheden.Ga naar voetnoot1259
warenaar
1260[regelnummer]
De dinghen zijn te groot voor een uytheemsche gast,
Die schrickelijck ontzach en gene grootsheyt past,Ga naar voetnoot1261
Dees komt met koenheyt driest den drang der scharen scheyden,Ga naar voetnoot1262
En door de Vorsten trots d'Infante fier gheleydenGa naar voetnoot1263
| |
[pagina 125]
| |
Tot een kleyn achting van de Princen van dit rijck,
1265[regelnummer]
Wiens achtbaarhe'en gheschiet te schotzen onghelijck.Ga naar voetnoot1265
philebart
Wat zotterny is dit de Koningen te smaden,
En doen een Bedelaar zoo over veel ghenaden,
Datmen zijn schouders kiest tot harer handen rust,
Ga naar margenoot+En d'ooghen dat hy die na zijn behaghen kust,Ga naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
Dit maackt den nar zoo bouwt: dat hy zo dreutsch als prachtichGa naar voetnoot1270
Zijn kleynheyt noch zijn selfs in' t minst niet is gedachtich.
hereman
Met wat hoogh-draghentheyt en weseloosheyt prat,Ga naar voetnoot1272
Zoo treet hy over dwars grootmoedich door de stadt,Ga naar voetnoot1273
Hy barst van barsicheyt, en van pompeusheyt statich.Ga naar voetnoot1274
warenaar
1275[regelnummer]
Wat zouw' den malle gheck, hy is te wanghelatich,Ga naar voetnoot1275
Ick kan niet in hem sien dat my int minst bekoort,
Als zijn alfachticheyt van gheck'lijckheyt verdoort,Ga naar voetnoot1277
Verwaantheyt onghegront: den zot is zo hovaardich,
Dat hy zijn selven acht de grootste staten waardich.
philebart
1280[regelnummer]
Voorwaar de vrouwen zijn te grillich van ghemoet,
| |
[pagina 126]
| |
Zy kiesen voor de braafst vaack d'alderslechste bloedt,Ga naar voetnoot1281
Die niet een edel woordt noch reden weet te spreken,
Verachten zo de gheen die haar ootmoedich smeecken.
alderecht
Zijn wesen heeft mijn noyt noch nesk of kindts gheweest,Ga naar voetnoot1284
1285[regelnummer]
Maar hy dunckt my zo heus, zo aardich en zo abelGa naar voetnoot1285
Als d'aldergrootste Vorst in 't machtich rijck van Babel.
Ghy lieden spreeckt uyt nijt en bitterheyt des gals,
Of wt verholen haat, of wt u oordeel vals,
Dat van stijfsinnicheyt zoo kroes haar laat verleyen,Ga naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
Dat het der dinghen aart niet recht kan onderscheyen
Na de behoorlijckheyt en eerbaarheyt vereyscht.
'k Heb in mijn jonghe jeucht ghewandelt en ghereyst,Ga naar voetnoot1292
En heb schier al besocht wat datmen kan besoecken,
In Heeren hoven, en in menschen, en in boecken:
1295[regelnummer]
Al ben ick wtterlijck wat slechtjes inde schijn,Ga naar voetnoot1295
Daar aan ist niet te zien hoe wy van binnen zijn.
De Goddelijcke ziel met zijn hemelsche krachten
Die blinckt van klaarheyt inde suyverste ghedachten
Des innerlijcke mensch: daar spreyt s'haar om en tom,Ga naar voetnoot1299
1300[regelnummer]
En gheeft haar selven wt, dat blijckt aan desen stom,Ga naar voetnoot1300
Die soo gheluckich als volmaackt in allen deelen
Des lichaams, sprakeloos de herten weet te steelen,
Van d'alderhoochste lien die best zijn opghevoet,
En dringht hem soetjes in het Keyserlijck ghemoet,
1305[regelnummer]
't Welck hy niet en bepraat met hoofs en ydel klappen
| |
[pagina 127]
| |
En swetseryen licht, maar met de wetenschappenGa naar voetnoot1306
Die hem de goe natuur bequaem'lijck heeft gheplant,
Niet in zijn school gheleert, maar Goddelijck verstant.Ga naar voetnoot1308
Besiet de schoone man, van boven en van ond'ren,
1310[regelnummer]
Ghy sult van lit tot lit ten hoochsten u verwond'ren.
Ziet zijn ghekruyfde kop, zijn voorhooft, zijn ghezicht,Ga naar voetnoot1311
Wat is daar achtbaarheyt en soetheyt in ghesticht,Ga naar voetnoot1312
Wat defticheyt verweent, wat lieflijckheyt, wat vreughden,Ga naar voetnoot1313
En wat een grooten sleep van hondert duysent deughden,
1315[regelnummer]
Ga naar margenoot+Van aansienlijckheyt en van heerlijckheden eel,
Waar van ick gheen en noem om datse zijn zoo veel,
Dat's al onnoemlijck zijn, want zoo'k maar een, ghe roemden,Ga naar voetnoot1317
Ick deed' groot onghelijck zo ick d'aer niet en noemden.
Ziet zijn strijtbare borst, zijn armen grof en swaar,
1320[regelnummer]
Zijn leden hoe ghevoet, hoe helder en hoe klaar:
En wat gheswindicheyt van beenen en van handen,
Wat maxcel mannelijck, en wat strijtbare standen,
Wat vasticheyt van tret, onwinnelijck en trots,
Waar hem den krygher zet daar staat hy als een rots.
1325[regelnummer]
Dat hy wel werdt ghewilt by Joffers en by Vrouwen,Ga naar voetnoot1325
Dat kan ick haar voorwaar seer wel ten besten houwen,
Want hoe wel dat ick heb gheweest by zoo veel lien,
Zoo heb ick zijns ghelijck mijn leven noyt ghesien.
warenaar
Hy zy dan zoo hy is in schoonheyt uytghenomen,
1330[regelnummer]
Ten staat noch 't past hem niet zo stout en vry te komen
By d'alderhoochste vrou.
| |
[pagina 128]
| |
philebart
Dat komt den grooten toe,
De Koningen ghekroont, de Princen vanden bloe.
De Vorsten van het Rijck. De hoogh gheboren Heeren.
hereman
En gheen wtlander die met statelijcker eeren,
1335[regelnummer]
En adellijcker pracht noch erentfest onthaal,
Zich niet t'erneeren weet met teeckens noch met taal;Ga naar voetnoot1336
Daar toe zijn opghequeeckt de Hartogen en Graven.
alderecht
't Gheslacht en acht ick niet, maar wel de schoone gaven.Ga naar voetnoot1338
Het is een Koning die een Koninglijcke Wet
1340[regelnummer]
Zich zelven int ghemoet met goude letters zet,
Wiens Princelijcke ziel de deught zoo heeft verkoren,
Dat hy by 't vollick blijckt een Prins van God gheboren.
Die Hertoch prijs ick meest, die zijn Harts-tochten snootGa naar voetnoot1343
Zoo breydelt en berijt dat hy se dwingt of doot.Ga naar voetnoot1344
1345[regelnummer]
En dat's de beste Graaf die zijn Graaff'lijcke zinnen
Graveert, en graaft de lust tot goedt en wel doen inne.
