Stommen ridder
(1973)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
Tweede bedrijf
aardighe komende van den Soudaan
Ach ongheluckighe! noyt is yemandt ghegheven
Een sterven zonder doot, een leven zonder leven
520[regelnummer]
Als ick heb nu ter tijdt. Ach, ick verstont, mijn HeerGa naar voetnoot520
Aan 't stuursche antwoort, laas! dat 's werelts bodem eerGa naar voetnoot521
Opdringhende met kracht ten Hemel hooch zal steygh'ren,
Eer ick verkryghen zal dat u nu lust te weygh'ren.Ga naar voetnoot523
Ach! 't is mijn ongheluck dat mijn dus wrevel plaacht!Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
En niet u heusheyts schult, die 't wel doen steets behaaght.
U Ridderlijck ghemoet, en flucxse rapsche krachtenGa naar voetnoot526
Beweechden zich wel eer door vrouwelijcke klachten.Ga naar voetnoot527
Dan nu hebt ghy, helaas! een zo bevroozen hardt,
Ga naar margenoot+Dat hem niet eens ontdoyt in zulcken bitt'ren smart,
530[regelnummer]
Dat de Barbaarsten swart, met d'alderfeltste ooghen,Ga naar voetnoot530
Gemeuckt, zou barsten uyt van innerlijck' medooghen.Ga naar voetnoot531
Wel wat zal ick dan doen? ach hopeloze vrouw!
Als deze traanen blanck, als deze groote rouw,
Die d'hooghe bergen hart, de marbers en de steenenGa naar voetnoot534
535[regelnummer]
Zouw leenich kneden, en beroeren zelfs tot weenen,
U gheest ontsteecken niet tot zijn ghenadicheen:Ga naar voetnoot536
| |
[pagina 89]
| |
Wat hoop doet hem dan op, dat ick met mijn ghebeenGa naar voetnoot537
Een onverbidd'lijck man beleezen zal de ooren,
Hoe wel ze een Tyran melylijck zouw verhooren?Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Wel wat zal ick dan doen? of warwaarts treck ick heen?
Laas! met de zoete hoop die my int eerst verscheen!Ga naar voetnoot541
Wanneer ick hadd' de eer met u, mijn Oom, te spreken,
Ach! ick beloofde my, dat my niet zou ghebreken.Ga naar voetnoot543
Maar nu ick op de proef verzoeck u Majesteyt,Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Nu wert mijn laas! een man, een stommen man ontzeyt!
Ach waar hy my ghegunt! mijn Vader zouw erkennen
Die weldaat, en daar voor u een groot Leger zennen.
Wech hopen vol bedroch, lichtvaardich, dol en blindt,Ga naar voetnoot548
Vertreckt u doch van my, vertreckt u doch geswint,Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
En tot verghelding van dat ick u immer achten,
Zoo doet mijn zoo veel goets, en ruckt uyt mijn ghedachten
De heughenisse van u smeeck-lief-kozery,Ga naar voetnoot552
Vol logens zonder tal die ghy beloofden my.
Maar doch u weyg'ring, Oom, bescheld' ick niet zo leydelijckGa naar voetnoot554
555[regelnummer]
Als ick, ken weet wat ramp, die aan mijn lief onscheydelijckGa naar voetnoot555
Ghehecht is en ghelast. Ach! stomme Ridder, ach!Ga naar voetnoot556
Mijn breyn wiert my vergheckt als ick u kloeckheyt zach.Ga naar voetnoot557
U schoonheyt quam my stracx betov'ren en verblinden,
Zulcx dat ick onbekent u vreemdeling beminde.Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Mijn jammerden u staat, mijn deerden uwe noot,
| |
[pagina 90]
| |
En d'oorzaack van u winst is d'oorsaack van u doot.Ga naar voetnoot561
Ick hoopten van't gheluck eens zoo veel jonsts te winnen,Ga naar voetnoot562
Dat ick u door den tijdt beweghen zou tot minnen,Ga naar voetnoot563
Maar ay! bedrooghen hoop, die my zo zoet beviel,Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Zoo bitter plaaghdy nu dees afghematte ziel.
Den Edelman is doot, ick kan hem niet verwerven,
Als door een onvertzaacht en overmoedigh sterven.Ga naar voetnoot567
Ick puf der Leeuwen kracht, en fiere felheyt groots,Ga naar voetnoot568
Ick volch mijn nieuwe lief tot inde wech des doots.
aartsche diana ontmoet op de trappen Palmerijn,Ga naar voetnoot- die uyt de kuyl opghebrocht wordt.
570[regelnummer]
Wat's dit? Mijn hart, wat's dit? Hier komt zijn geest an spoken!
