Stommen ridder
(1973)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
Het derde bedrijf. 't Eerste vvtkomenGa naar voetnoot-
De Soudaan met zijn voornaamste Heeren
970[regelnummer]
Van al mijn zalicheen daar ick in ben gheset,Ga naar voetnoot970
Danck ick de hooge Goon, en haar knecht Machumet,Ga naar voetnoot971
Ga naar margenoot+Wiens dienaar dat ick ben. Hoe wel dat ick Turckye
En 't meerendeel des werelts heb onder mijn voogdye,
Zoo leef ick nochtans zoo Godvreesend' en ghedwee,Ga naar voetnoot974
975[regelnummer]
Dat ick mijn Keyzerrijck bezit in rust en vree.
Het oorloogh, dat wel eer mijn staet in twijffel stelden,Ga naar voetnoot976
Dat heb ick wt ghejaaght, want ick en wil mijn velden.
En ackers, groot en groen, niet meer om hooghe moetGa naar voetnoot978
Vet mesten met de bry van menschen vlees en bloedt.
980[regelnummer]
Het daghelijcx kermen van mijn eyghen onderdanen,
Het jammerlijck ghekrijt, de ziel-snyende tranen
Der weeuwen manneloos, en zuygelinghen naackt,
Dat heeft mijn menichmaal een wont in't hart ghemaackt,
Daar ben ick nu of vry, en zal't my eeuwich houwen,Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Indien men op den stant des rijcx yet mach vertrouwen;
't Gheluck is allerley, dies ick het niet en varch.Ga naar voetnoot986
| |
[pagina 112]
| |
Een moorsche ridder, met tvvee Schilt-knapen
Alder-vermaarste en Groot-machtichste Monarch,Ga naar voetnoot987
Den Koning van China, en Dwingelant der Mooren,
Vader van Brandement, mijn Heere wel ghebooren,
990[regelnummer]
Wt wiens naam dat ick nu met alle ned'richeyt,
De handen kusse van u hooge Majesteyt,
Die inde ouderdom van tweentachtich Jaren
Zich zelven vant onnut om langher te bewarenGa naar voetnoot993
De zetel en de staf des Konincklijck ghewout,Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
En heeft het rijck mijn Heer zijn zone toe vertrout,
Die Goddelijck van aart alle benaude troosten,Ga naar voetnoot996
En daar toe zo vermaart door wapens, dat int Oosten
Gheen Koning noch gheen Vorst, hoe groot hy was, of hy
En wenschten hem gheluck in zijne heerschappy.
1000[regelnummer]
Na deze groetenis zoo quamen daar ghesantenGa naar voetnoot1000
Met treffelijcken staat, al rijcx en bloedtverwanten,Ga naar voetnoot1001
Van wijdt en zijdt den Moor, zo blanck, zo gheel als swart,Ga naar voetnoot1002
Arabers, Ethophier, de Pars, de Part, de Tar
En ontallijck veel meer, die hem gheschencken brochten,
1005[regelnummer]
En neffens dien mijn Heer ten houwelijck verzochten
Voor hare dochters jong, het welck den ouden Helt,
Om zijne jonckheyt heeft beleefd'lijck uytghestelt.Ga naar voetnoot1007
Waarom de jonghe en weelighe KoninginneGa naar voetnoot1008
Van Tharsen, die ghelijck een blinckende Goddinne
1010[regelnummer]
Wtstack in schoonheyt schoon, want men en vant aldaarGa naar voetnoot1010
| |
[pagina 113]
| |
Geen orgentaalsche vrou die yet gheleeck by haar.
