Stommen ridder
(1973)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| |
Het vijfde bedrijf. Eerste vvtkomen
aartsche diana, Seege-Heer, voor de ledekant
Ach! mijn ghetrouwe vriendt! wat een verraderyGa naar voetnoot2006
Dorst mijn zaligher Nicht ghebruycken teghens my.
Mijn tweede lieve ziel! Mijn ander ick, beminde!
Ach! of de goede Goon u tong wilden ontbinden,Ga naar voetnoot2009
2010[regelnummer]
Wat vreughde zout my zijn! Mijn kleyn hartje, waarom
Zydy zoo sprakeloos, zo stock-stil en zoo stom?
Ghy hoort mijn menichmaal mijn liefde wel ontdecken,
Maar wat ist? Ick en kan gheen antwoort van u trecken
Ghelijck ick wel begheer. Ghedenckt u niet het goedt
2015[regelnummer]
En die weldaden die u off'ren mijn ghemoet?
Inzonderheyt mijn jonst die ick zoo vierich stelden.Ga naar voetnoot2016
Ach! zult ghy dan de deught en heusheyt niet vergelden?
Dat waar teghen den aart van een beleefde ziel,
Daar noyt de smette van ondanckbaarheyt op viel.
2020[regelnummer]
O pronck vande natuur! o staal der Edellieden!Ga naar voetnoot2020
Ziet wat ghelegentheyt u tijdt en plaatse bieden:Ga naar voetnoot2021
Ghebruycktse tot u nut, u zelven wat verkloeckt,Ga naar voetnoot2022
Bestraft u traacheyt groot, aanziet wie u verzoeckt.Ga naar voetnoot2024
| |
[pagina 165]
| |
zeege-heer
Ach wat bekooring, ach! ontzet my Heer der Heeren.Ga naar voetnoot2024
Hy vviist met ziin tvvee vingers, met ziin voeten, daarna met een slappe hanghende handt.
aartsche diana
2025[regelnummer]
Ick mach by den Propheet, by Machomet, wel sweeren
Dat deze stommen droes een mensche is in schijn,
Om weder waardelijck mijn temteerder te zijn;Ga naar voetnoot2027
Nadien dat hy versmaat met hovaardighe zinnen,
't Gheen dat veel Princen groots wanhoopelijck beminnen.
2030[regelnummer]
Arabische Vorsten, ziet hier mijn rechte loon:
Ick weygher u, hy mijn, dat doet mijn duysent doon.Ga naar voetnoot2031
Sy gaat legghen op de koetse.
zeege-heer
U zy veel grooter danck als ick kan maken kondich,Ga naar voetnoot2032
Ghy doetet groote God dat ick my niet bezondich
Aan de wellusten van het weelich dertel vleys,
2035[regelnummer]
Dat mijn menschelijckheyt bespringt van reys op reys.Ga naar voetnoot2035
Ghewoone tockeling maackt mijn ghemoet stantvastich,Ga naar voetnoot2036
Ga naar margenoot+Dies dult ick oock mijn strijt ghewillich en onlastich.Ga naar voetnoot2037
D'Infante is ghesteurt, 't is best dat ick vertreck,
Eer ick haar gramschap meer tot toornicheyt verweck.
2040[regelnummer]
Gheterchde razery maackt dolle menschen heftich,
Maar hoe? ist moghelijck dat een Princes zoo deftichGa naar voetnoot2041
En Goddelijck bedeelt, dat Asia daar op bromt,Ga naar voetnoot2042
| |
[pagina 166]
| |
Tot zulcken stouticheyt van onbeschaamtheyt komt,
Dat zy met onvertzaacht en al te dert'le zinnen
2045[regelnummer]
Een vreemdeling verzoeckt tot onghebonde minnen:
Daar de nature heeft het vrouwelijck gheslacht,
Tot alle eerbaarheyt en kuysheyt voort ghebracht?
De zinneloose lust die wy ons inne beelden,
Die is van grooter kracht als zelfs de vlugghe weeldeGa naar voetnoot2049
2050[regelnummer]
Die schielijck van ons vliet wanneer zy is getemt,
Waar zy 't verstant beweeght wert reden over-stemt:
Die God zy danck, die mijn zo wel heeft begh'nadicht,
Dat ick volkomen ben ghetuchticht en bezadicht.Ga naar voetnoot2053
aartsche diana
Wat grooter smaat is dit? Mijn bloedt koockt in mijn borst!
2055[regelnummer]
Ick hing den trotsert op, dat ick van schaamten dorst.Ga naar voetnoot2055
Versmader! ben ick dan zo lelijck en onaardich,Ga naar voetnoot2056
Dat ghy mijn niet en acht u troetelinghen waardich?Ga naar voetnoot2057
Ellendighe! nu ghy ghekomen zijt tot yet
Door mijn, nu acht ghy mijn noch al mijn wel doen niet.
2060[regelnummer]
Door wien zydy, o bloedt! tot hoogheyt doch gherezen?Ga naar voetnoot2060
Wat zoudy, arme mensch, zonder mijn hulp doch wezen?