Het is mijn lief, hy ist! och mocht ick hem wat stroken!Ga naar voetnoot571
Ga naar margenoot+Wat is de schaamt oock niet een zonderlinghe kracht!
Zy doet dat ick de eer meer als mijn liefden acht.
Veroveraar, gheluck, danck zy des Hemels schickingGa naar voetnoot574
575[regelnummer]
Van u behoudenis, en deze mijn verquicking.Ga naar voetnoot575
Ach onverwachte troost!
limius
Mevrou, hout ons niet staan,
Daar komt zijn Majesteyt met al den adel aan.
| |
[pagina 91]
| |
Soudaan, Aartsche Diana met al 't Hof
soudaan
Ach Goden! welcken vreucht; maar is den held int leven?Ga naar voetnoot578
aartsche diana
Den Hemel heeft ghehoor aan mijn ghebedt ghegheven?
580[regelnummer]
Zijt welckoom vande doot.
limius
Als wy hem inde kuyl (naar u ghebieden) brachten,
Daar wy hem stracx verscheurt, vernielt te werden dachten,Ga naar voetnoot583
Hy gaat en treckt zijn sweert, en trat voort moedich tot
585[regelnummer]
De wreede beesten aan, tot midden in het kot.
De Leeuwen ryzen, en zy grimmen, maar int moetenGa naar voetnoot586
Zy snoffelen aan hem en vielen voor zijn voeten
Met wispelstaarten, en met erkenningh' van eer:
Daar na zo voechden zich elck in zijn Leger neer.Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Hy wend hem om, en ziet de Luyperts met haar allen,
Die quamen gantsch verwoedt ghelijck hem aane vallen.
Een stoot hy inde borst den deghen, dat hy viel,
En spille voetende verliet hem voort de ziel.Ga naar voetnoot593
Terwijl de andere twee zijn kleedt en mantel scheuren,
595[regelnummer]
Dwinghen zy hem benauwt gints in een hoeck te peuren,Ga naar voetnoot595
| |
[pagina 92]
| |
Daar hy het eene dier zoo wis en zeecker treft,
Dat hy hem druckt het zwaart in't lichaam tot aan't hecht.
Doen is hy als verhitst den lesten toegevlogen,Ga naar voetnoot598
Tot dat hy met zijn bloedt de gheest heeft uyt ghespoghen.Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
Wy hielden hem gheen mensch, maar een ghedrocht te zijn,Ga naar voetnoot600
Het welck zich zelven had ghekleedt in menschen schijn:
Want 't was te vreemt om zien hoe dat hy haar afrechten.Ga naar voetnoot602
Voort zach hy om en tom geen oorzaack om te vechten;Ga naar voetnoot603
Hy veechden 't bloedich swaart aan een ghespickelt vel,
605[regelnummer]
Hy wees laat mijn hier uyt; wy volchden zijn bevel.Ga naar voetnoot605
soudaan
O Goden! wat ick hoor.
aartsche diana
Maar, Hemel! is het meug'lijck?
lethea
't Is boven mijn verstant.
aartsche diana
Voorwaar het is wel heug'lijck.
soudaan
De Leeuwen vielen hem eerbiedelijck te voet?
| |
[pagina 93]
| |
lethea
Zoo moet hy zijn ghewis van hooch of Konincx bloedt:
610[regelnummer]
Want waar hy van ghemeen en slechten stam gherezen,Ga naar voetnoot610
Die dieren hadden hem gheen groote feest bewezen.Ga naar voetnoot611
soudaan
't Is teghen haar natuur.
lethea
O heldelijck ghemoet!
soudaan
Ick wil dat ghy, mijn kindt, hem zoo veel eers aandoet
Als d'alderrijckste Prins des Turcksche Monarchie,
615[regelnummer]
Want hy is mijn zoo lief als 's wereldts heerschappye.
Soudaan binnen.
aartsche diana
Wel Vader, u ghebodt zal ick ghewillich doen.
aardighe
Gheluck boven gheluck, en boven mijn vermoen.
aartsche diana
O wat ghewenschter zaack! ghy Vorsten en ghy Heeren,
Ghy sult den stommen helt meer als mijn Broeders eeren,
620[regelnummer]
Ghewaardicht u alt'saam te volghen zijn ghebien;Ga naar voetnoot620
Wel, dat wy nu den Heer na onse macht versien.Ga naar voetnoot621
| |
[pagina 94]
| |
De verkleede palmerijn alleen
Al ben ick schoon verdost met dese Turcxsche kleeren,Ga naar voetnoot622
Zoo ken ick toch mijn zelf in gheener wijs verkeeren;Ga naar voetnoot623
Ick blijf de selfde man, ick blijf vast die ick ben,Ga naar voetnoot624
625[regelnummer]
Dat is; de droefste mensch die ick op aarden ken.