Dees heeft bedacht een vont, en heeft mijn Heer ghezondenGa naar voetnoot1012
Vereeringhe zoo rijck alsmen niet schatten konde,
En deed' hem neffens dien voort bidden dat mijn Heer,
1015[regelnummer]
Haar te verzoecken eens zouw' willen doen die eer.Ga naar voetnoot1015
Ga naar margenoot+Het welck uyt heusheyt hy niet af en dorste weeren,
Maar volghde korts daar op, daar hy met aller eerenGa naar voetnoot1017
Ghedient wiert en onthaalt. Want ziet, mijn Heer gheviel
Zoo uyttermaten wel de vrouwelijcke ziel,
1020[regelnummer]
Dat zy in plaatse van te weygheren afkeerlijck,
De jonghe Prince zelfs verzocht tot min oneerlijck.Ga naar voetnoot1021
Dit verzoeck, haar schoonheyt, en zijne heete jeucht,
Die wrochten in mijn Heer ghelijck ghy dencken meucht,Ga naar voetnoot1023
In voeghen dat hy haar goetwillich zacht liet rustenGa naar voetnoot1024
1025[regelnummer]
Onder zijn schaduw, tot verkoeling van haar lusten.
Dewijl dat dit gheschach en repten zy gantsch nietGa naar voetnoot1026
Van houw'lijcksche voorwaard, van trouw' of anders yet,Ga naar voetnoot1027
Want ziet, zy docht den Prins waar vast ghenoech beslaghenGa naar voetnoot1028
In minnen ghelijck sy, maar 't beurden na thien daghen,
1030[regelnummer]
Dat hy om oorlof haar met droeve woorden badt,
Zegghende: dat hy t'huys yets te verrichten hadt
Daar groot verlang aan was; zy dorst hem niet ophouwen,Ga naar voetnoot1032
Midts hy haar loofden, op zijn wederkomst te trouwen.Ga naar voetnoot1033
Maar wat? zoo haast als hy by zijn Heer vader quam,
1035[regelnummer]
De Griecksche Zeraphin hy stracx ten wyve nam.
De Tarsche Koningin heeft dit wel haast vernomen,
| |
[pagina 114]
| |
En deed ghestoort voor haar een seer out Ridder komen,Ga naar voetnoot1037
Die hem de swarte kunst zoo meesterlijck verstont,Ga naar voetnoot1038
Zulcx datmen zijns ghelijck op aarden niet en vont.
1040[regelnummer]
Dees looft zy hooghen staat, indien hy met zijn treeckenGa naar voetnoot1040
Haar onghelijck en spijt ten wille wist te wreecken.Ga naar voetnoot1041
Den Toveraar die eyscht hier toe haars Vaders kroon,
Die hy besweert, en vloeckt afgrijsselijcke doon:Ga naar voetnoot1043
De schimmen akelick, de geesten en de zielen,Ga naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
De duyvels die verschrickt voor zijn karacters vielen.Ga naar voetnoot1045
Wt had hy: en hy gaf de kroon haar wederom.Ga naar voetnoot1046
Schenckt (zeyt hy) dit, Princes, den nieuwen Bruydegom,
En doet hem bidden dat om uwent wil te draghen
Op zijne Bruylofts-feest de alder-eerste daghen:
1050[regelnummer]
Het welck hy niet en zal weygeren noch afslaan,
Waar uyt hem zal terstont een zulcken smart ontstaan,
Die alzoo groot zal zijn, dat d'aldergrootste pynen
Des werelts hem al licht en lyd'lijck zullen schynen,Ga naar voetnoot1053
En dese smart en zal van hem niet zijn vervreemt,Ga naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
Ten sy de kroon van hem de troutste minnaar neemt.Ga naar voetnoot1055
Hy had volseyt, voldaan, doen werdt aan hem ghegeven,Ga naar voetnoot1056
Daar hy zijn daghen mocht wel rijckelijck op leven.Ga naar voetnoot1057
De spytighe Princes, met lieflijck smeken, zantGa naar voetnoot1058
De so beswooren kroon den blyde Bradamant,
| |
[pagina 115]
| |
1060[regelnummer]
Dies' op zijn jeuchdich hooft stracx reuckeloos ging setten,Ga naar voetnoot1060
De reden kon hem niet zijn ongheval beletten.
Ga naar margenoot+In eenen ooghenblick zo borst daar uyt een vlam,
Hy kreet, hy riep om hulp, maar laci! wie daar quamGa naar voetnoot1063
Het was al vruchteloos, ten mocht de Prins niet baten,
1065[regelnummer]
Zy moesten met verdriet en onghetroost hem laten,
Want wie hem onderstont behulpelijck te zijn,Ga naar voetnoot1066
Die deed' niet dan dat hy verdubbelde zijn pijn.