Wie een landtlooper helpt, een hanghe-bast verschoont,Ga naar voetnoot2062
Die wert end'lijck van haar met alle quaadt gheloont.Ga naar voetnoot2063
Ach almachtighe Goon! hoe mooghdy doch toe laten
2065[regelnummer]
D'ondanckbaarheyt, die ghy als grouw'lijck plach te haten?
Vervloeckte stommen boef, ghedenckt u niet, o fiel!Ga naar voetnoot2066
Dat ick u leven met mijn voor-bidden behiel?
Ghedenckt u niet, o guyt, dat ick u heb doen vinden
| |
[pagina 167]
| |
Ghenade, heul en heyl, by Vader en by Vrinden?
2070[regelnummer]
Ghedenckt u niet, o schudd', dat ick u heb ghebrachtGa naar voetnoot2070
In zulcken weerdicheyt, datmen u meerder acht
Als zelfs myn eyghen Broer? Ick zal u wel doen heughen
Wat onbekenzaamheyt en vrouwe haat vermeughen.Ga naar voetnoot2073
O schuymzel der schepsels, u beestich snoot ghemoet
2075[regelnummer]
Erkent de eere niet diemen uyt heusheyt doet.
Ick zal de bittere spijt van't schotsche weyg'ren wreeckenGa naar voetnoot2076
Zoo dapper, datmen daar zal weten af te spreken.Ga naar voetnoot2077
Hoe macht u van 't hart, Aartsche Diane, dat
Ghy dus schamper beschelt, die ghy lief hebt ghehadt?Ga naar voetnoot2079
2080[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die ghy lief hebt ghehadt niet als de lichte vrouwen,
Die yder lieven en gheen zinlijckheyt en trouwen;Ga naar voetnoot2081
Maar als een schoone ziel, in welcken blijft gheprint
De liefde van het beeldt die het onentlijck mint,Ga naar voetnoot2083
Want minne die wij haast en licht veranderen konnen,
2085[regelnummer]
Die houd ick voor gheveynst en niet oprecht begonnen.
Alderbraafste man, al schijn ick nu zoo quaadt,
Ick gun u meerder goets als ick u mercken laat:
Mijn brallert, 't was mijn schult, ick was te wanghelatich,Ga naar voetnoot2088
U deg'lijckheyt vernoecht veel meer een aanschijn statich,Ga naar voetnoot2089
2090[regelnummer]
Dan wuftheyt weeseloos, dan ooghen propte volGa naar voetnoot2090
Van ritsche geylicheyt en heete luste dol.Ga naar voetnoot2091
O goude maticheyt! t'zints ick u heb begheven,Ga naar voetnoot2092
Verloor ick laas de kunst van wel te konnen leven.
Wanneer de red'lijckheyt des ziels verbannen werdt,
| |
[pagina 168]
| |
2095[regelnummer]
Zoo loopt voor ballingh-slants de eerbaarheyt van 't hert.Ga naar voetnoot2095
O toomeloos ghemoet! hoe komt my staach op steyg'renGa naar voetnoot2096
De bitterheyt des smaats van 't alte dreutsich weyg'ren:Ga naar voetnoot2097
Wtheemsche laffe mens, duur zal de hooghmoet staan,
Die ghy hebt aan een vrou, een groote vrouw' begaan.
2100[regelnummer]
Maar hoe? zoud'hem mijn ziel doch immer konnen haten?
't Is my niet mog'lijck om gram my te ghelaten;
Maar ick beklaagh ghelijck u zotheyt en de mijn,Ga naar voetnoot2102
Hy wil niet daar hy mach zoo groot en machtich zijn.
O blootheyt zonder gront! u meerder komt u vryen,
2105[regelnummer]
'k Heb met u slapheyt en mijn dwaasheyt medelyen;
Hoe dat hy mijn meer hoons, meer trots en quaadts aandoet,
Hoe ick hem liever wil, en wensch in mijn ghemoet.Ga naar voetnoot2107
Binnen.
De Keyzer, de Negreensche bode. En dan Amaran Prince met zijn vier Broeders, gewapent, uytghenomen de helmen en hantschoenen.
amaran, Prince van Nigreen, komende onder uyt van 't graf van Aardighe, en gaat na de Keyser.
Daar leyt mijn hoop, helaas! daar leyt mijn uytghelesen,Ga naar voetnoot2108
Daar ick int leven noyt eens by heb meughen wesen.
2110[regelnummer]
Betreurelijcke doot! te luttel ist gheluytGa naar voetnoot2110
Mijns lichaams, om mijn druck te recht te brommen uyt.Ga naar voetnoot2111
O Hemel! wat de mensch voor vast hem gaat voorsetten,Ga naar voetnoot2112
Dat kunt ghy met een winck een ooghenblick verletten.
Ach mijn beloofde Bruyt! wat laat ghy mijn al druck,
| |
[pagina 169]
| |
2115[regelnummer]
Ach! door u en door mijn t'onverwacht ongheluck.Ga naar voetnoot2115
Lichtvaardighe Fortuyn, hoe hebdy niet ghegeven,Ga naar voetnoot2116
Dat ick haar eensjens zach int waarde lieve leven?