Ach ongheluckich mensch! wat zuldy nu beginnen
By dit ongodlijck volck, vol van verkeerde zinnen?Ga naar voetnoot627
Haar Godsdienst ommeslaan? verlooch'nen uwen Godt?Ga naar voetnoot628
En volghen het gheloof van Machomet den sot?
630[regelnummer]
Neen, nu noch nimmermeer: ick zal volstandich bouwen
Op u, die my altoos ghenadich hebt behouwen
Van alle ongheval, O alder wond'ren Heer!Ga naar voetnoot632
Brenght my (zoo 't u ghevalt) doch uyt dit Eylandt weer,
Daar ick te seer belust om 't wild-braat op te spooren,
635[regelnummer]
Mijn waarde selschap en mijn zelven heb verlooren.
Ach ongheluckighe stont! die'k wel beklaghen mach,
Dat ick met mijnen Valck zoo tooch om mijn bejach,Ga naar voetnoot637
Want daar door is mijn volck en vrienden my benomen,
En ick ben hier, o spijt! gantsch teghen danck ghekomen.
640[regelnummer]
Nu, 't kan niet anders zijn, 't is best dat my ghenoechtGa naar voetnoot640
Aan s'Hemels willekeur die 't al ten besten voecht,Ga naar voetnoot641
En die mijn ongheluck ten lesten zal verdrieten,Ga naar voetnoot642
En doen my voor dit suur het s'Hemels zoet ghenieten.
Maar waarde Margareet, al zijdy doot en vartGa naar voetnoot644
645[regelnummer]
Van mijn ghezicht, ghy zijt doch nimmer uyt mijn hart.
Daar is u stoel, u troon, daar komen mijn ghedachten
| |
[pagina 95]
| |
Ghedienstich en vol vyers u een off'rhande slachten
Van 't beste van mijn ziel, en van het inghewant
Mijns opghetoghenheyts en heymelijck verstant,Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
Daar wordy alle uurs ghestadich aanghebeden,
Gheviert, ghedient, gestroockt van al mijn zinlijckheden.Ga naar voetnoot651
Maar houwt, ick hoor ghewach! Ziet hier, hier komt, maar wie?Ga naar voetnoot652
Me-vrouwe met haar Nicht die ick zoo garen zie.
Aardige is haar naam, voorwaar dats wel rechtvaardich,Ga naar voetnoot654
655[regelnummer]
Want zy is lieffelijck, bevallich, schoon en aardich;
Hoe wel ghelijckt zy haar daar ick het meest om peyns,
't Is best dat ick my noch de stomme wat gheveyns.
Aartsche Diana en Aardighe, Palmerijn zittende
Ga naar margenoot+
aartsche diana
De min is voor de jeucht het lieffelijcxt vermaken,Ga naar voetnoot658
Dewijl haar lenten plant de roozen op haar kaken,Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
En op haar lippen zoet de karssen als kouraal,
En in haar ooghen schoon een flonckerich ghestraal;
Het aanschijn barst van lust, de aderen van hetten,
De wille van't ghewelt dat haar nature zetten. Ga naar voetnoot663
aardighe
Ghelijckerwijs het licht des schitterende Zons,
665[regelnummer]
De droeve duysternis en naarheydt jaacht van ons,
En brenght den blyen dach, alzo voert ons de minne,
In plaats van bitterheyt de zoetheyt inde zinne.
| |
[pagina 96]
| |
Al de gheneuch'lijckheyt die men ter werelt vindt,
Is loutere ydelheyt, en niet als roock en windt
670[regelnummer]
By de vernoech'lijckheyt van twee vereende menschen,
Want zy ghenieten meer als wy hier konnen wenschen.
Ghelijcke zinlijckheyt van harten en ghedacht,Ga naar voetnoot672
U macht te spreken uyt was noyt in s'menschen macht.
Ghy doet ons in een uur meer zoets, meer lust, meer weelden,Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
Als yemant hem in eeuw van Jaren in kan beelden.Ga naar voetnoot675
aartsche diana
Van al d'Harts-tochten die wy onderworpen zijn,
Is geen beroerlijcker als vande min (dunckt mijn)Ga naar voetnoot677
En daarom zijnse oock te reeckenen ellendich,
Die om schijnbare vreucht die zich vertoont wtwendich,
680[regelnummer]
Haar laten voeren van haar vals en zot ghevoel,
Aan dinghen zonder gheest, van leven kout en koel,
Die om, 'k en weet niet wat voor flucxsche schijn van reden,Ga naar voetnoot682
Versuymen onghegront haar goe ghelegentheden.Ga naar voetnoot683
aardighe
De wijse liens voorwaar, die pluycken steets met vlijt,Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
De aanghenaamste kost van hare levens tijdt.