D'ondraghelijcke kroon deed' Brandemant den brander
Gantsch leven in het vyer, ghelijck als de Salmander.Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
't Ghemeene volck treurde met onghemeene druck,
En droech met harten rouw' haars Princen ongheluck.Ga naar voetnoot1071
De Raat die schickten heen twee treffelijcke Heeren,
Die heel ootmoedich heyl voor haren Prins begeeren:
Zy bidden de Princes, zy hebbe doch ghedult,
1075[regelnummer]
Vermidts dat Brandemant bekennende zijn schult,
Dat hy zijn Princ'lijck woort niet wel en heeft gehouwen,
Nu waarlijck is ghezint haar tot een vrouw' te trouwen.
Daar op zeyt de Princes, en gaf haar dit bescheyt:Ga naar voetnoot1078
Ghy Heeren, als ick denck op zijn ontrouwicheyt,
1080[regelnummer]
En hy op het verdriet dat hy deur my moet lyen,
Hoe zoude zulcken echt toch kunnen wel ghedyen?
Wat zou daar anders uyt ontstaan als alle quaadt?
En weet dat ick de Prins nu tot der doot toe haat.
Ziet daarom is voor hem gheen beterschap te hopen,
1085[regelnummer]
Ten zy door asia, africa, en europen
Hy heene treckt, en zoeckt zoo langhe tot by vindt,
De troutste minnaar die ghetroutst op aarden mint,
Die hem de kroon van't hooft zal nemen met zijn handen:
En hier mee maackt u voort uyt mijn ghebiedt en Landen,Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Want die onwaardicheyt die u Prins heeft begaan
| |
[pagina 116]
| |
Is zoo groot, dat daarom zijn volck te haten staan.Ga naar voetnoot1091
Dus heeft mijn Heere, Heer, de wereldt gaan bekijcken,
En alles schier bezocht, tot zelfs de Koninckrijcken
Van uwe Majesteyt, hoe wel hy nieuwers vant
1095[regelnummer]
Verlichting voor zijn wreet en noyt ghehoorde brandt,
Om welcke oorzaack, Alder-Grootmachtichste Heere,
Ick uyt mijns Princen naam nu vry geley begeere.
Gunt hem verzeeckering in u hof, 't welck is vermaart,Ga naar voetnoot1098
Dat daar de stapel is des Ridderschaps vergaart,Ga naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
Op dat hy zijn gheluck aan haar lie mach beproeven.
keyzer
Ick geve hem mijn woordt: dat hy komt zonder toeven,Ga naar voetnoot1101
Datmen na zijn waardy hem stracx een plaatse maack,
Ick ben belust te zien zoo wonderlijcken zaack.
Den moorschen brandemant met zijn brandende Kroone.
Aartsche Dianaas vryer, Aardighes vryer, en Zeege-Heer
Wat dat een sterflijck mensch in vleys en bloedt kan lyenGa naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
Ziet ghy, O mensch, in mijne droeve schilderyen.Ga naar voetnoot1105
Ach! ick ellendighe, ick draach voor man en vrou
't Brant-teken op mijn hooft van mijn verlaten trou.Ga naar voetnoot1107
Een spieghel voor de gheen die met verswooren edenGa naar voetnoot1108
Op Hel noch Hemel past, en met zijn valsche redenGa naar voetnoot1109
1110[regelnummer]
Het vrouwelijck ghemoet beweeghelijck verdoort,Ga naar voetnoot1110
| |
[pagina 117]
| |
En tot zijn zotte lust onkuyschelijck bekoort,
En zijnde wars of beu des byslaaps zoeticheden,
Zo scheurt hy vaak de trouw die hy voor Gode dede.Ga naar voetnoot1113
Ach menschen! die met my echt-breucken daghelijcx schaft,Ga naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Laat af in tijdts eer u den rechten Rechter straft.