Ach schoonheyt wonderbaar! een zond' meer als ghemeen
Ga naar margenoot+Heeft hy begaan door nijdt van uwe Godlijckheen,
2120[regelnummer]
Die onverdient en wreet u 't leven heeft ghenomen.
Dan dat vertroost mijn wat, dat ick hier ben ghekomen
In zoo bequamen tijdt, dat ick de schelmsche daat
Van haar zal straffen met het aldergrootste quaadt,Ga naar voetnoot2123
Aan haar en hem, zegh ick, die staande maar wil houwen
2125[regelnummer]
De gheweldighe moort bedreven aan mijn vrouwe.Ga naar voetnoot2125
Sijn Broeder vrederijck
Wel Broeder, wel hoe dus mistroostich en bedruckt?
Misschien is zy versuymt of snel verongheluckt:Ga naar voetnoot2127
Ten voeght zo groot een Prins zulck wesen niet te dryven,Ga naar voetnoot2128
Laat die kleynmoedicheyt de moedeloose wyven,
2130[regelnummer]
Die om het minste dingh stracx thoonen 't meeste leedt.
Gaat, stelt de wraack in 't werck, ghelijck ghy u vermeet;
De klachten die ghy doet zijn vruchteloos begonnen.
amaran
Ick ben van schaamt en spijt tot in mijn ziel verwonnen.
vrederijck
Daar komt de Keyzer met zijn Heeren altemaal.
| |
[pagina 170]
| |
amaran
2135[regelnummer]
En gaan wy door dees poort tot midden inde zaal.
de keyzer met al zijn staet zit in zyn Troon.
Wat mach de vreemde Prins, O Vorsten, herwaarts jaghen,Ga naar voetnoot2136
Dat zoo ghewichtich is om hier te komen klaghen?
Daar 't Eylant van Kalfa zo ver van Phrygi leyt:
Daar komt den grooten helt, laat hooren wat hy zeyt.
amaran
na een groote eerbiedinghe, zeght heel glorieuselijck dese volghende regelen.Ga naar voetnoot-.
2140[regelnummer]
Heer, Mogenste Opper-Heer van't Aziaansche Rijcke,
Vermaart voor goedt en recht, ja also deughdelijcke,
Dat ghy een yder een zijn billijckheden doet,Ga naar voetnoot2142
Al waart teghen u zelfs, of yemant van u bloedt,
Ick twijffel niet dat ghy te straffen zoudet schuwen,Ga naar voetnoot2144
2145[regelnummer]
Al waart schoon dattet waar de naaste van den uwen,
Als hy met laster van verraderye boosGa naar voetnoot2146
U Kroon of u persoon yets maeckten eereloos.Ga naar voetnoot2147
Op het vertrouwen van u deuchden uytghenomen
Verliet ick mijn ghebiedt en ben hier aan ghekomen
2150[regelnummer]
Met die vrymoedicheyt, om voor u Majesteyt
U dochter van verraat en van moordadicheydt
Te overtuyghen stracx, indient my mach gheschieden,Ga naar voetnoot2152
Dat u ghelieve die hier daet'lijck te ontbieden;
Want zy heeft valschelijck, met wreetheyt ongehoort,
2155[regelnummer]
Ga naar margenoot+Haar Nichte de Princes onmenschelijck vermoort,
En overmidts de zaack zoo heymelijck is bedreven,
| |
[pagina 171]
| |
Datmen daar kunt noch ken, noch blijck daar af kan gheven:Ga naar voetnoot2157
Zoo ben ick hier bereydt om met de wapens stout,
De Ridder die haar zy of haar onschuldich hout,Ga naar voetnoot2159
2160[regelnummer]
Int open ruyme velt stoutmoedich te bevechten;
Tot d'uytgang vande strijt ons eyndelijck zal rechtenGa naar voetnoot2161
Van mijn antichting vals, of van haar grouwel snoot,Ga naar voetnoot2162
Dat is door 't vonnis van een schandelijcke doot.
de keyzer
By al de Goden, Prins, daar wy lien onder schuylen,Ga naar voetnoot2164
2165[regelnummer]
Gheloof ick nimmermeer dat een zoo overvuylenGa naar voetnoot2165
En hel-waardighe daat oyt in mijn Dochters gheest
Gheherberght immer of ghehuysvest is gheweest.
Maar na dien dat ick moet door het ghebodt van reden,Ga naar voetnoot2168
Zal ick hanthaven u, in u gherechticheden.Ga naar voetnoot2169
2170[regelnummer]
Zoo sweer ick u op trou, en op het heylich recht,
Zoo ick haar schuldich vijn aan 't ghene dat ghy zeght:Ga naar voetnoot2171
Het zy in raat of daat, ick zal in zulcker voeghen
Haar straffen, dat ghy u volkomen zult vernoeghen.
Gaat haaltse my al voort.
Aartsche Diana uyt, en ghezet by haar Vader.