En zeecker zy zijn dwaas die om neuswijse grillen,Ga naar voetnoot686
De varsche vangh haars jeughts zoo reuckeloos verspillen,Ga naar voetnoot687
Slechts om de losse naam van achtbaarheyt en eer,
Want als die over is zoo komt zy nimmer weer.Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Wat is de eer voor goet?
| |
[pagina 97]
| |
aartsche diana
Een reed'lijck betoomen.Ga naar voetnoot690
aardighe
Ghy doolt, het is een schim van wesentlijcke droomen,Ga naar voetnoot691
Een Echo van wat goets, een schaduw' die wat schijnt,
Die door de minste wint van ons ghezicht verdwijnt,
En laat 't versuft ghemoet gantsch swack en afgestreden,
695[regelnummer]
In eenen noot des strijts van s'werelts minnelijckheden.Ga naar voetnoot695
Wanneermen by zich zelfs gaat overlegghen vry,
De schoone zaken die zoo slibberend' verbyGa naar voetnoot697
Door slofheyt zijn ghegaan, en die ter ander malenGa naar voetnoot698
Te bet'ren niet en zijn, noch echter te herhalen,Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Want als de schoonheyt eens verschiet haar verwen fris,
De min verstervet die door haar gheboren is.
aartsche diana
Zoo komtet dat wy vaack ons opsichtich hooch dragen,Ga naar voetnoot702
En dreutsheyd trots te laat met na berouw beklaghen.Ga naar voetnoot703
aardighe
Maar die beweechelijck en buychsaam is van sin,
aartsche diana
705[regelnummer]
Die stelt zijn hoochste lust in 't oeff'nen vande min.
| |
[pagina 98]
| |
aardighe
Isser wel soeters yet voor jeuchdelijcke sinnen?
aartsche diana
Neen seecker, daar en gaat niet voor de brandt der minnen,Ga naar voetnoot707
Die d'ontfonckte ghemoen doet blak'ren van een vlam,Ga naar voetnoot708
Die van ghelijcke wil haar vyer en oorspronck nam.Ga naar voetnoot709
aardighe
710[regelnummer]
Zy kan de doode gheest wel levendich verwecken,Ga naar voetnoot710
En uyt de aartsche dreck ten Hemel hooch optrecken
Inde beschouwing van yet treffelijcx en vermaarts,
Dat wel ghesuyvert en ghescheyden is van't aarts,
Dat's schoonheyt in haar kracht: de braafste jonghelinghen,
715[regelnummer]
Die leenen aldermeest de alderschoonste dinghen.Ga naar voetnoot715
aartsche diana
Zoo doen de maachden oock, want alle schoon baart lust,
aardighe
En diens verkryging teelt oock buyten twijffel rust.
Ghelijck het derven maackt een onophoud'lijck wroeghen,Ga naar voetnoot718
Zoo maackt het hebben oock een troostelijck vernoeghen.Ga naar voetnoot719
aartsche diana
720[regelnummer]
Daarom slooft yder een en woelt in sorgh en pijn,
| |
[pagina 99]
| |
aardighe
Om end'lijck met het gheen hy wenscht vernoecht te zijn.
Hier op so gaan wy driest, met domme moet, de barenGa naar voetnoot722
Der balstuurighe Zee van onse tijdt bevaren.
Al smackt ons 't ongheluck van backboordt over zy,
725[regelnummer]
Wy loeven soetjens aan en gheven ons in lyGa naar voetnoot725
En hopen 'talderbest; al waar de hoop benomen,Ga naar voetnoot726
Noch tracht men tot de plaats van ons opset te komen.Ga naar voetnoot727
aartsche diana
Wie maar der minne vreucht eenmaal schiet int ghedacht,
Die weet ick dat 't ghevaar en alle dingh veracht.
730[regelnummer]
Al waar de mensch ghequelt met duysterleye pijnen,Ga naar voetnoot730
Door een voorbeelding soet, soo moeten sy verdwynen.Ga naar voetnoot731
aardighe
De wellust vande min is een middel of raat
Tot een versachting van al 't menschelijcke quaadt.
Want alsmen die ghebruyckt, soo werden uytghedreven
735[regelnummer]
De qualijckheden van dit kort en pijnlijck leven:
Kort is het door de vreucht die men alhier gheniet,
Doch pijnlijck en lang door 't stadighe verdriet.