Heylige Majesteyt, den Hemel wil u zeeg'nen,
En laat voorspoedelijck op u zijn gunste reeg'nen.
Ziet met medoghentheyt, de alderdroefste man,
Die inde werelt laas! gheen hullip vinden kan.
1120[regelnummer]
'k Heb Oost en West verzocht, in't Noorden en het zuyden,Ga naar voetnoot1120
En ick en vind helaas! niet dan ontrouwe luyden.
De luyt-ruchtighe faam die zeyt dat in u hofGa naar voetnoot1122
De schepsels zijn oprecht, en van bequamer stof.
Dus bid ick dat ghy wilt de beste Edellieden,
1125[regelnummer]
En Minnaars tot een proef uytroepen en ghebieden.Ga naar voetnoot1125
keyzer
Liefhebbers wie ghy zijt, die hartelijck bemindt
Wt suyverheyt des ziels, en niet uyt gaylheyt blindt,
Die 't lodderlijcke vleys, hoe teder, kunt verachten,Ga naar voetnoot1128
En niet dan schoonheyt zoeckt van heldere ghedachten,
1130[regelnummer]
Die gheroost en ghelucht zijn op des Hemels niest,Ga naar voetnoot1130
Ghy die zoo heylichlijck wt reyne liefd' verkiest,
Ghy die om lief noch leet de jonst van u vriendinne,
Noyt valschlijck hebt ghevalscht met yemants anders minne,
Komt hier, en aan de kroon u deeg'lijckheyt beproeft,
1135[regelnummer]
En helpt de Prince die met reden is bedroeft.
| |
[pagina 118]
| |
alderecht, Aardighes Broeder
Ach schoone Zonne! die met u mangneete stralen,Ga naar voetnoot1136
Mijn ziele kunt de ziel van al zijn kracht onthalen.Ga naar voetnoot1137
Ghy zijt het waartste lief, mijn uytverkoren beeldt,
Die in mijn zinnen zijt op 't hoochste ghetaf'reelt,Ga naar voetnoot1139
1140[regelnummer]
Voor wien mijn harte buyght, en offert met zijn tranen,
Eenvoudighe Godsdienst voor u aartsche diana.Ga naar voetnoot1141
Brandende Brademant, mijn Heere, van die tijdt
Dat ick de Keyzerin mijns ziels eerst heb ghevrijt,
Ga naar margenoot+En heb ick my tot noch in gheenerwijs vergheten,
1145[regelnummer]
In minne buyten haar, in't minste by mijn weten,
Op mijn oprechticheyt tast ick de kroone aan.Ga naar voetnoot1146
brandemant
Heer Ridder, ey laat af, laat af, en laat toch staan!
Want by aldien dat ick door ontrouw' kan ghenesen,Ga naar voetnoot1148
Zoo soudy (ick ghelooft) mijn helper konnen wesen.
1150[regelnummer]
Ach! door ghewelt en kracht en brengdy niet tot nietGa naar voetnoot1150
Mijn lyden, noch de vlam die ghy nu flonck'ren ziet!
Ick ben te troosten, maar met onbevleckte trouweGa naar voetnoot1152
En met ghediensticheyt en naarstich steets aanhouwe,
Met vriendelijcke jonst, met woorden zuycker zoet,
1155[regelnummer]
Met ghelegentheyt des tijdts, die men waarnemen moet,
Ende ander dinghen meer die inde reyne minne
Die eyghenschappen zijn om lieff'lijck te verwinnen.
| |
[pagina 119]
| |
amoureusje
Laat legghen dat haghje, ay lieve lanst gaat deur,Ga naar voetnoot1158
Ghy hebt buyten de pot ghepist, dat ziemen wel mijn breur.