Ziet Prince hier de gheen,
2175[regelnummer]
Die ghy betydet met de snootst der lelijckheen,Ga naar voetnoot2175
Stelt nu u voorslach voor, en kundy't ons bediedenGa naar voetnoot2176
Met waarheyt alst behoort, u eysch zal u gheschieden.Ga naar voetnoot2177
| |
[pagina 172]
| |
amaran
Ick dencke niet Me-vrou, Aartsche Diane, of
De ghene die u zien in u Heer Vaders hof,
Met dusken waardicheyt en schoonheyt uytghesondert,Ga naar voetnoot2179
2180[regelnummer]
Of zy zullen met mijn ten hoochsten zijn verwondert,
Als met verradery van eyghene vrienden doot,
Dat zulcke gaven hooch verzelschapt zijn zoo snoot:Ga naar voetnoot2182
Om dieswil dat het stuck zo lelijck als mispresen,
Zoo onghelooff'lijck is als swaar betuyght kan wesen:Ga naar voetnoot2184
2185[regelnummer]
Zo zal ick niettemin met krackte houden staan,
Dat ghy u schoone Nicht vermoort hebt en verraan:
Of dat ghy d'oorzaack zijt waar door zy moest verliesen
Het leven en de ziel: Ghy mooght voor u verkiesen
Wat Ridder dat ghy wilt, met dien beding, al zaft,Ga naar voetnoot2189
2190[regelnummer]
Zoo ick hem overwin dat ghy zult zijn ghestraft
Met een langzame doot, en koom ick te beswijcken,Ga naar voetnoot2191
Zoo wil ick datmen my doet sterven van ghelijcken.
Ga naar margenoot+Ick achtet lichaam niet, daar leyt mijn weynich an,
Want ick doch zonder haar duuren noch leven kan.Ga naar voetnoot2194
keyzer
2195[regelnummer]
Dochter, ghy hebt ghehoort, wat u werdt opghedreven,Ga naar voetnoot2195
Bedenckt u wis en wel om antwoort voort te gheven,Ga naar voetnoot2196
Want wien van beyden heeft misdaan teghen mijn kroon
Die zal ick strenghelijck al levendich doen doon.
| |
[pagina 173]
| |
aartsche diana, ghevveldich versteurt
O onbeschoften bloedt! o alder-onbesuysten!Ga naar voetnoot2199
2200[regelnummer]
Die u verstant en deught draaght in u lompe vuysten!
O goet-dunckende geck! wiens zot en ydel hooft,Ga naar voetnoot2201
Van alle red'lijckheyt verwaand'lijck is berooft:
Wiens logge lodzich lijf met al zijn grove deelen,Ga naar voetnoot2203
Is nutter om een Boer, als om een Prins te spelen.
2205[regelnummer]
Druystighe grootsche nar, vol opgheblasentheyt,Ga naar voetnoot2205
Van waar komt u (o zot!) also veel onbescheyt?Ga naar voetnoot2206
Dat ghy durft nemen voor te tergen de ghedulden
Der Princen: en het kint eens Keysers te beschulden
In zijn by-wesen zelfs, dat in zijn eyghen zaal,Ga naar voetnoot2209
2210[regelnummer]
Met reuckeloose reen, en valsche loogen-taal?
O zotheyt overdwaals! de mensch is zoo vermetel,Ga naar voetnoot2211
Dat hy mijn dreyght, o Goon! dat voor mijn Vaders zetel.Ga naar voetnoot2212
U woorden en u doen bedocht en wel verstaan,Ga naar voetnoot2213
Bethoonen dat ghy moet van neskheyt swanger gaan.Ga naar voetnoot2214
2215[regelnummer]
Ghy komt hier toegherust met Ruyters en met Knechten,
Ghewapent, om alleen een Joffrou te bevechten:
Een Joffrou, die noch u, noch uwen heeft ghedaan,
Noch ongheneucht, noch leet; daar teghen heeft ontfaanGa naar voetnoot2218
Mijn Nichte (die ghy zeght dat ick hebbe doen sterven)
2220[regelnummer]
Zo veel eeren en dienst als yemant mach verwerven,
En had ghy maar een deel van die stoutharticheydt,
Die u oneyghentlijck met lof wert na gheseyt:Ga naar voetnoot2222
Ghy zout, o blooten guyl! ghelijck een man van harten,
Een Helt, een Heer, een Vorst, en ghene vrouwe tarten
| |
[pagina 174]
| |
2225[regelnummer]
Om teghen u te slaan. Ick ben een swacke Maacht,Ga naar voetnoot2225
Onnoozel en niet vals, maar also onvertsaaght
Dat ick, waar ick als ghy, ghy ginckt niet uytter zalen,Ga naar voetnoot2227
Of ick zou u dicke kop doen van zijn romp af dalen,
Tot een bewijse van u malle zotticheen.
2230[regelnummer]
Ick ben noch die ick ben, komt an, ick ben te vreen,
Zoo't u mijn Heer ghelieft, met een stock uyt de kokenGa naar voetnoot2231
Te thoonen, dat ghy hebt vals en onwaar ghesproken,
Dat ick zou schuldich zijn aan het verraat of moort.