En zijnse dan niet kleyn van oordeel en van kennis,
Die niet in tijdts versien in haar blijckbare schennis,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
En nemen tot haar heyl het wenschelijckste zoetGa naar voetnoot740
Der minnen, datmen doch voor Godlijck houden moet?
| |
[pagina 100]
| |
aartsche diana
Men mach de minne in de billijckheden noemen
Een eeuwich yveraar, dat ons van fruyt en bloemenGa naar voetnoot743
Alleen niet en versorcht, maar onderhout en voet,
745[regelnummer]
Inde beslooten vorst van ons beknelt ghemoet,Ga naar voetnoot745
Want sy op voorraat baart veel lieve winter-tering.Ga naar voetnoot746
aardighe
En is de schoonheydt niet de rijcklijckste vereeringGa naar voetnoot747
Ga naar margenoot+Die ons de Goden doen? Het is haar liefste kindt,
Dat vande ooghen wil ghevolcht zijn en bemindt,
750[regelnummer]
Ja aanghebeden zelfs. De jeucht is ons ghegheven,
Om toe te heylighen aan de schoonste van ons leven.Ga naar voetnoot751
aartsche diana
Van daar zo komtet haar dat wy uyt eyghen aartGa naar voetnoot752
En neyging des natuurs zo tochten derrewaart,Ga naar voetnoot753
Daar 't schoon hem 't klaartst vertoont, daar stichten wy altaren
755[regelnummer]
Vol wieroocks en vol vets van 't merrich onzer jaren,Ga naar voetnoot755
Daar off'ren wy verweent zoo innich als vol pracht,Ga naar voetnoot756
De uytghekleynsde gheest van al ons levens kracht.Ga naar voetnoot757
En wy behooren oock met een demoedich knielen
Te storten voor de min het binnenst' onzer zielen,
760[regelnummer]
Want zy is 't leven van ons leven, ja zoo groot,Ga naar voetnoot760
Dat zy ons leven doet in 't midden vande doot.
Sy is het eenich een daer in wy vreuchde rapen.
| |
[pagina 101]
| |
amoureusje haar langh ghehoort hebbende, zeght:
Poep, en ick was liever lelijck als moy gheschapen,Ga naar voetnoot763
Want 't is ick weet niet wat, datmen schoon is en volmaackt,
765[regelnummer]
Ick prijs de waardighe lelijckheyt die elck een laackt,
Daar is toch niet volmaackt in als:Ga naar voetnoot766
Jannetje het een schoon aanschijn, maar zy het een slimme hals.Ga naar voetnoot767
Niemant zeyter teghen, 't is een fray knecht Zieuwert Luyten,Ga naar voetnoot768
Want hy het twee rechter beenen en twee slincker kuyten,
770[regelnummer]
En hy het een moye platte buyck, met een kamuysde rugh,Ga naar voetnoot770
Die zoo ronckt en ghebochelt is als Wlenburchs bruch,Ga naar voetnoot771
En hy het een paar oogjes als cissiertjes, wat wil ic't u bewimp'len?Ga naar voetnoot772
En een monckje als een spaens beursje met duysent rimp'len.Ga naar voetnoot773
En wel gheluckich zijnse die niet alleen int deel
775[regelnummer]
Des lichaams zijn mismaackt, maar die 't zijn int gheheel.
Want overlecht dit wel met zinnen rijp en radelijck,Ga naar voetnoot776
De schoonheyt is de mensch op 't alderhoochste schadelijck,
Want zy teelt ontschakingh', krackelen, dootslaan en ghewelt.
De lelijckheyt is als een schut voor de kuyscheyt ghestelt.Ga naar voetnoot779
780[regelnummer]
De lelijckheyt is een deucht, want zy bewaart de vrouwen
Haar eer, en zy doet de maachden haar maachdom houwen.
Had Paris en Helena lelijck gheweest,
Troyen waar niet vergaan ghelijckmen daar af leest.Ga naar voetnoot783
Meest al de schoone luy seer arm van gheest en reen zijn.Ga naar voetnoot784
785[regelnummer]
Gheluckich zijnze dan die lelijck en lam van leen zijn,
Want de lelijcke luy zijn ghemeenelijck meest
Begaaft met goet verstant en aardicheyt van gheest.Ga naar voetnoot787
| |
[pagina 102]
| |
Is hy dan niet dubbelt gheluckich die yslijck lelijck is?
Want de moye luy weten niet meer als twee stommen zegghen dat relijck is.Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
Veel vande schoonste en de frayste dochters vande stadt,
Dat zijn maar nufjes en weet nieten, en malle dingen in haar gat.Ga naar voetnoot791
Ick loof de lelijckheyt die zoo reyn als eerlijck is.Ga naar voetnoot792
Ga naar margenoot+Ick kent dat de schoonheyt wel wat begheerlijck is.Ga naar voetnoot793
Maar wat ist? 't Is maar wint voor die't wel besiet,
795[regelnummer]
Het lijckt wat te wesen, en 't is lijckwel niet.Ga naar voetnoot795
De lelijckheyt is waart om hooch daar af te roemen,
De schoonheyt die vergaat ghelijck de schoone bloemen.