1160[regelnummer]
Komt weer kacken op den haart, ay ziet hem eens gaan druylen,Ga naar voetnoot1160
Hy weet niet in wat gat hy best hem zal verschuylen.
hereman
Goddin die u ghesicht zoo Godlijck open doet,
Dat het een Sonne-schijn verstreckt in mijn ghemoet:
Ick sweer u by het licht, ick sweer u by de stralen
1165[regelnummer]
Des overgulden Zons, dat ick de vaste palen
Des juyste zuyverheyts te buyten noyt en ging,
t'Zint ick door s'Hemels gunst de kennisse ontfing
Van u volmaackte deucht, die niet is om verfrissen,Ga naar voetnoot1168
Nadien ick noyt en heb ontheylicht mijn ghewissen
1170[regelnummer]
Met dorperheyt onkuys, na dien ick onbesmetGa naar voetnoot1170
En onbezondicht ben aan yemants Bruylofts-bedt,Ga naar voetnoot1171
Nadien dan dat ick noyt bedreef onminne gurich,Ga naar voetnoot1172
Heb ick mijn lief gelieft met liefden eeuwich durich:
Zoo koom ick Bradamant, zoo koom ick Prince hier
1175[regelnummer]
Beproeven myne trouw aan dit betoovert vyer.
brandemant
Ach Edel Heer! staat stil, staat stil, en hout u handen,Ga naar voetnoot1176
Want hoe ghy meerder woelt, hoe dat ghy meer doet branden
| |
[pagina 120]
| |
Mijn vyerich hooft, helaas! hoe dat ghy styver treckt,Ga naar voetnoot1178
Hoe dat ghy my meer pijns, en lasters u verweckt.Ga naar voetnoot1179
1180[regelnummer]
Ach! Ridder, 't is om niet! wat mooghdy u vermeten?
amoureusje
Hy kackt de kooten uyt, hy schijt, hy het lever e geten,Ga naar voetnoot1181
Hoe dick is hy om zijn kop, 't is best gaat deur als een man,Ga naar voetnoot1182
Datser goet veur, komt Melis malmongt wilt ghyder an?Ga naar voetnoot1183
Of ghy ouwe testements aansicht? Of ghy Klaasje Kroonen?Ga naar voetnoot1184
1185[regelnummer]
Of ghy Pietje Babbelbeck? Hoor hier ghy haperde boonen,Ga naar voetnoot1185
Die u trouwicheyt by al de wereldt schier uytghestamert hebt,Ga naar voetnoot1186
Om dat ghy Lijsje met een oor de Stijfster ghekamert hebt.Ga naar voetnoot1187
Komt hier ghy wyven en ghy weeuwen die garen broeckt,Ga naar voetnoot1188
Komt hier, daar aan de kroon u eerbaarheyt versoeckt:Ga naar voetnoot1189
1190[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ghy weet wel wie ick mien, al swijghje nou stil,
Houtet mijn ten besten dat ick niemandt noemen wil.
Komt hier ghy vrijsters, ghy giet-looghens die u verstant tot bedroch met ghekrabbel scherpt,Ga naar voetnoot1192
Dat ghy u beloften en eden acht als u snottebellen die ghy te grabbel werpt.
De werelt is vol valscheyt, daar is gheen trou by oudt of jong,
1195[regelnummer]
Ick gheloof gheen menschen of zy hebben hayr op haar tong.Ga naar voetnoot1195
| |
[pagina 121]
| |
brandemant
Ach! goedertierentheyt des Hemels, kundy dooghen
Noch langher myne smart met onbeweeghde ooghen?Ga naar voetnoot1197
Is al de werelt nu dus onghetrouw en vals?
Ach! schuyfdy mijn de straf alleen dan op de hals?
1200[regelnummer]
Is dat rechtvaardicheyt? 'k En heb gheen mensch ghevonden,
Of hy is schuldich oock aan mijn ghemeene zonden:Ga naar voetnoot1201
Doch ist dat u de wraack aan mijn te doen behaaght,
Zoo ist u best (mijn ziel) dat ghy't verduldich draaght,
En toont u inde noot, ist moog'lijck, noch blyelijck.
1205[regelnummer]
Vertrout de goe Jupijn, hy zal u eer lang lyelijckGa naar voetnoot1205
Aanschouwen, en beroert van zijn ghenadicheenGa naar voetnoot1206
Afnemen 't swaare jock, by u verdient gheleen.
zeege-heer
Ach Prince Brademant! het moyt my uyter maten,Ga naar voetnoot1208
Dat ick u blakerende onghetroost moet laten.