De voorste Vorst of Heer en spruyt niet uyt het hof,
Maar die komt waarelijck ons vanden Hemel of.Ga naar voetnoot1348
Daarom ghy edellien, die man is eerst recht adelijck,
1350[regelnummer]
Die mijt het gunt zijn ziel is schandelijck en schadelijck.Ga naar voetnoot1350
Ghy spreeckt te lasterlyck van dien wel wysen Heer,
Die inde stijl des hofs en wereltlijcke eer
Ghenoech ervaren is: Al spreeckt hy schoon gheen talen,Ga naar voetnoot1353
| |
[pagina 129]
| |
Men zal hem weder niet op looghen-taal behalen.Ga naar voetnoot1354
1355[regelnummer]
Noch hy en sondicht niet godlooslijck met de mont,
Zijn woorden die hy spreeckt die gaan hem van de gront,
En van de tong zijns ziels: Hy mompelt inder harten,Ga naar voetnoot1357
't Gheen ander rallen uyt zoo broodt-droncken als darten,Ga naar voetnoot1358
En kuyf'len met de beck de reen zoo wilt en hoogh,Ga naar voetnoot1359
1360[regelnummer]
Al waart met een rancket: zo met een sluym'rich ooghGa naar voetnoot1360
Ga naar margenoot+En geylheyt van gebaar, met diep en swaar versuchten
Des adems, doch ghemaeckt: waar van de droeve vruchten,Ga naar voetnoot1362
Het welck het maachdelijck en vrouwelijck gheslacht,
Heeft, leyder! te veel ramps en onheyls toeghebracht.
warenaar
1365[regelnummer]
Het mach dan wat het wil, hy hoordent hem te schamen,Ga naar voetnoot1365
De dinghen die hy doet hem alderminst betamen.
philebart
De geck is zeecker zot.
alderecht
Ghewislijck hy dunckt mijn
Een man van hooghen staat, ja zelfs een God te zijn.
Binnen.
| |
[pagina 130]
| |
aartsche diana met haar Staat-dochters op de galderye
Hier op de galdery moet ick my wat verluchten,Ga naar voetnoot1369
1370[regelnummer]
En zonnen 't hartje van de dampen van mijn zuchten.Ga naar voetnoot1370
Het wedertjen is zoet, anminnich, zacht en swoel,
Hoe naar by 's Hemels vloer, hoe meer dat ick ghevoelGa naar voetnoot1372
De hetten vanden dach, en niettemin ick zidder
Als ick ben by mijn Son, mijn nieuwe lief, mijn Ridder,
1375[regelnummer]
Die heymelijck op mijn zijn jonst zoo heeft gheleyt,
Dat hy verkreegh tot eer de kroon der trouwicheyt.
Ach alderkuyste helt! indien my waar ghegeven
Zoo veel schoonheyts als u, ick trotsten al die levenGa naar voetnoot1378
In ghelijck aardicheyt, in zinlijckheyt, in min,Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
Waar in ick mijns ghelijck op aarden niet en vin.
De Zon sal nimmermeer geen trouwer twee beschynen,
Noch reyner liefde in de Wereldt moghen vynen.Ga naar voetnoot1382
Maar een ding quelt my, troost! dat's dat ghy u gezichtGa naar voetnoot1383
Afkeerich van mijn treckt, en slatet op mijn Nicht,
1385[regelnummer]
Die breyneloos vergeckt haar niet en weet te dragen,Ga naar voetnoot1385
Maar wttert ongheveynst daar af haar wel behaghen,Ga naar voetnoot1386
Tot mijn leetwesen, ach! ick sach het lestmaal an,
Ick voelden 'k weet niet wat, dat ick niet segghen kan;
Die kranckheyt is by mijn, 'k mach om mijn bloedt niet lyenGa naar voetnoot1389
1390[regelnummer]
Dat yemant my mijn lief zou diefs ghewijs ontvryen.
Neen Aardighe, dat's niet, dat zal niet meer gheschien,Ga naar voetnoot1391
Ick moet daar in in tijdts voorsichtichlijck versien.
| |
[pagina 131]
| |
't Ghewoonelijck ghelaat van mijne gunst verleden,Ga naar voetnoot1393
Dat heb ick zints verruylt aan dreutsche mydentheden:Ga naar voetnoot1394
1395[regelnummer]
Ick sal u vallen hart en moeyelijck, ick sweert,
Tot dat ghy vol van spijt na u Heer Vader keert,
Zoo mach ick vry en vranck en onbekommert wesen.
Lucretia brenght mijn boeck, ick ben belust om lesen.
Amoureusje en Moersgoelick
amoureusje
Ga naar margenoot+Ach Moersgoelick! ick ben zoo verlieft dat ick van smart swiet.Ga naar voetnoot1399
moersgoelick
1400[regelnummer]
Ach! vaar, bijntet beneen jou kousebant, zoo slatet om u hart niet:Ga naar voetnoot1400
De liefde is een eungier ding, het loopter een deur zijn bloedtGa naar voetnoot1401
Ghelijck als de popelcy, of als quicksilver in een hoet.Ga naar voetnoot1402
amoureusje
Ach mijn lenden! is dat gicht? Ick soumen wel root kryten.Ga naar voetnoot1403
moersgoelick
Ja kijnts, als een mensch veegh is, een luys zou hem doot byten.Ga naar voetnoot1404
| |
[pagina 132]
| |
amoureusje
1405[regelnummer]
Och mijn Jaapickje! gaat van mijn hartjen of ick swijm.
Nou ick verlieft bin, Moersgoelick, nou doe ick alle ding op rijm:
Ic eet op rijm, ic drinck op rijm, ick slaap op rijm, ick droom op rijm, zeper buysje,Ga naar voetnoot1407
Ick pis op rijm, ick kack op rijm, drie dreuteltjes netjes in een peperhuysje.Ga naar voetnoot1408
Ick snuyt op rijm, ick vijst op rijm, perfeckjes met een snaars,Ga naar voetnoot1409
1410[regelnummer]
Sonnetjes, trompetjes, en klinckertjens, en stinckertjens met mijn naars,Ga naar voetnoot1410
De luy verwongd'ren heur dat ick zoo op rijm snacken kan.Ga naar voetnoot1411
moersgoelick
Ten is niet vreemt, de liefde en die kunst comen een mens als kacken an.
Wy hebben een dienstmeyt, een ammeraaltje in onse buurt,Ga naar voetnoot1413
Ja die rijmt alle lietjes van afteren als sy staat en schuurt,
1415[regelnummer]
Zoo propertjes, zoo fijntjes, schijt Dichters, schijt Druckers, schijt setters,Ga naar voetnoot1415
Zy schijt incarnatien, kreeft-dichten, al zonder letters,Ga naar voetnoot1416
Maar met Hebreeusche karacters, heur hempt is zo dicht vermaaltGa naar voetnoot1417
Met eylantjes, op een Oostindische kaart, ic en weet niet waerset haalt.Ga naar voetnoot1418
Dat's wat mier als mient, zy slacht Jan Bruynen neus.Ga naar voetnoot1419
amoureusje
1420[regelnummer]
Zy mocht de duyvel, wat sac is dat?Ga naar voetnoot1420
| |
[pagina 133]
| |
moersgoelick
Ja, maar s'is Amoreus,
En als die mallicheyt wat heftich in een moye vrijster is,
Zo dichten zy nacht en dach zo lydich dattet te bijster is:Ga naar voetnoot1422
En als ghy't van haar hoort ofgaan, 't gaat offer een goddin spreect.
amoureusje
Wel dat is tovery, wie duyventer of het heur in steeckt?
1425[regelnummer]
Heyntje man met zijn peck-stock is toch zo veel mans niet.Ga naar voetnoot1425
Dat moet werentich een veugel wesen die Hans hiet,Ga naar voetnoot1426
Want die Hansen en die Francen die dichten als de droes.