Jofvrouwen, siedy niet, wanneer ghy't wel bedenckt,
Dat schoonheyt aldermeest het s'menschen leven krenckt?
800[regelnummer]
Want een rustich schoon man en kan niet eerlijck blyven,Ga naar voetnoot800
Zoo seer wordt hy versocht van weeuwen en van wyven.Ga naar voetnoot801
Die veel aensoecks het, die gaat oock dickwils an,Ga naar voetnoot802
En die dickwils aangaat krijcht een leghe huyt daar van
Die uytghemarghelt is van de bequaamste krachten.
805[regelnummer]
Ay lieve, wat's schoonheyt (sonder je weet wel) te achten?
Een lelijck man en loopt geen perijckel van zijn eer,
De moye meysjes die en soecken hem niet seer,
En wert hy niet versocht, 't sal hem te minder locken;
Zijn kracht en werdt hem niet ontrogghelt noch ontrocken:
810[regelnummer]
Dus blijft hy dien hy was, dat's krachtich, kloeck en fris.
De man is wel salich, die lelijck en mismaackt is.
Maar wat sal ickje segghen van dese malle vroutjes,
Die duysent kopies, duysent sopies, duysent souwtjes, duysent smoutjes,Ga naar voetnoot813
Duysent loogjes, duysent droogjes,Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Duysent kruytjes, duysent fruytjes,
| |
[pagina 103]
| |
Duysent vruchjes, duysent kluchjes,
Duysent paters, duysent saters, duysent suyvel, duysent duyvel,Ga naar voetnoot817
Schier ghebruycken en besighen met pynen,
Om datse moyer als sy zijn ten minsten souden schynen.Ga naar voetnoot819
aardighe
820[regelnummer]
Ick kruys en zeghen my om al dit goore goet;Ga naar voetnoot820
Maar Nichte, wat een mensch somtijts oock hooren moet.
amoureusje
Het is wel waar dat de schoonheyt wel staat,
Maar 't is weer een ding dat in een ooghenblick vergaat.
Een schoone vrou werdt lelijck, O dat en is gheen roy!Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
En een lelijcke vrou die wert nimmermeer moy,
Maar sy werdt hoe langher hoe lelijcker, dat acht ick groot,Ga naar voetnoot826
En heur lelijckheyt blijft heur ghetrou by totter doot.
Bedenckt dan eens, wat ongheschickte schelmeryen,Ga naar voetnoot828
De vrouwen en de mans om de schoonheyt moeten lyen.
830[regelnummer]
Want een schoone dochter is onderworpen kracht en ghewelt,Ga naar voetnoot830
En een moy knecht wert staach vande meysjens ghequelt.
Dan de lelijcke luy die leven kuysch en rustich,Ga naar voetnoot832
Want niemant is na een lelijck mensch toch lustich,
Behalven een Burger vande treffelijcke stadt
835[regelnummer]
Van Amsterdam, die selfs het schoonste vroutje hadt
Datmen met ooghen mocht besien; dees liet hem soo vervoeren,
| |
[pagina 104]
| |
Dat hy zijn wijf liet en socht de lebbichste hoeren.Ga naar voetnoot837
Dat is een sinnelijckheyt ghelijck als ickje sey.Ga naar voetnoot838
Ga naar margenoot+Is dan de lelijckheyt niet uytghenomen frey?Ga naar voetnoot839
840[regelnummer]
En de lelijcke luy die hebben een schoone reynicheyt
Onder een mottige grijns, Joffrouwen dat's geen kleynicheyt!Ga naar voetnoot841
Wat gafjer wel om dat ghy oock lelijck waart?
O ghy kaal kinnetjes, had ghy zulcken baart!
Hoort eens met wat spreec-woort Keesje Loeven my laetst geriefde:
845[regelnummer]
Een lelijcke vrou (zeyt hy) is een remedie voor de liefde.Ga naar voetnoot845
O goede raedt teghen de bekooringhe des vleys!Ga naar voetnoot846
O aanghename mismaacktheyt, ghy zijt wat freys!