Komt hier, en brenght ons eens yet wat waarschijnlijcx voort:Ga naar voetnoot2234
2235[regelnummer]
Ga naar margenoot+Waar uyt zoud'ick het doen? om wat oorzaack of reden?Ga naar voetnoot2235
't Is waar, zy was heel schoon. Danck zy de goedicheden
Des Hemels, ick en ben noch zoo wanschapich niet,
Dat ick haar schoonheyt oyt benyde met verdriet.
Of zou haar rijckdom my zoo groff'lijck doen vergissen?Ga naar voetnoot2239
2240[regelnummer]
Dat heeft geen schijn van reen: Want ziet, de erffenissen
Mijns Vaders die zijn meer: dies waar ick meer begheert
Als zy van Vorsten groot, en Princen hoogh gheeert:
Dus weet ick nu gheen ding te dencken noch versieren,Ga naar voetnoot2243
Daar ick't om zouw' bestaan in eenigher manieren.
2245[regelnummer]
Maar waarom dient my doch dat ick u dit vertel?
U, die dees helden fors, ken ickse anders wel,Ga naar voetnoot2246
Die lossen botten bol van 't lichaam zullen smytenGa naar voetnoot2247
Voor u hoovaardicheyt en schandelijck verwyten.
amaran kreuntet hem niet, en seydt teghen de KeyzerGa naar voetnoot*
Zire, ten voecht niet dat een Vorst of machtich Heer
2250[regelnummer]
Hem steurt, of kreunt, of stoot aan vrouwe woorden teer,Ga naar voetnoot2250
| |
[pagina 175]
| |
Die zonder overlegh, met gramschap meer ontsteeckenGa naar voetnoot2251
Als met de kracht des deuchts, onwaardich weder-spreeckenGa naar voetnoot2252
De waarheyt vande ticht met fierheyt trots en koen,Ga naar voetnoot2253
En loch'nen aldermeest de dinghen die zy doen.
2255[regelnummer]
Doet my een Ridder hier nu datelijck verschynen,
Die hare zaken derf aannemen als de zynen:
Met wien ick door 't ghevecht zal thoonen naackt en klaar,
Dat mijn beklachten, ach! is meer als al te waar.Ga naar voetnoot2258
Indien ick hem versla met dese kloecke handen,
2260[regelnummer]
Zoo wil ick dat ghy hem en u dochter doet branden,
Ghelijck de waardicheyt vereyscht in zulcken zaack,
En zo mijn ong'luck wil dat ick te onder raack,
Ick geer gheen ander recht, noch straffe, noch ghenaden,Ga naar voetnoot2263
Als uwe Majesteyt zult vinden best gheraden.
keyser
2265[regelnummer]
Hoe swaarlijck ist, o Goon! te zitten aan 't ghebiedt,Ga naar voetnoot2265
Ick mach mijn eyghen kindt, helaas! verschoonen niet.
Wat is de kroon een last, waar icker van ontslaghen,
Ick zou dat lastich pack niet weder willen draghen:
Maar ick zou kleynelijck my gheven inde rust,Ga naar voetnoot2269
2270[regelnummer]
En off'ren willich op de zotte heerschens lust,
Van menich mensch ghewenscht diese gheluckich waanen:Ga naar voetnoot2271
Ick moet, ick wil of niet, mijn kindt Aartsche Dyane,
U zegghen dat ghy krijcht een Ridder alzoo stout,Ga naar voetnoot2273
Dat hy u recht van daagh kloeckmoedich staande hout,
2275[regelnummer]
Op de voorwaarde die de Prince stracx hier bescheyde,Ga naar voetnoot2275
| |
[pagina 176]
| |
Dat is, wien dat verliest dat die hem moet bereyden
Ga naar margenoot+Om inde doot te gaan, ja selfs tot inden vlam.
Ghy zijt des wel ghetroost of het u over quam?Ga naar voetnoot2278
Ghy Ridders hoogh van moet, van onverwonnen zinnen,
2280[regelnummer]
Wie den Phrygische Prins manhaftich kan verwinnen
En 't harssen-becken klooft van dat zoo vleesich lijf,
Die krijght mijn eyghen kindt, mijn dochter tot een wijf:
Hy zy oock wie hy zy, of oock van wat ghesintheyt.
Sy swyghen. Schricken van vreze.
aartsche diana
Ach Goden wat ick zie! mijn ooghen slaat met blindtheyt.
2285[regelnummer]
Hoe seer is hy verdoort die op een zant gront bouwt:Ga naar voetnoot2285
Vervloeckt zoo is de mensch die op de mensch vertrout.
O hoofsche guytery! beloften zonder meenen,Ga naar voetnoot2287
Ach! u gheveynsde trou is in een blick verdweenen:
Van al de Ridders, laas! en isser ach niet een!
2290[regelnummer]
Die voor mijn jonghe lijf nu inde strijt wilt treen.Ga naar voetnoot2290
zeege-heer vverdt sprekende door't zien vander groote noot van Aartsche Diana.
O blooters kleyn van hart! O ghy verwijfde loeren!Ga naar voetnoot2291
Onwaardich om de naam des Ridderschaps te voeren.