Ach! ick ben zoo Amoreus op een excellente kroes
Met nieuwe rijnsche wijn, so besucht dattet wongder is,Ga naar voetnoot1429
1430[regelnummer]
En op een goet lecker bancket, dat wel helfte ghesongder isGa naar voetnoot1430
Als een pongt schot-spijckers en laskysers in mijn maach,Ga naar voetnoot1431
En zo duysent duyvels verlief ick alle dommelijcke daach.
Ick segget by mijn manne waarheyt dat de liefde een groote last is,Ga naar voetnoot1433
Want mijn darmen kryten als mag're verckes alsmen backes niet te gast is,Ga naar voetnoot1434
1435[regelnummer]
En mijn zinnen rasen en werden lancx hoe woesters,
Zoo ben ick verlieft op raf, op rekeling, op kavyaar, op oesters,Ga naar voetnoot1436
Op sweeserickes, maer 't gheen my meest bekoort
Ga naar margenoot+Dat is een kapoen zo hy rijt en zaylt, ghelaarst en ghespoort.Ga naar voetnoot1438
| |
[pagina 134]
| |
moersgoelick
Zo moet ghy hier niet wesen, gaat daar vry eten daarse te coop zijn.
amoureusje
1440[regelnummer]
Of hier gheen ouwe Hoender eters onder den hoop zijn?Ga naar voetnoot1440
Neen, zy zijn al inde kroegh met de neus int nat, of in de kaatsbaan.
Och ick ben so verlieft Moersgoelick, ick can niet vande plaats gaan.
Neen moer, 't is hier een vaan, die gaat die gaat.Ga naar voetnoot1443
moersgoelick
Ick beveel hem de wacht, niet te verlossen, die staat die staat.Ga naar voetnoot1444
zeege-heer
1445[regelnummer]
Ach waarde Margareete!Ga naar voetnoot1445
Ick can u niet vergheten,
Mijn hart is te ghetrou,
Ick min een doode vrou:
En zalse eeuwich minne
1450[regelnummer]
Met hart, met ziel en zinne.
amoureusje
Datsen geck, hy loopt met den Aap zo waar as ick hier sta,Ga naar voetnoot1451
Een doo vrouw', ick wouse niet hebben al liep zy mijn na
Drie maal om de Heylige-stee, en eens op het Kerck-hof:Ga naar voetnoot1453
| |
[pagina 135]
| |
Ick ben mee wel een poosje Amoreus, maar ic heb daar geen werc of.Ga naar voetnoot1454
zeege-heer
1455[regelnummer]
Ghy zijt al doot gheweest
Drie Jaar maar in mijn gheest
Zoo zult ghy eeuwich leven.
Hoe zoud'ick haar begheven,
Die steets in mijn ghemoet
1460[regelnummer]
Haar aanschijn toont zoo zoet?
Dat ick in mijn ghedachten
Gheen mensch die leeft can achten:
'k En hebt oock noyt ghedaan,
Noch zal niet licht bestaanGa naar voetnoot1464
1465[regelnummer]
Een ander lief te trouwen.
Hoe wel Dochters en Vrouwen
My (onberoemt) doen zien,Ga naar voetnoot1467
Meer jonst als ick verdien,
Of immer can verdienen.
amoureusje
1470[regelnummer]
Gants lyden speciaal, ghy mocht mijn jou backis wel wat lienen,Ga naar voetnoot1470
Want ick heb een aanzicht en een graci as Hazemoers kijnt,Ga naar voetnoot1471
Want als my de mallemerocken en vrijsters zien zoo loopense inde wijnt.Ga naar voetnoot1472
zeege-heer
Nu zal ick stommeling groeten,
En vallen voor de voeten
| |
[pagina 136]
| |
1475[regelnummer]
Van s'Keysers liefste kindt,
Die my, zoo 't schijnt, bemindt:
Die mijn wel zou behaghen,
Indien ick min kon draghen,
Maar zeeckerlijck haar Nicht,
1480[regelnummer]
Die doet mijn door 't ghezichtGa naar voetnoot1480
En lieffelijcke wercken
Noch hoogher dinghen mercken,
Hoe wel 't mijn noyt beviel,
Ga naar margenoot+Want 't zedert dat mijn ziel
1485[regelnummer]
Margreta heeft verkooren,
En heb ick noyt verlooren
Haar lieve beeltenis,
Dat mijn zoo weerdich is,
Dat ick om harent wil grootmoedich zou versmaden
1490[regelnummer]
Goddinnen, zose my tot haarder minnen baden.
Aardighe en Palmerijn
aardighe
Ga naar margenoot+Al waar ick zoo bemint van d'algoedighe Goon,Ga naar voetnoot1491
Dat zy aan my te schenck, o schoone Ridder, boon
Ga naar margenoot+De scepter en de kroon van Hemel en van Aart,
Zy waren zonder u, mijn gheen spoogh-water waardt.Ga naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Al waart dat d'Opper-vooght van 't hoogh en heylich rijck,Ga naar voetnoot1495
My in zijn grootheyt hem wou maken gantsch ghelijck,
En ick u moest, mijn lief! hier laten in't ghequel,Ga naar voetnoot1497
Wat sou den Hemel my zijn anders als een hel?
| |
[pagina 137]
| |
En waart dat ick alhier moght dwinghen met ghebodt,
1500[regelnummer]
En heerschappyen al de volcken dol en zot,
Doch sonder u, ick souw het wereltlijck ghebien,
Groothartich van ter zy niet willen eens aansien.Ga naar voetnoot1502
Al wat een redelijck mensch met oogh of hart oyt zagh,
Of wat zijn rijck verstant bedenckt of wenschen mach
1505[regelnummer]
Om te besitten hier, of namaals uyter tijdt,Ga naar voetnoot1505
Dat acht ick sonder u veel min als nietten mijdt,Ga naar voetnoot1506
Maar als ick mach, mijn Prins, by u zijn onbevreest,
Zoo voel ick mijn zoo rijck en wel vernoecht van gheest,
Dat ick versmijt en puf de doot en 't wreet gheval,Ga naar voetnoot1509
1510[regelnummer]
Want in u zieltjen is mijn hemeltien en al.
Maar of u schoon mijn zinnen,
Oneyndelijck beminnen,
Zoo heeft de jalousy,
Een wreede wrock op my.
1515[regelnummer]
Mijn Nicht, die my voor desen,Ga naar voetnoot1515
Zo vrientlijck plach te wesen,
Die thoont my inder daad
Nu niet dan alle quaadt,
Met woorden en met wercken,
1520[regelnummer]
Dan ick en wilt niet mercken,Ga naar voetnoot1520
Als zy mijn al wat zeydt
Ick gheef haar gheen bescheydt.
Want beter ist ghesweghen,
Als ergher noch ghekreghen,
1525[regelnummer]
Zy maken't vaak zoo grof,
Dat ick my wt het hof
Wel dickwils denck te gheven,Ga naar voetnoot1527
Maar wat? ick kan niet leven,
| |
[pagina 138]
| |
O Ridder zonder u!
1530[regelnummer]
't Is om ghekomen nu.Ga naar voetnoot1530
't Roer van mijn zinlijckheden,
En luystert na gheen reden,
Ick gheef my vande ree,Ga naar voetnoot1533
Laas! in een dolle Zee,
1535[regelnummer]
Wiens zorghelijcke baren,
Zijn ancxstich te bevaren;
Zoo 't scheepje strant oft stoot,
Mijn voor-landt is de doot.