O wel beminde dochter des suyverheyts! O zonderlingheGa naar voetnoot848
Bolwerck en starcke schans die niemant zal bespringhen!Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
Een lelijcke vrou neemt wech alle jalousy,
Haar man en denckt gheen arch, al is zy noch soo vry,
Zy wordt niet naghegaan noch niemant zal haar schaken,
Noch zy zal van haar man gheen hooren-drager maken:
Want haar onder aansicht wort beschermt door haar lelijcke grijns.Ga naar voetnoot854
855[regelnummer]
O eerb're, onbedrieg'lijcke wanschapenheyt des aanschijns!
Dat ick moy was, ick zou doch, ghelijck in ouwe tyenGa naar voetnoot856
Een schoone dochter deed' die door veel vryeryen,Ga naar voetnoot857
Van hovelingen geyl verdacht wiert van veer,Ga naar voetnoot858
Het welck haar achtbaarheydt en edelheydt dee zo zeer,Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
Dat zy met een mes haar aansicht stack vol stippen,
| |
[pagina 105]
| |
Zulcx dat sy kreech duysent monden en twee duysent lippen.
Wat komt van een moy wijf anders dan hovardy?
Dreutsche stijfkoppicheyt en overdadicheyt; maar vry,Ga naar voetnoot863
Een lelijcke vrou, die is ned'rich en bescheyden,
865[regelnummer]
Beleeft, heus, en ghewillich, en vol ghediensticheyden,
Zoo past zy op haar man. Een schoon is groots en trots,Ga naar voetnoot866
Hoochdragent van ghelaat, opsichtich, snar en schots,Ga naar voetnoot867
Van ommegang en taal. Zecht zelve, zijn de mannen
Niet in een dienstbaarheyt, of in een hel ghebannen,
870[regelnummer]
Die wyvenhebben die kribbich zijn en stuur,
Die men niet toe spreken mach, anders als uyt tablatuur?Ga naar voetnoot871
Want somen een toontje te hooch of te laach laat slippen,
Zo zellense een heele tijt knorren en lippen.Ga naar voetnoot873
Daarom ra ic jou kol-kuyckens, laf-becken, melck-muylen voor al,Ga naar voetnoot874
875[regelnummer]
Datje gien moye jonghe merritjes en zet op u stal,
Want 't is een weelich goet: wordese niet wel waar ghenomen,Ga naar voetnoot876
Zoo zouwender stracx ouwe spring-heynsten after komen.Ga naar voetnoot877
En ick ra jou moye meysjes, datje neemt een lelijcke loer,
Zoo en werdt hy jou niet ontvrijt van de duivel noch zijn moer.
880[regelnummer]
En ick ra jou ouwe vryers datje trout lebbighe wyven,Ga naar voetnoot880
Hoe lelijcker hoe liever, want die zelle jou trou blyven,
En zy zijn altoos vriendelijcker en wyser, dat's wis.
Ick zegh noch, dattet beter lelijck dan moy te wesen is.
Fy schoonheyt, schijt schoonheyt, wat leyter aan bedreven?Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ick prijs de lelijckheyt die zuyver is van leven.Ga naar voetnoot885
| |
[pagina 106]
| |
aartsche diana
Maar Nichte, wie heeft oyt een zulcken klap ghehoort?
aardighe
Een gheck die spreeckt oock wel een wijs of gheestich woordt.Ga naar voetnoot887
Elck oogh dat ghy op mijn, O vromen Ridder, slaet,
My door de boezem in het teder hartje gaat.
890[regelnummer]
Helaas! hoe zuchtje dus? Waarom slady zoo hoochjes
U ooghen, als ick zie mijn ooghjens in u ooghjes?Ga naar voetnoot891
aartsche diana
Wat praat ghy binnens monts?
aardighe
Ick spreeck immers gants niet.
Mijn hart danst in mijn lijf als my den helt aanziet.
O vriendelijck ghezicht! O minnelijcke treecken!Ga naar voetnoot894
895[regelnummer]
Hoe wel kundy u wil en zoete meening spreken,Ga naar voetnoot895
Ick ziet wel wat ghy wilt, u hartje zeyt aan 't mijn,
Dat het met my alleen veel liever wilde zijn.
| |
[pagina 107]
| |
aartsche diana
Wat revel kal is dit? wat laat gliy u ontslippen?Ga naar voetnoot898
Ghy martelt en ghy moort u woortjes met u lippen.
aardighe
900[regelnummer]
Nichte, laat my begaan, ick spreeck in mijn ghemoet,Ga naar voetnoot900
Van een zaack die mijn wel aan ziel en lichaam doet.Ga naar voetnoot901
aartsche diana
Doet wat u wel behaacht, ick zal t'wijl over legghen
De schoonheyt die mijn tong niet machtich is te zegghen.
Ay heldelijck ghezicht, ghy gluurt vast over zy,Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
En nauwelijcx ter noot en ziedy eens op my,
Op my die u bemindt met zulcken grooten hetten,
Dat ick om lief noch leet mijn zin niet zal verzetten.