O Pochers, snorkers, blaas-ballighen by de wijn,Ga naar voetnoot2293
Die vrome Helden by de beste tafels zijn;
2295[regelnummer]
Die daar slach orden stelt met roemers en met glasen,
En daar kunt vande krijgh en vande vyandt rasen,
Daar ghy u hoogh beroemt en op het braafst verheft:
Swijght reeckels, blafferts, swijght, nu hebdy uyt ghekeft,
| |
[pagina 177]
| |
Waar is u koenheyt nu? U preutsche ed'le zeden?Ga naar voetnoot2299
2300[regelnummer]
U woorden zoo ghevoeght op juyste maat en stede?Ga naar voetnoot2300
Nu zijn u krachten dof, nu zijn u kunsten doot,Ga naar voetnoot2301
Nu u Princesje leyt in haren hooghsten noot,
Ancxt-vallich en verschrickt ter aarden plat gheslaghen.
O zielen vroom en vroet! hoe kundy dit verdraghen
2305[regelnummer]
Dat een ondrach'lijck mensch u moeden zoo braveert,Ga naar voetnoot2305
Dat hy in spijt van u des Keysers kindt onteert?
En dat slechts op't vermoen van zijn dolle ghedachten.
Dat lydy, fy u al! by de Hemelsche krachten,Ga naar voetnoot2308
Ghy zijt te bijster schuw, de adel en de eerGa naar voetnoot2309
2310[regelnummer]
Onteedelt en onteert ghy immers al te seer.
O schrobbers, stijf van vrees, men hoort u dus te groeten,Ga naar voetnoot2311
En breecken u 't gheweer als schelmen voor de voeten,Ga naar voetnoot2312
En dryven in een drift als beesten u te hoop,Ga naar voetnoot2313
En brenghen op de marckt voor slaven u te koop.
2315[regelnummer]
'k En weet niet, Amaran, wat dat u heeft bewoghen
Ga naar margenoot+Tot die afgrijs'lijckheyt van u versierde looghen,Ga naar voetnoot2316
Die ghy zoo schellems als ongheluckich en vals,
Zult trecken noch van daagh in u vervloeckten hals.Ga naar voetnoot2318
O lasteraar! O droch! dees handt zal u vernielen,Ga naar voetnoot2319
2320[regelnummer]
En stieren uwen gheest by de verdoemde zielen,
Die in bewaring heeft de Meester vande Hel:
Op dat hy u een straf na u verdienste stel.
Gheswinde loghenaar van duyvelsche afkoomste,
Herroept de vuyle smaat die ghy spuwt op de vroomste
2325[regelnummer]
En deughdelijckste vrou, en klopt op uwen mont,Ga naar voetnoot2325
| |
[pagina 178]
| |
En lijdt de schult van u vermaledyde vont:Ga naar voetnoot2326
Of ick zal u dien kop van 't groote lichaam hacken,
En het gheschonden rif den beesten voort toe smacken.Ga naar voetnoot2328
Nu, kiest of deylt, 't is tijdt, laat zien wat komter uyt?
2330[regelnummer]
Den Ezel swijght, o doot! hy blijft by zijn besluyt.
Daar leydt mijn hantschoen eel, nu schijnt den bloedt te suffenGa naar voetnoot2331
Die al de wereldt stracx met dreyghen ging verbluffen.
't Ghelieft zijn Majesteyt dat ick de kamp-slach doe.Ga naar voetnoot2333
keyzer verwondert om den Zeegeheer
Wel droom ick? Ist bedroch mijn vriendt? Hoe gaat dit toe?
2335[regelnummer]
Lof zy u Machomet voor zoo veel goede daden!
By al de hooghe Goon, ick ben zoo overladen
Van blyschap en van vreught als yemandt die daar leeft,
Om dat u de Katar alsoo begheven heeft.Ga naar voetnoot2338
Nu is mijn hart gherust, nu zal mijn kindt niet lyen
2340[regelnummer]
Het schrickelijck versoeck van zijn bedriegheryen.Ga naar voetnoot2340
aartsche diana
Myn ziel is opghevult met onghemeten vreught,
Den Hemel zy ghedanckt voor dese groote deught.Ga naar voetnoot2342
zeege-heer
Heylighe Majesteyt, wilt toch in yl ghebiedenGa naar voetnoot2343
Datmen hier plaatse maack daar het ghevecht zal schieden,
2345[regelnummer]
Mijn hart hier hongh'rich snackt na een gherechte wraack.
| |
[pagina 179]
| |
amaran
Ick ben verwondert in de glorioose spraackGa naar voetnoot2346
Van desen stommen bock, ygut koom ick in 't grypen,Ga naar voetnoot2347
Ick duw u't lijf an twee, en 't merrich uyt de pypen,Ga naar voetnoot2348
Ghy weecke halve vrou van kinderlijcke kracht.