Ga naar margenoot+Ick ben ten eynde rade,
1540[regelnummer]
Ick pas op schand' noch schade,Ga naar voetnoot1540
En of mijn Nicht met spijt,
Myn liefde my benijdt:
Noch heb ick voorghenomen,
Tot mijn opset te komen.Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
Dus ga ick andermaal,
De Keyserlijcke zaalGa naar voetnoot1546
Met droefheyt nu bewand'ren,
Ach mocht mijn zin verand'ren!
Princesje u beraat,Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Bedenckt dat ghy bestaatGa naar voetnoot1550
Zoo schandelijcke dinghen:
Ick kan my niet bedwinghen,
Met wijsheyts toom noch wet,
Ick moet my op het bedt
1555[regelnummer]
Een weynich neder zetten,
Och kon ick toch beletten,
Mijn zotheyt en de lust,
Die mijn zoo seer ontrust.
| |
[pagina 139]
| |
amoureusje
De vrou gingh na haar kamer, de Lantsknecht volghde na.Ga naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
Dat's braaf, ick wet by mijn Jan Oom dat zy t'samen zullen spelen pick oli graaf,Ga naar voetnoot1560
Of Symen de liever de laver de bock,Ga naar voetnoot1561
Hoe veel hoorens staander achter op.
Wat ghebrabbel heb ick hier, spelen dit de rijcken?
Ick wil aan dit spel een paartje wel verkijcken.Ga naar voetnoot1564
aardighe
1565[regelnummer]
Mijn kleene vrientjen, ach! mijn waerdich wel behaghen
Mijns ziels! wilt desen ring tot mijner eeren dragen,
Op dat ick u, mijn hart! daar aan in't zeecker ken,Ga naar voetnoot1567
Dat ick de dienares van uwe hoocheyt ben.
En zijt verseeckert, Heer, dat ick beneffens desen
1570[regelnummer]
Zoo zeer den uwen ben als ick mijn plach te wesen.
Zoo u ghenade my die deught en wellust doet,Ga naar voetnoot1571
Dat ghy met mijn vertreckt, mijn alderhoochste goedt,
In mijn Heer Vaders hof en Princelijck ghebouwen,
Ick zal gheen ander man van al mijn daghen trouwen,
1575[regelnummer]
En ick die zal u doen de diensten en de eer,
Die yder schuldich is zoo deughdelijcken Heer:
Die meer te lieven zijt als 't gheen wy liefden heeten,
En die wt liefden my mijn plicht my doet vergheten.
Helaas! ick ben te stout, de jonst die ick u draagh,
1580[regelnummer]
Die maackt my dat ick, laas! na eer noch schant en vraagh,
In dier manieren, lief, dat ick u moet verklaren
Yets, dat ick nau in't vry mijn selfs derf openbaren;
Daerom, mijn soeticheyt, hebt deerenis met my,
Ga naar margenoot+En met den brandt die ick om uwen't wille ly.
| |
[pagina 140]
| |
amoureusje
1585[regelnummer]
He wel, wat rijt my de meyt, zy steeckt hem aan de hant,Ga naar voetnoot1585
Met alle lieffelijckheyt, een schoone diamant.Ga naar voetnoot1586
aartsche diana
Staat-dochters gaat ter zy,Ga naar voetnoot1587
Wat zoo, nu ben ick vry,Ga naar voetnoot1588
Ick ben al wars van 't lesen,
1590[regelnummer]
Maar immers wat macht wesen?
Ick kan't niet wel verstaan,
Mijn Nicht is voorghegaan,
En hy volght op haar hielen,
Dit raackt my totter zielen,
1595[regelnummer]
Ick krijgh een quaadt vermoen,
Ick moet zien wat zy doen.
Ick zal my hier verduyst'ren,Ga naar voetnoot1597
Om alles te beluyst'ren.
aardighe
Och eenich onderhout en zieltje van mijn leven!
1600[regelnummer]
Nadien de Goden ons tijdt en bequaamheyt gheven,Ga naar voetnoot1600
Om vryelijck de gunst te thoonen van 't ghemoet,
Zoo bid ick dat ghy my maar die genade doet,
Dat ghy mijn, o mijn vreucht! die weldaat laat ghenieten,Ga naar voetnoot1603
Want zonder dat mijn ziel het leven moet verdrieten.Ga naar voetnoot1604
aartsche diana
1605[regelnummer]
Wat onbeschaamtheyt, ach! zy kust hem aan de wang.
| |
[pagina 141]
| |
amoreusje
Alzoo mijn moer, raak wat, wel dat duurt vry wat lang.Ga naar voetnoot1606
Waar ick as ghy, Princes, ick zouwer niet uyt scheyen
In een maant vijf zes, en mijn stirredom tusschen beyen.Ga naar voetnoot1608
Hy loopt e wech, ten lijckt niet, wat Joseph is dat?Ga naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
Ick zout warachtich niet weygheren datse my eens badt.
zeege-heer
Ach mijn Margareete! ach mijn trouheyt is zoo groot!
Dat ick d'onkuysheyt haat ghelijck de felle doot.
aardighe
Hou reyne Ridder hoort!
zeege-heer
Waar toe ben ick ghekomen?
aartsche diana
Niet zonder oorsaack Heer, zoo hebdy afghenomen
1615[regelnummer]
De kroon van Brademant, want u oprechte trou
Is grooter als de lust van dese gheyle vrou.
Maar schaamteloose maaght, ick sweert, ick zal 't zoo maken,
Datmen u straffe na ghelegentheyt der zaken:
Want ick zal openbaar doen kundighen door't lant,Ga naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
De oneer schandelijck daar ick u op bevant.Ga naar voetnoot1620
Hy knielt en bidt voor Aardighe.
| |
[pagina 142]
| |
Zulcx datmen nimmermeer zal u aensien en houwen,
Als voor de vuylste Hoer van d'alderlichste vrouwen.
Ach edel Ridder rijst! ick sweert u op mijn eedt,
Ga naar margenoot+Dat ick mijn Nicht om u zal doen het minste leet.Ga naar voetnoot1624
Hy bedanckt en gaat.
amoureusje
1625[regelnummer]
Gaat heen ghy laffe guyl, gaat heen ghy bloote Jorden,Ga naar voetnoot1625
Zou ghy't wel weygheren, vryer, dattet jou ghevraacht worden?
Datset my verghden, ick zeghje dat, al ben ick van dat evel niet zieck,Ga naar voetnoot1627
Ick zou dat Casteel bestormen al had ick maar een halve pieck.Ga naar voetnoot1628
aartsche diana
Maar wilde woeste bles, wat hebdy derren peysen,Ga naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
Dat desen Ridder zou om uwe schoonheyt reysen
Wt ons groot machtich hof in u Vaders ghebiedt?
Ach arme sottinne! wel wat en denckt ghy niet?
Van waar is u 't ghedacht zoo over dwars gheresen?Ga naar voetnoot1633
Daar toe zoo hebben wy den helt te veel bewesenGa naar voetnoot1634
1635[regelnummer]
Dat hy u volghen zou, u hoop en heeft gheen schijn,Ga naar voetnoot1635
Doch zoo ghy't waant, ghy zult verr' van u gissing zijn:
Want al ist dat ghy hem schoon t' uwent zoeckt te throonen,Ga naar voetnoot1637
Om met een staat van eer zijn waardicheyt te loonen,
| |
[pagina 143]
| |
Zoo can ick in een dach hem doen wel zoo veel deughtGa naar voetnoot1639
1640[regelnummer]
Als ghy in duysent Jaar in't minste niet vermeught.