O alderschoonste man, u standen vast van stal,Ga naar voetnoot908
U lichaam wel ghedaan, u hooghe ghesten al,Ga naar voetnoot909
910[regelnummer]
Wat ick aan u beschouw dat is mijn zoo behaeghlijck,
Dat mijn u af zijn valt onlyd'lijck en ondraeg'lijck.Ga naar voetnoot911
aardighe
Ach helt! ach waarde helt! ach liefste lief, indien
Men kon in 's menschen hart als in een spiegel zien,
Zo zoudy sien vol jonst al mijn verliefde sinnen,Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
Die u vertwijffelijck en boven maat beminnen,
Zulcx dat ick lich'lijck eens los hartich zouw' bestaan,Ga naar voetnoot916
| |
[pagina 108]
| |
Een zaack die beter waar ghelaten dan ghedaan.
Maar wie kan steets met raat zijn zinlijckheyt betemmen?Ga naar voetnoot918
Ick weet wel, het waar best die zotheydt af te stemmen,Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
Dan 't is niet in mijn macht, en of ick my ontging,Ga naar voetnoot920
Waar dat voor een Princes, als ick, zo grooten ding?
Neen zeeckers, want mijn jeucht en is zoo niet besneden,Ga naar voetnoot922
Of ick ghevoel oock wel natuurs ghevoechlijckheden.Ga naar voetnoot923
Daar kome af wat mach, ick zal mijn lusjes gayl
925[regelnummer]
Ghenieten, 't gaat hoe 't gaat, vind ick de plaats maar vayl.Ga naar voetnoot925
aartsche diana
Ach wat een zoetheyt vloeyt door al mijn lichaams krachten,
Wanneer het beeltenis mijns liefs in mijn ghedachtenGa naar voetnoot927
Met lieve troeteling en minne kusjes stooft,Ga naar voetnoot928
Met zoete hoop, die mijn de hooghste vreucht belooft,
930[regelnummer]
Die ick tot zijnder tijt int werrick meen te legghen.Ga naar voetnoot930
Ga naar margenoot+Maar hoe? wanneer en waar en voeght mijn niet te zegghen.
Komt gaan wy brave man, mijn nieuwe zon, maar ach!
Hoe komtet dat ick niet mijn lust ghebruycken mach?
aardighe
Wel op, moedighe helt, mijn ziel zal u gheleyden,
935[regelnummer]
Alst lichaam uyterlijck van u zal moeten scheyden.Ga naar voetnoot935
| |
[pagina 109]
| |
aartsche diana
Ach Koning van mijn hart!
aardighe
Ach Keyser van mijn zin!
aartsche diana
Ick moet teghen mijn danck u heelen noch mijn min,Ga naar voetnoot937
aardighe
En zydy niet mijn troost, de gunst van mijn ghenegentheyt,
Die anders niet en wenscht als tijdt en goe ghelegentheyt?
Binnen.
choor
940[regelnummer]
Wat wissel van leven, wat grooter strijt,Ga naar voetnoot940
Heeft hier een Christen Ridder altijdt,
Wat aanvechtinghe van zinnen,
Als hy de Duyvels, de Luypers loos,Ga naar voetnoot943
Moet mannelijck verwinnen.
945[regelnummer]
Maar zijn stantvastich moedich hart
En past op wonden noch op smart,Ga naar voetnoot946
Noch op de helsche krachten.
Hy strijt tot dat hy meester werdt
Van zijn woeste ghedachten.
950[regelnummer]
Wanneer hy die heeft in zijn dwang,
Zo helpt hem God wel op (eer langh)
Tot Staten hooch verheven,Ga naar voetnoot952
| |
[pagina 110]
| |
Dan komt de werelt ten aengang,Ga naar voetnoot953
Om nieuwe strijt te gheven.
955[regelnummer]
De lieve zoete schoon int oogh,
Verheft en mint haar minnaar hooch,
Doch met bedeckt vermommen,
De liefde doet oock goet betooch,Ga naar voetnoot958
Doch spelen bey de stommen.
960[regelnummer]
Elck doet zijn best, om 't gheen hy vrijt,
Beknopt te winnen door de tijdt,Ga naar voetnoot961
De goe ghelegentheden.
Of elck hem voor den ander mijt,Ga naar voetnoot963
Zy zijn noch niet te vreden.
965[regelnummer]
De wereldt neemt een hooghen raat,Ga naar voetnoot965
Om haren Ridder met lusten quaat
Te trecken en te troonen,
De liefde oock lieffelijck bestaat,Ga naar voetnoot968
Hem 't zoetste zoet te toonen.
|
|