2350[regelnummer]
Maar holla, is hy niet van Koninghlijck gheslacht,
Van Vorsten oor of bloedt, zoo stiert hem zyner vaarden,Ga naar voetnoot2351
Want d'oorsaack van 't verschil dat is van grooter waarden.Ga naar voetnoot2352
keyzer
Hy is dan wie hy is, alwaar hy lomp of grof,
Ghy hebt alleen gheeyscht een Ridder van mijn hof.
amaran
2355[regelnummer]
Is hy gheen Konincx kindt, hy werdt niet aanghenomen;
Zoo is den strijt alreets ten eynde al ghecomen.
keyzer
Wel wederroeptse dan, want u uytvlucht is slecht,
Die tuyghen dat ghy zijt beancxsticht voor't ghevecht.
een schilt-knaap met de blancke helm knielt.
Prins Amaran, mijn vrouw de Koningin van Tharsen,
2360[regelnummer]
Die raat u desen slach te setten uyt u harsen:Ga naar voetnoot2360
Want ziet, den stommen Heer die ghy beroept ten strijt,
Die is van hoogher zaat en stercker als ghy zijt:Ga naar voetnoot2362
| |
[pagina 180]
| |
En 't recht is op zijn zijd', dies zoud' ghy onderlegghen.
amaran
Ghy mooght de Koningin van mynent weghen segghen,
2365[regelnummer]
Haar raat komt al te laat en dat ick niet en stel
Betrouwen noch gheloof int vollick vande hel.
En is de Ridder zulcx als ghy hier komt verklaren,Ga naar voetnoot2367
Te liever is hy mijn, ick wacht de uytkompst garen.
schilt-knaap schenckt Zeege-Heer de helm.
Edele jonghe Heer, mijn vrou u desen schenckt,
2370[regelnummer]
Op dat ghy haar daar na tot zijnder tijdt ghedenckt.
zeege-heer
Me-vrouw', de Koningin komt my meer goets verlienen,
Als ick nu niet en kan, maar hope te verdienen.
De jonge gaat binnen.
keyzer
Komt herwaarts Vrederijck, komt herrewaarts by mijn,
En ghy Heer Olymaal, ghy zult de Rechters zijn:Ga naar voetnoot2374
2375[regelnummer]
Gaat zeght de Keyserin, wil zy 't ghevecht aanschouwen,
Dat zy ter venster gaat met al haar staat Joffrouwen.
Zeege-Heer comt gewapent uyt.
Daar komt den Wapen-Heer, nu krijcht de Prins de rest,
Wel aan, steeck de Trompet, dat elleck doe zijn best.
Hier 't ghevecht, hy doot hem en brengtet hooft voor de Heeren.
| |
[pagina 181]
| |
zeege-heer
Lecht daar, o boosen schalck, die stoutlijck dorst verdichtenGa naar voetnoot2379
2380[regelnummer]
Een helsche Duyvels vont, en die een maacht antichten.Ga naar voetnoot2380
Me-vrouw', daar is de kop, ghelieft u anders yet?
aartsche diana
Neen Helt, ick ben voldaan, my is ghenoegh gheschiet.Ga naar voetnoot2382
keyzer
Grootmoedich jongheling, mijn woordt zal ick u houwen,
En doen u tot een Bruydt u zelfs ghewonnen trouwen.Ga naar voetnoot2384
2385[regelnummer]
Mijn Heeren, wat dunckt u, lach dese Prins ter neer,
Waar ick op huyden niet de alderarmste Heer?
En waar ick niet gheweest bedwonghen te kastyen,Ga naar voetnoot2387
Mijn dochter zou de doot onschuldich moeten lyen:
De Goden hebben danck, en u heldich bestaan,Ga naar voetnoot2389
2390[regelnummer]
Die van mijn droevich hart de zorghen hebt ghedaan.Ga naar voetnoot2390
Ten gheve u niet vreemt, ghy Koningen en Heeren,Ga naar voetnoot2391
Zoo ick boven ghewoont den edellingh wil eeren,
Want sodanigen volck die maken haar gheachtGa naar voetnoot2393
De gantsche werelt door, door deuchden ende kracht:
2395[regelnummer]
Haar komt de eere toe, en niet die haar beghevenGa naar voetnoot2395
Ga naar margenoot+In yd'le feesten groots, noch in een vroomlijck leven,Ga naar voetnoot2396
Van luye ledicheydt en and're mack'lijckheen.
Wat eer dat ick bedenck zy is my noch te kleen,
| |
[pagina 182]
| |
Om dieswil dat hy heeft beschermt met zijn handen
2400[regelnummer]
Het leven van mijn kint, en het rijck vande schanden
Verlost: En daar toe noch den vyandt selfs ghedoot,
Dat my en u al t'saam bereydt een blijdtschap groot.
Maar overluckighe, hoe varen doch u wonden?Ga naar voetnoot2403
Komt gaan wy, o mijn zoon! zoo werden zy verbonden.