Ick hadde noyt ghedocht dat in een borst hoogh-aardichGa naar voetnoot1641
Kon zijn zoo onbeschaamt een stoutheyt, zoo lichtveerdich
Dat my grouwelt. O schant! een maaght, een ted're maaght,Ga naar voetnoot1643
Een man, O lelijckheyt! tot vuyle minnen vraaght.Ga naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
Hay! o! 't is te eereloos! ick achten u de vroomste
Jonckvrou. O 't is een smet in u hooghe afcoomste
Die ghy niet waardich zijt, en denckt niet dat ick lien
Van die baldadicheyt mach in mijn selschap zien.Ga naar voetnoot1648
Daarom verziet u stracx, en wilt te rugghe tyen,Ga naar voetnoot1649
1650[regelnummer]
Want ick sodanighe niet langer hier mach lyen.
Zo ghy zulcx had in t'zin, waarom bleefdy niet t'huys,
En blusten met u knechts u weeld'richeyt onkuys?
Of waardy meer belust de Keyserlijcke zalenGa naar voetnoot1653
Te verontreyn'ghen hier met u snoode schandalen?
1655[regelnummer]
Ghy hebt u zelfs helaas! toch al te cleyn gheacht,Ga naar voetnoot1655
En al te weynich oock het doorluchtich gheslacht
Van u maachschap en bloedt, daar ghy aan zijt verwant:
Noyt quam die grofheyt my eens vallen in't verstant,Ga naar voetnoot1658
Dat een Edele maaght, van Koninglijcken zadenGa naar voetnoot1659
1660[regelnummer]
Alzo beyv'ren zou haar eyghen schant en schaden.Ga naar voetnoot1660
O dit's te tuchteloos voor een Princes van staat!
't Waar quaadt ghenoech waart ghy een vodde vande straat,
Of een ghemeene vrou van onghebonden zinne.
Verziet u en vertreckt. Wel aan, ick ga na binnen.Ga naar voetnoot1664
| |
[pagina 144]
| |
aardighe
1665[regelnummer]
O Goden dat's een spijt! 't is wonder dat mijn hart
Niet uyt het lichaam barst zo pynicht mijn die smart.
Nu ick mach inden hof een weynich my vermaken,Ga naar voetnoot1667
Ga naar margenoot+Zoo 't mogelijck is dat ick aan lichtenis can raken.Ga naar voetnoot1668
amoureusje
Gaat heen Lijs-drijts, gaat heen, ghy hebje gat welle schraapt.Ga naar voetnoot1669
1670[regelnummer]
Nou ick mach oock gaan, ick heb hier langh ghenoech egaapt.Ga naar voetnoot1670
hereman
O wonderlijcke Goon! wat aartsch vernuft sal ramenGa naar voetnoot1671
U onbegryp'lijckheyt? de Hemelsche lichamen
Die zijn zoo sonderling van krachten en van aart,
Ghelijck de scheps'len zijn die ghy zoo seltsaam baart,Ga naar voetnoot1674
1675[regelnummer]
Datter van duysenden gheen twee zoo lijck ghelijcken,
Of daar sal hier of daar wat onghelijckheyts blijcken.Ga naar voetnoot1676
't Zy in ghedaant of form van lichaam, en van gheest,
Verscheelen al ghelijck meest alle menschen meest.
Want d'een is wilt en woest, en d'ander is ghelaten,Ga naar voetnoot1678
1680[regelnummer]
Even en alleleens zoo gatet met de StatenGa naar voetnoot1680
Des werelts, d'eene mensch die rijst van staat tot staat,
Daar d'ander inde dreck van arremoet vergaat.
Den een die leeft in vreught, vernoeght en wel te vreden,
Daar d'ander stadich sucht om zijn rampsalicheden;
| |
[pagina 145]
| |
1685[regelnummer]
Ghelijckerwijs als ick doe in mijn druck en pijn,
Maar alst u zoo ghelieft ist best lijdsaam te zijn,
En met gheduldicheyt u wille te verdraghen,
Tot dat u goetheydt zal mijn droefheyt eens wanhaghen,Ga naar voetnoot1688
En sachten eens mijn smart met een onsegg'lijck goedt,Ga naar voetnoot1689
1690[regelnummer]
Dat is dat ghy beweeght mijn Aardiges ghemoet,
Dat het toch buychsaam zy, en dat sy met melyen
Eens noosselijck aansiet mijn over droevich vryen,Ga naar voetnoot1692
Dat sy tot noch helaas! afwysich heeft versmaat.
Ach! Hereman, ziet op: Ziet waar zy ginder staat.Ga naar voetnoot1694
aardighe en Hereman
1695[regelnummer]
Hoe prangt mijn het verdriet, de spijt en het beschamenGa naar voetnoot1695
Van mijn vervloeckt versoeck: dees Moorders stooten t'samen
My vanden top des achtbaarheyts daar ick op stont
Noch stracx. Nu leydt mijn eer, ach! in een helschen gront,
Laas! in een ooghenblick begaan wy zo veel snevensGa naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
Als niet te beteren is met hondert duysent levens.
Ach! had ick wel bedacht het endt eer ick begon.
hereman
Wat sware nevel deckt het schijnsel van mijn Zon?
Wat wollick mach zoo drist wijt luftich hem verdwalen,Ga naar voetnoot1703
Dat hy belemmert, lief, de klaarheyt van u stralen?
1705[regelnummer]
Mijn jammert dat ick u, mijn silver schoone Maan,
Zoo dampich en bedompt van droefheyt moet zien staan.Ga naar voetnoot1706
Wat is de oorsaack doch? Hoe wendy zoo u stantjens?Ga naar voetnoot1707
Wat draaghdy Troosje, zeght, in u snee witte hangtjens?
| |
[pagina 146]
| |
Ga naar margenoot+
aardighe
Beleefden Edelman, het is de schildery
1710[regelnummer]
En het afbeeltsel van het ghene dat ick ly,
Want zoo de sachte zy zeer streng'lijck hout ghebonden
Dees bloempjens die'ck met lust heb inden hof ghevonden
Zoo houwt den bandt des mins behaag'lijck zoet in mijn
Verstrickt en dicht ghevoecht de smerten die daar zijn.
hereman
1715[regelnummer]
Maar dese bloempjens, lief, seer schielijck licht verdwynen,Ga naar voetnoot1715
En eeuwich duren, laas! d'oprechte Minnaars pynen.
aardighe
Dat's waar, sy dorren haast, maar d'aarde brenght vol gloorGa naar voetnoot1717
Zeer weeld'rich alle daagh daar varsche nieuwe voor.
Zoo ist oock in de min, komt een smertje te sterven,
1720[regelnummer]
De vruchtb're liefde doet u thien daar voor verwerven.
hereman
Maar die voorteeling daar ghy zo beknopt of roemt,Ga naar voetnoot1721
Die is niet inden bandt die ghy my hebt ghenoemt.
aardighe
Ghelijck als dese bandt dit bos hout by men kander,
Zoo kan zy anderen oock wel houden aan den ander,
1725[regelnummer]
Alzo hout oock den bandt der minnen streng en kort
De nieuwe droefheyt die door haar gheboren wordt.
| |
[pagina 147]
| |
hereman
Ach edele Princes! u lust van 't spoor te wijcken,
Want hoe kundy een bloem by yemants smart ghelijcken?
Daar alle bloempjens zijn behaghelijck en soet,
1730[regelnummer]
En alle quellen zijn onlusten voort ghemoet.Ga naar voetnoot1730
aardighe
De dingen, quaadt of goedt, die van beminde komen,
Die werden al voor zoet in 't zuycker opghenomenGa naar voetnoot1732
By ware lievertjes, die d'aldergrootste pijnGa naar voetnoot1733
Veel aanghenamer is als dese bloempjes zijn.