1210[regelnummer]
Al-weter, Hemel-voocht, die 't alles ziet en weet,
Ghy weet dat ik te kort de kuyschheyt noyt en deet.
Ghy weet, hoe dat ick my in alles heb onthouwe,
Laat blijcken deur de kroon de schoonheyt van mijn trouwe.Ga naar voetnoot1213
amoureusje
Los is de pannekoeck, wel dat is seer goet,
1215[regelnummer]
Wat feckzeert my die vreemdelinck zoo op staande voet,Ga naar voetnoot1215
| |
[pagina 122]
| |
Wat ficksen duyvel is dat, hy weetze te belezen,Ga naar voetnoot1216
Meester Jan smeerten borst en zou zoo knap niet ghenezen.Ga naar voetnoot1217
bradamant
Ach! alderedelste Ridder, ghebenedijt
Zoo zy de ure daar ghy in gheboren zijt!
1220[regelnummer]
Mijn Heer, verzeeckert u dat ghy nu mooght ghebieden
Mijn zelf, mijn schat, mijn rijck, mijn landen en mijn lieden,
In zulcker voeghen Heer, en Minnaar hoogh van aart,
Als of ghy wettelijck daar eyghen Vorst of waart,Ga naar voetnoot1223
Want zonder u en waar mijne pyne niet te slancken.Ga naar voetnoot1224
Palmerijn neemt hem op, en doet hem zitten, staan, en biedt stommelling de Kroon de Keyzer.
keyzer
1225[regelnummer]
Heer Ridder, vande gift wy u van harten dancken,
Ick sweert op s'Princen woort, ick zal de goude kroon
By mijn juwelen en dierbaarheen legghen schoon,
Doen stellen tot een pronck, voornam'lijck om de waarden
Des troutste Minnaars van den ommeloop der aarden,Ga naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
Wiens heusheyt in mijn hof zoo Godlijck heeft verkeert,Ga naar voetnoot1230
Ga naar margenoot+Dat hy 't onsterflijck ghemaackt heeft en gheeertGa naar voetnoot1231
Door zijne waardicheyt, het welck ick wil ghedencken,
Dies wy u dese Stadt met zijn behooren schencken.Ga naar voetnoot1233
Op morghen zullen wy u stellen int bezit,
1235[regelnummer]
En ernstachtich ick den God des Hemels bidt,
| |
[pagina 123]
| |
Dat hem ghelieve u te zeeg'nen en bespraken;Ga naar voetnoot1236
Ick sweert u by zijn naam u alzoo groot te maken
Als d'alderhoochste Heer van mijn gheheele rijck
Hy bedanckt hem stommeling, en vveyghert.
brandemant
Grootmoedich Edelman, het waar onbillichlijck,
1240[regelnummer]
Dat ick de hooghe deucht die ghy aan my bethoonde,
Niet met erkenninghe van danckbaarheyt beloonde,
Hoe wel zy met mijn macht niet te verghelden is,
Zoo bid ick, neemt van my tot een ghedachtenis
Van uwe weldaat groot, vier hondert hackeneyen,Ga naar voetnoot1244
1245[regelnummer]
En duysent wapens schoon, en zeventhien galleyen,Ga naar voetnoot1245
En vijfenveertich kleen van de Chineesche kunst,Ga naar voetnoot1246
Neemt die tot tuyghen van mijn onvermoghen gunst.Ga naar voetnoot1247
Ick bid u vriendelijck, indien ick't mach begheeren,
En wilt dees gaven kleyn toch niet te rugghe keeren.Ga naar voetnoot1249
keyzer
1250[regelnummer]
Den helt is te beleeft om u te weyg'ren die,
Ghelooft dat ick mijn lust aan u verlossing zie.Ga naar voetnoot1251
Verheughde Brademant, ick ben zo vol vernoeghen,
Komt gaan wy ons tot vreught en alle blijdtschap voeghen.
|
|