Aartsche Diana en Zeege-Heer, sittende in een flouwelen stoel.
aartsche diana
2405[regelnummer]
Ick bidde u, mijn vriendt, om 't gheloof vande Goon,Ga naar voetnoot2405
En om de liefde daar ghy mede naamt de kroon
Van Brandemantes hooft, dat ghy my wilt verklaren
U naam en u gheslacht, en wie u ouders waren,
En van waar dat ghy zijt, u sweerend' op mijn eedt,
2410[regelnummer]
Dat ick u loonen zal met 't dierste dat ick weet,
Dat's met mijn eyghen hart, dat ghy te vreen sult stellen
Met de begeerten die 't met lust om weten quellen:
Met dien bedinghe dat ghy sult voort zijn ghelijck
De Meester van mijns zelfs, en van mijns Vaders rijck,
2415[regelnummer]
En voort van al het zijns: Vertrout ick zal't u maken.Ga naar voetnoot2415
Ick zegh u dinghen die mijn op het naaste rakenGa naar voetnoot2416
Met ongheveynsde mont: daarom, mijn ziel! indien
Ghy teghenwoordich my niet stracx wilt sterven zien,Ga naar voetnoot2418
Zo doet als ghy behoort, en wilt eens overlegghen,
2420[regelnummer]
Wat stercke liefde my tot andermaal doet segghen
| |
[pagina 183]
| |
De jonsten van mijn hart, so vry als onbequaam,Ga naar voetnoot2421
Met groot perijckel van mijn eerelijcke naam.
De min heeft mijn vervoert mijn schreumhartighe vreesen,Ga naar voetnoot2423
En mijn natuur en is niet zoo sy plach te wesen.
2425[regelnummer]
Met wat een lijdtsaamheyt verdroech ick stil by my
De bitterheyt des smaats van uwe weyghery:
Als ick oock by u quam en sprack u vande saack
Door feyl van u ghehoor, en manghel van u spraack.Ga naar voetnoot2428
Maar nu u alles is ten vollen weer-ghegeven,
2430[regelnummer]
En nu ghy voor u ziet de gheen die zelfs haar leven
Zou off'ren voor u op, so bid ick u, en weest
Zoo halstarrich of zoo hart, noch onbedacht van gheest,
Dat ghy afslaat het goedt dat u werdt aangeboden
Van 't luck, van min, van my, en vande goede Goden
2435[regelnummer]
Tot loon, om dat ghy my beschermt hebt mijn lijf.Ga naar voetnoot2435
Ontfanght my u vriendin, en tot u wettich wijf.Ga naar voetnoot2436
zeege-heer
Doorluchtighe Princes en groot vermoghen Vrouwe,
De machtichste Monarch sou hem gheluckich houwen
Die u verwerven mocht ten aanzien van u jeught,Ga naar voetnoot2439
2440[regelnummer]
En rijcke rijckdom groot, en u volmaackte deught.
Hoe veel te meer dan ick, doolende arme Ridder,
Die niet meer goets en heeft als een beroyden bidder,Ga naar voetnoot2442
Die ghy behouwen hebt, en zoo vert hebt ghebracht,
Dat ick de grootste my van al de wereldt acht.
2445[regelnummer]
Ghy heft my op den top des eers op 't onvoorsienste:
| |
[pagina 184]
| |
Daarom mijn waarde vrou, heb ick eenighe dienste
Mijn leven u ghetoont, sy quamen u recht toe,
En 't is mijn leet dat ick gheen meerder u en doe.
Maar na dat u belieft mijn staat en naam te weten,
2450[regelnummer]
Zoo weet dan dat ick ben den vondeling gheheten:
Zo mijn de Koningin van Tarssen deet verstaan;
Van mijn gheslacht heeft sy mijn noch geen kunt ghedaan.Ga naar voetnoot2452
Dus overdenckt met raat, o Vorstin aller vrouwen,Ga naar voetnoot2453
Oft u al nut zal zijn dat ghy zoo laach zout trouwen.Ga naar voetnoot2454
2455[regelnummer]
Indient u wel ghevalt zoo sweer ick u mijn trou,
En neem u daat'lijck tot mijn ghetroude vrou.
aartsche diana
En ick u tot mijn man.
zeege-heer
Ick heb niet durven dencken
Op 't geen dat u gelieft aan my zoo heus te schencken.
aartsche diana
Komt gaan wy, o mijn troost! op dat wy voort de feest
2460[regelnummer]
Bestellen alst betaamt.
amoureusje
Ghy hebt wel uyt geweest,Ga naar voetnoot2460
Ghy hebje vrydach wel evast, doeje niet propertje?Ga naar voetnoot2461
Ick moetje laten uytschild'ren frays ghewijs op een koopertje,Ga naar voetnoot2462
| |
[pagina 185]
| |
En dragen jou as de Weesmannetjes op mijn verweende borst,
In plaats van een suflet. Elementen! 'k heb sulcken dorst!Ga naar voetnoot2464
2465[regelnummer]
Hoort volckje, blijft wat staan, ick moet jou allegaar wat vraghen:
Zel ghy jou ghelt of tijdt uytgaande oock beklaghen?Ga naar voetnoot2466
Maar statet jou wel an, zo doet my lustich na,
En klapt eens in u hant, en roept eenstemmich ja.
Ao. 1618. den 8. Iunij.
't Kan verkeeren.
G.A. BREDERO. |
|