1735[regelnummer]
Mijn Maachden, zydy daar? gaat, wilt mijn bedde spreden,Ga naar voetnoot1735
Want ick ghevoele my seer qualijck in mijn leden.
Met oorelof mijn Heer, ick ben niet wel te pas.
hereman
Princes, het is mijn leet, ick wilden't beter was.
Sy gaat binnen, en komt daar na vveder uyt.
aardighe
Godlijcke rymery, die met den May der Jaren
1740[regelnummer]
Mijns jeughdelijcken tijdts zijt steelwijs wech ghevaren:
Laat nu mijn herrefst toe dat zy in vaarsen zinght
Het parsent herten-leet dat ziel en lijf bespringht;Ga naar voetnoot1742
| |
[pagina 148]
| |
Mijn nakent eynde komt met groote schreeden stappen,
Waar toe zo las ick oyt de Griecksche wetenschappen,
1745[regelnummer]
Ende gheleertheyt vanden kloecken Arabees?Ga naar voetnoot1745
Ga naar margenoot+En al de kunsten van de schrand're Chinees?
Om praatjes yl? O neen, maar om dat ick door lesenGa naar voetnoot1747
Heb mijns selfs nut, en een ander sticht'lijck mocht wesen.Ga naar voetnoot1748
O sapho! u ghedicht dat wispelt in mijn zin,Ga naar voetnoot1749
1750[regelnummer]
En 't juytert mijn de galm van desen inhout in.Ga naar voetnoot1750
O Maachden die met wond'ren zietGa naar voetnoot1751
Mijn verdriet,
Mijn woorden 't martelend'lyen,
Dat nu pynicht mijn ghemoet,
1755[regelnummer]
Is mijn zoet,
Door mijn ongheluckich vryen.
Ghelijck de wilde witte Zwaan
Doet verstaan
Hare doot met droevich zinghen,
1760[regelnummer]
Zoo queel ick nu oock uyt noot
Van mijn doot,
Door zijn dreutsche weygheringhen.Ga naar voetnoot1762
Het quaadt dat my steets knelt en knaaght,
En dus plaaght,
1765[regelnummer]
Is van zijn schoonheydt ghecomen,
| |
[pagina 149]
| |
Doch de quelling van mijn zinGa naar voetnoot1766
Heeft begin,
Wt mijn trouwicheydt ghenomen.
De lust tot zijn ghekroonde deught
1770[regelnummer]
Drong mijn jeught
Om zijn vroomheyt te beminnen,Ga naar voetnoot1771
Die mijn toch zoo wel beviel,
Maar zijn ziel,
Is te koel en kout van zinnen.
1775[regelnummer]
Wat ick hem treck, wat ick hem troon,
Tuych en toon,Ga naar voetnoot1776
Met ghezichten en met zuchten,
Hoe dat hem mijn hart bemindt,
't Is al windt,
1780[regelnummer]
Hy doet niet dan van my vluchten.
Ongeluckighe als ick ben,
Ick en ken
Hem niet volghen, noch begheven,Ga naar voetnoot1783
Dies moet ick met pynen wreet
1785[regelnummer]
En met leet,
Eynden laas! mijn druckich leven.
Wat can op aarden swaarder zijn,
Als met pijn
Het gheliefde lief te derven?
1790[regelnummer]
En dat is met strengicheytGa naar voetnoot1790
Mijn ontzeyt,
Daarom wensch ick om mijn sterven.
| |
[pagina 150]
| |
Want het leven is, dunckt mijn,
Maar een schijn,
1795[regelnummer]
En een staghe doot te achten,
Nu gaat heen mijn lusjens zot,
Ick wil Godt
En mijns levens eyndt verwachten.
Erbarmt u wreede doot, houwt op van 't ziel kastyen,
1800[regelnummer]
En endicht te ghelijck mijn leven en mijn lyen.
Ach!
hereman
Helaas? wat hoor ick? Ay ziet het schoon kouraalGa naar voetnoot1801
Wert deluw, en 't verlept, haar wanghen werden vaal:Ga naar voetnoot1802
Z'is doot; z'is niet, zy rept, hoe spalckt zy op haar ooghen?Ga naar voetnoot1803
aardighe
Neen, ick kan langher niet u tyranny ghedooghen,
1805[regelnummer]
Ick zal mijn smart met list een voordeel winnen af,
En brenghen voor mijn tijdt mijn lichaam in het graf.Ga naar voetnoot1806
Hereman grijpt naar 't mes, zy valt en sterft.
hereman
O Goon het is ghedaan! mijn lief is overleden,
Zy heeft haar loop volbracht, zy heeft haar strijt ghestreden.
| |
[pagina 151]
| |
Maar ick, helaas! blijf hier een weenaar van mijn vrouw',Ga naar voetnoot1809
1810[regelnummer]
En erfghenaam van hare nagelaten rouw':
Al ben ick niet van 't bloedt noch vande naaste bedden,Ga naar voetnoot1811
Maar 't sterf-huys is helaas onmoghelijck te redden!Ga naar voetnoot1812
Den inboel isser uyt: 't is leegh van 't beste goedt,
Het kisjen isser maar van 't zieltjen en't ghemoet.
1815[regelnummer]
Ha! wreede Hemel fel! ghy maackt door u beweghenGa naar voetnoot1815
De tochten vande mensch wel tot de min gheneghen.Ga naar voetnoot1816
Waarom maackt ghy niet zoo melylijck het gheluck,Ga naar voetnoot1817
Dat het met deerenis aanschout mijn droeve druck?
O licht van mijn ghezicht! o Ed'le gheest doorluchtich!
1820[regelnummer]
Waarom ontsweefdy my zo schielijck en zo vluchtich?
Wel aan, ick zal u stracx int hemelsche ghebou
Navolghen met de kracht en wiecken van mijn trou.
Heyloose ooghen, ach! wel zaligh zijn die dwalenGa naar voetnoot1823
In duysternissen dicht: gheluckich die de stralen
1825[regelnummer]
Der Sonnen niet en zien. Maar heylich ist gheslachtGa naar voetnoot1825
Dat hier ghezeghent is met een eeuwighe nacht:
Want zijnde steken blindt door d'akelighe dampen,
En zien zy nimmermeer de wereltlijcke rampen,
En de lichtvaardicheyt des spoets zo scheef als schuyn,Ga naar voetnoot1829
1830[regelnummer]
Dat zijn ghevallen smackt plots op des schepsels kruyn.Ga naar voetnoot1830
Ziet hier het beeldt, waar met natuure plach te brallen,
Ach! dat is door de nijt des avontuurs vervallenGa naar voetnoot1832
Ga naar margenoot+Van zijn hoochwaardicheyt, dies dult mijn hart een pijn
Die wel de Beule mocht van alle Beulen zijn:Ga naar voetnoot1834
| |
[pagina 152]
| |
1835[regelnummer]
Ja die de wreetheyt zelfs sou pynighen tot spart'len,
En als een hencker straf van lit tot lit toe mart'len,Ga naar voetnoot1836
Dies roep ick om de doot. Komt wenschelijcke doot,
En verlicht desen romp in u gheruste schoot.
Komt doot! o zoete doot! komt have der bedruckten,Ga naar voetnoot1839
1840[regelnummer]
En helle van de gheen die 't al na wensch gheluckten:
Doorstoot den ballich van den hoopeloosen helt,Ga naar voetnoot1841
Die troosteloos zijn heul in u ghenaden stelt:
Want daar en is gheen raat, dan dat ick met het ghevenGa naar voetnoot1843
Mijns ziels een eynde maack van my te leyde leven.Ga naar voetnoot1844
Hy doorsteeckt hem.
1. choor
1845[regelnummer]
De koets is al ghereet.
2. choor
Wat's dit? Ach! wapen! moort!Ga naar voetnoot1845
aartsche diana
Wel wat ghegalp is dat?Ga naar voetnoot1846
2. choor
Wie heeft oyt zulcx gehoort?
keyzer
Wel wat is hier te doen?
| |
[pagina 153]
| |
1. choor
Och wapen! moort! och wapen!
lethea
Maar wat gherucht is hier?Ga naar voetnoot1848
alderecht
Aardighe is ontslapen.
brandemant
Hoe nu? Wat ist? En waar?
zeege-heer
Zij zijn al overleen.
moersgoelick
1850[regelnummer]
Hoe drinckt dit vollick dus?Ga naar voetnoot1850
amoureusje
Waar wil de jonghen heen?
lethea
Och, de Princes is doot!
keyzer
Neen lief, s'is niet verscheyden.
| |
[pagina 154]
| |
1. choor
Daar is noch Azem in.
2. choor
Ofmen voor 't vyer haar leyden?Ga naar voetnoot1852
lethea
Staat-dochters brengt azijn.
moersgoelick
Ay melckt haar vingers wat.Ga naar voetnoot1853
amoureusje
Moersgoelick, steeckter iens een moye spelt int gat.
1. choor
1855[regelnummer]
Ontrijcht haer borstlijf wat.Ga naar voetnoot1855
2. choor
Ontdoet haar doch de schoenen.
amoureusje
De duyvel, zy is doot, gants bloet, komt dat van't soenen?
Ick soen mijn leven niet.
| |
[pagina 155]
| |
lethea
Gaat brengter inde zaal.
keyzer
Datmen van stonden aan de beste Doctoor haal,
Op dat wy na de kunst daar van eens hooren spreken.Ga naar voetnoot1859
aartsche diana
1860[regelnummer]
Den Eelman is mors doot.Ga naar voetnoot1860
keyzer
't Hart is hem afghesteken.
zeege-heer
Wat droever schouspel, laas!
1. choor
O wonderlijck bedrijf!
lethea
Mijn hart verdrinckt (helaas!) zoo ick hier langher blijf.
alderecht
Mijn ooghen die zijn zat van droefheyt en medooghen.
| |
[pagina 156]
| |
keyzer
Gaat, brenght den hovelinck oock datelijck uyt mijn ooghen,
1865[regelnummer]
Ick kan met mijn vernuft int minst besluyten niet,Ga naar voetnoot1865
Hoe dat dit misval is ghekomen en gheschiet.
Binnen.
zeege-heer
Daar leyt de edele maacht, laas! in haar bloedt versopen,Ga naar voetnoot1867
Ach! waarom deed ick haar zo op een bof wanhopen?Ga naar voetnoot1868
Ey had ick met bedroch van veynsen om ghegaan,
1870[regelnummer]
Tot dat zy wel bedaart haar zelven had beraan,
Zo waar sy tot den val, o jammer! niet ghekomen.
Nu heeft zy haar uyt spyt het leven zelfs ghenomen.
Mijn onbescheydenheyt en boersheyt grof en groot,Ga naar voetnoot1873
Die zijn de oorsaack, ach! van haar onrype doot.
1875[regelnummer]
O vrouwelijck gheslacht! vervreemt van alle reden,
Hoe vast zydy ghelijmt aan uwe zinlijckheden!
Ga naar margenoot+Steets gheefdy volle macht u lusten quaadt en goedt,
Tot dat zy eyndeling vermeest'ren u ghemoet;
Insonderheyt als ghy u selven laat verwinnen
1880[regelnummer]
Van u begheerlijckheen en 't al te dertel minnen:
Want dan kan schaamt noch eer, noch quelling noch verdriet,
Noch vreught, noch vrees, noch doot u zotheyt doen te niet.
oenone, salmacis, en hyperminestra;
1885[regelnummer]
thisbe, dido, hero, wiens gheyle minlijckheytGa naar voetnoot1885
Veel eerelijcker is ghesweghen dan gheseyt.
O hooghe Hemel-Heer! die 't alles zijt in allen,
| |
[pagina 157]
| |
Na dien 't u heeft behaaght dat ick heb moeten vallen
In die ellendicheyt van dit rampsalich stuck,
1890[regelnummer]
Behoet my voortaan doch voor swaarder ongheluck:
Dewijl't u heeft ghelieft het beeldt van my te scheyden,
Waar in mijn zinlijckheyt zoo speelwijs haar vermeyden,
Als ick het aanschijn zach dat wel mijn lief gheleeck,
Dat my zoo vierich en zoo neerstich weer an keeck,
1895[regelnummer]
Met ooghen die onkuys en al te vonckent waren.
Ick ziet nu, o mijn Godt! dat ghy om mijn welvaren
Dit quaat hebt toe gestuurt. Bedwinckt doch mijn genegentheyt,
Op dat ick my, o Heer! in zulck een gheleghentheydt
My wyder niet verloop.
Binnen.
Amoureusje, Doctor Gratianus, een oudt wijf Moersgoelick, en Modde van GompenGa naar voetnoot*
amoureusje
1900[regelnummer]
Want ghy verstatet jou Dominus Doctoor Gratianus.
gratianus
Echo habio Elperiencia van al watter te verstaan is.Ga naar voetnoot1901
Soli Deo Gloria, homo bulle. De mensch is niemendal,Ga naar voetnoot1902
Niet mier als een wijnt, of als een lichte bel, of als een ouwe bal.
Echo sumas practicam, hoc est fabricando fabricfimes,Ga naar voetnoot1904
| |
[pagina 158]
| |
1905[regelnummer]
Non omnia posuminus omnes. Elck heeft zijn gebreck. Nignit omnes,
Vixtus Victrus Tryomphat. Eer voor goet, de deucht wintet al,
Sic est vero Proverbiorum mendax, amor vincit omnia.Ga naar voetnoot1907
amoureusje
De Doctor is mal.
Dan dat gebreck hebbese allegaar, maar als zy wat latijns spreken,
Zoo schynen't gheleerde mannen voor de slechte Leken.Ga naar voetnoot1909
1910[regelnummer]
Dese vent die preutelt hier een goet dat hy van buytene kan,Ga naar voetnoot1910
En om zijn statich backus zoo houwense hem voor een wijs man:
Maar ziet eens te deghen an het beleyt van zijn zaken,
Zoo zout de grootste geck niet argher kunnen maken.
gratianus
Echo sum illustrum clarissimo grandissimo, reverendissimo dator.
amoureusje
1915[regelnummer]
Wil ickje wat zegghen, domine, ghy bindt alzoo mal as kackedor,Ga naar voetnoot1915
Die gheringe luy belooft tot groote staat te doen raken,
Daar hy zelfs zijn zelfs van groot tot kleyn gaat maken:
Ga naar margenoot+Nochtans zoo gheeft hy trots de alderrijckste mens,
En den armen Kramer het in zijn mars niet een lens.Ga naar voetnoot1919
gratianus
1920[regelnummer]
Me est Autoritatem honoram Devine medicinam,
Bona contra partem ad Malum dyabelis ho vinninam,Ga naar voetnoot1921
Hoc est patient. Wat schorter? Wat let hem? Wie isser zieck?
| |
[pagina 159]
| |
amoureusje
Elementschen Domine, de Princes hettet zo geweldich in haar kriec,Ga naar voetnoot1923
Dattet niet te seggen is, wy weten niet of sy levent of doot is,
1925[regelnummer]
Ick weet niet watter schort, offet heur moer offet heur malloot is.Ga naar voetnoot1925
En daer leyt een edelman by die dwars deur en weer deur gesteken is:
En hy het een gat as nabben naars dat niet te spreken is,Ga naar voetnoot1927
Het heele hofghezin is zo bedroeft, want sy weten niet waarom.
doctoor
Komt leytmen, fijn man, zoo neem ick in specibe kularum.Ga naar voetnoot1929
modde van gompen en Moersgoelijck
1930[regelnummer]
Een Doctoor is een geck int stuck vande Miestery,Ga naar voetnoot1930
Malle dinghen, 't is zotticheyt, haalter dat goore goedt niet by.Ga naar voetnoot1931
Ick en mijns ghelijck die weten op een hayr hoe een vrou te moet is,
Waarter deert, watter let en wat heur quaadt of goedt isGa naar voetnoot1933
Veur heur borsten, voor haar buyck, voor haar navel, of voor haer knien,
1935[regelnummer]
Want ick kan dat goet, al had icket van stickje tot beetjen e sien.Ga naar voetnoot1935
Ick genees pest, brant, scheursels, en al wat ons mach letten.
Barbiers, schijt Barbiers, zy hebben geen saves van een klisteri te setten:Ga naar voetnoot1937
Wy weten waert hoort, 'tschict wel helfte beter voor een wijf,
Dan dat daar een man zal gaan over een vrouw mensch en lijf.
| |
[pagina 160]
| |
moersgoelick
1940[regelnummer]
Neen kijnts, dat gat en booren sy niet, de vrouwe luy gane zeker,Ga naar voetnoot1940
Ick zou dat niet velen mogen van een snotveger, of van een Apteker,Ga naar voetnoot1941
Die als Cornelis Tamesz. van gisp wat hart hangt zijn of geduymt.Ga naar voetnoot1942
modde
De vroutjes zijn swacke vaatjes, en die zijn lichtelijck versuymt,Ga naar voetnoot1943
Ick wilder mal om worden dat de luy dus kliecken met de Doctoren,Ga naar voetnoot1944
1945[regelnummer]
Daarse wel zien datser gesontheyt en gelt verquisten en versmoren:Ga naar voetnoot1945
As een mensch een reys een veest averechts voor de naars weyt,Ga naar voetnoot1946
Roept al de Doctoren van 't lant daar eens over om bescheyt,
Ick weet dat het antwoort van elck besonder van reen is,Ga naar voetnoot1948
D'een houtet met Paracelsis, die met die, en die met Galeenis:
1950[regelnummer]
Ghenomen of de beste van alle jou pols voelt of sy jaacht of slaat,Ga naar voetnoot1950
Zo ist noch lock raack boter inde as, of hy raat of niet en raat,Ga naar voetnoot1951
Het zijn maer raatseltjes die zy de luy an-smeeren,
En daar op gaan zy uyt een goet hart op de wilde bof ordonneeren:Ga naar voetnoot1953
Locktet wel zoo is het wel, locktet qualijck 't is ghedaan;Ga naar voetnoot1954
1955[regelnummer]
Die mensche moorders doen zoo zijt willen en verstaan.
moersgoelick
Ay misteris! ghy mocht wel wat voortgaan met jou klompen.Ga naar voetnoot1956
Hoe is jou naam met oorlof?
| |
[pagina 161]
| |
modde
Mijn naam is modde van gompen.Ga naar voetnoot1957
moersgoelick
Modde van gompen? dat krayden noyt Haan op een preeck-stoel!
Ic lach dat ic barst, och modde! mijn dunckt dat ick zulcken steec voel
1960[regelnummer]
In mijn rechter zy: O mijn buyck!
modde
Dat's niemendallen kijnt,
Komt moer, 't zal wel vergaan, 't is maar een misselijcke wijnt,Ga naar voetnoot1961
Ga naar margenoot+En zo 't langher duurt, ick zelder jou sulcken raat veur gheven,
Datje dierghelijcke niet ghehadt hebt van al jou hiele leven.
moersgoelick
Ick wort zo qualijck.
modde
Eeter dat veur, dat helpt, dat weet ick.
1965[regelnummer]
Hoe hiet ghy, susje?
moersgoelick
Maar ick hiet Moersgoelick.Ga naar voetnoot1965
modde
Moersgoelick, dat's wel, dat en is gheen doove gheseyt.
| |
[pagina 162]
| |
moersgoelick
Komt en bezichticht de Princes die van haar zelven leyt.
Kon ghy de oorsaack van haar misval bewysen,Ga naar voetnoot1968
Zoo zalmen u versochtheyt betalen en prysen.Ga naar voetnoot1969
de keyzer, Lethea, Aartsche, Zeege-Heer, met al de stoet
1970[regelnummer]
Hay mijn! wat leyder maar! En 't is wel te ghelooven,Ga naar voetnoot1970
Dat haar de Prince heeft de maachdom willen rooven
Met kracht en met ghewelt, want ick acht voor ghewis,
Dat door de schending haar hart-aar gheborsten is
Van spijt, om de moetwil van zijn schoffiering schand'lijck,
1975[regelnummer]
Dat by haar kleyne kracht gheweest is onweerstand'lijck:Ga naar voetnoot1975
Dan of ghy door u doot, verraar, my hebt verrast,Ga naar voetnoot1976
Zoo zult ghy niet ontgaan de straffe die u past.
Datmen de schender stracx doet op de marrickt dragen,Ga naar voetnoot1978
Ten verwyt'lijcke hoon van alle zijn na-maghen,
1980[regelnummer]
Ten love van mijn rijck, ter eeren van het recht,
Zijn romp int openbaar voor al de werelt lecht.
Medooghelijcke doot! Princesse van Armeenen,Ga naar voetnoot1982
Ghy doet mijn droeve ziel bloedighe tranen weenen!
lethea
Ach! mijn benaude hart van droefheyt klemt en sluyt!Ga naar voetnoot1984
1985[regelnummer]
Mijn enghe borst, die laat nauwelijcx een suchtjen uyt.
| |
[pagina 163]
| |
keyzer
Belemmert is 't ghemoet door 't ongheval en laster.Ga naar voetnoot1986
Datmen van stonden aan een Tombe van Albaster
In ronde forme maack. Ick wil oock dat ghy 't bout
Van schoonen Marmersteen, en 't verwullift ciert met gout;
1990[regelnummer]
De pylaars stelt op een, en neemtse zoo vol slaghen,Ga naar voetnoot1990
Dat zy het boven werck volkomen kunnen draghen.
Het maacxsel zy van stal uytmuntend' na den stantGa naar voetnoot1992
Des eersten Konincx van het machtich Griecken-landt.
Met kostelijcke reuck van balzem doet versterven
1995[regelnummer]
De dampen en de domp die licht'lijk mocht verdervenGa naar voetnoot1995
't Verweende lieve ingheweydeloose lijck,Ga naar voetnoot1996
De schoonste Phenix van mijn Keyserlijcke rijck,
't Zal in een loode kist wel best verseeckert blyven;
Nu mach ick voort den dach en d'uytvaert laten schryven.Ga naar voetnoot1999
Binnen.
zeege-heer
2000[regelnummer]
Ach rampsalighe Prins! ghy komter slecht met toe.
aartsche diana
De oorzaack van haar doot is wat anders, 'k vermoe
Dat zy door groote spijt ter zielen is ghevaren,
De zaack en voeght my niet aan yemant te verklaren.
Ga naar margenoot+Nu moet ick als de lien bedruckt en droevich zijn,
2005[regelnummer]
En ist niet inder daat, 't is uytwendich in schijn.
Binnen alt'samen.
|
|