Spaanschen Brabander
(1974)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
Ga naar margenoot*Eerste deel
jerolimo rodrigo
T'Is wel een schoone stadt, moor 'tvolcxken is te vies:Ga naar voetnoot1
In Brabant sayn de liens ghemaynlijck exkiesGa naar voetnoot2
In kleeding en in dracht, dus op de Spaansche mode,Ga naar voetnoot3
Als kleyne Konincxkens of sienelaycke Goden.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
O Kaserlaijcke stadt Hantwerpen groot en raijck,Ga naar voetnoot5
Ick gheloof nau dat de Son beschaynt uwes ghelaijck,Ga naar voetnoot6
In abondancy van sleyck, in schoonheyt van landouwen,Ga naar voetnoot7
In Karcken triumphant, in devote Kloosters, en modeste ghebouwen,Ga naar voetnoot8
In muragie masieft, vol alles, van rekreatie geboomt,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
In kayen en in hoyen, woorlangskens dat hem stroomtGa naar voetnoot10
De Large revier, het water van den Schelde,Ga naar voetnoot11
En supporteert tot over Meyr. Datte kick ou eenskens verteldeGa naar voetnoot12
Mayn avontuurkens met de dochterkens inde baar,Ga naar voetnoot13
| |
[pagina 155]
| |
Betteken en Mayken, en met haar nicht schoon Klaar,
15[regelnummer]
Die over straat trip trap, en met sulcken ghetepel // gaatGa naar voetnoot15
Damen her jugeert, en estimeert voor't stooltje vande lepel // straat,Ga naar voetnoot16
En vande Venus-buurt: 'tsoch say saijn wel gracelaijck.Ga naar voetnoot17
De Gouverneur van't slot die minden haar wel dwaselaijck,Ga naar voetnoot18
'tWas sulcken waperkaack een, g'en hebt ou leven.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Hoe dickwils heeft hy haar een keurs en een vorschóót ghegevenGa naar voetnoot20
Voor een bay-slopen. Wa was e kick oock amoureusGa naar voetnoot21
Op Annete de Tournay, en Janneken de geus.
O 'tis een gallant goeyken, 'tsaijn kordyale Princessen,Ga naar voetnoot23
Sy braveeren de Waerelt in ambitjeuse grandessen.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
En hadde kick met hoor niet alleghere ghebancketeert,Ga naar voetnoot25
'k En had t'Handwerpen niet so schandelaijck ghefalgeert.Ga naar voetnoot26
'k Was daar in goeyen stoot, ick had wel tseventich paar mouwen,Ga naar voetnoot27
En maijn Krediteurs lieten may niet dan de dese houwen,Ga naar voetnoot28
En voort gaf e kick hoor al het goeyken damen was vertrouwtGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Van maijn ghebuurkens hier t'Amsterdam. Ick kick vreesde voor de Schout:Ga naar voetnoot30
Want ick docht ist sake dat zijt hem ansigghen,Ga naar voetnoot31
| |
[pagina 156]
| |
So sal hy mijn op Steen of inde Stock doen ligghen:Ga naar voetnoot32
Ick ben liever inde harmonieuse melodive vogle sangh,Ga naar voetnoot33
Als inde odieuse stinckende boeyens en ys're klangh.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
En so verren mayn ghebuurkens may om 'thoore spreken,Ga naar voetnoot35
Soo sal ick hoor wel een leugen of een treusneus inde handen steken.Ga naar voetnoot36
Ga naar margenoot*Ick heet nu bekans een maant of wa meer ghehadt.Ga naar voetnoot37
Hier sayn veel goeyen liens in dese stadt,
Die op goedt vertrouwen haar goeyken laaten bewaarenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Aan andere, die asse kick daar achter uyt mee vaaren:Ga naar voetnoot40
Want ofmen schoon de liens (ghelayck hier staat) al siet,Ga naar voetnoot41
Men ken daarom haar hert noch qualiteyten niet:
't Is tijdt da wy die bot-muylen, die huybens wat fatsonneeren:Ga naar voetnoot43
Men moet haar altemets een spelleken en een kluchtken leeren.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Maar wat? ke ne gheen rust, 'ken magh niet paysibel // staan.Ga naar voetnoot45
Zemers, ben ick rayck so moet mayn goeyken wel in viesibel // gaan.Ga naar voetnoot46
Brabander binnen.Ga naar voetnoot-
| |
[pagina 157]
| |
robbeknol de knecht
So lang als ick ghewondt was, en om 'thóóft de doeck hadt,Ga naar voetnoot47
So kreeg ick altijts wat om Gods-wil vande goe-luy, as ick badt:Ga naar voetnoot48
Maar nou sy mijn ghesont sien, en mijn ghenesing vermercken,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Nou ist; God helpje jy luye bedelaar, gaat wercken,Ga naar voetnoot50
Jy bint jong en wel te pas; hy doet sondt die jou wat deelt,Ga naar voetnoot51
Vermits zijn malle barmherticheyt de rechte armen ontsteelt.Ga naar voetnoot52
Wat raat dan? steelen en wil ick niet, daar steecktme of de wallich,Ga naar voetnoot53
Al ist een aardighe kunst, sy helpter miester ande gallich.Ga naar voetnoot54
Brabander uyt.Ga naar voetnoot-
55[regelnummer]
Dienen dat waar een ding, so had ick de besorghde kost,Ga naar voetnoot55
So waar ick vande straat, en van't leegh-gaan verlost.Ga naar voetnoot56
Was'er maar een rijck heerschap ick woud' hem garen dienen.Ga naar voetnoot57
Gants lyden watte quasten heeft die joncker ansen bienen,Ga naar voetnoot58
Hoe is hy uyte streken, hy is wel verguldt met dat gheweer.Ga naar voetnoot59
jerolimo
60[regelnummer]
Hoort manneken, soecktege een meester?Ga naar voetnoot60
| |
[pagina 158]
| |
robbeknol
Ja ick waarlijck mijn Heer.Ga naar voetnoot60
jerolimo
Wel komt hier by-men, ick sal ou van alles wel versorghen:Ga naar voetnoot61
Ick twyfel niet of ghy hebt een goey gebeken gesproken vande morgen:Ga naar voetnoot62
Want ons Heer heet ou verleent een goey meester an mijn.Ga naar voetnoot63
robbeknol
En ick sal jou, mijn Heer, een goede dienaar zijn.
jerolimo
65[regelnummer]
Hoe is ouwen naam?
robbeknol
Robbeknol, tot jouwen dienst.Ga naar voetnoot65
jerolimo
Ghy zijt een nettert.
Van waar syde ghy?
robbeknol
Van waar? van Embden God bettert.Ga naar voetnoot66
| |
[pagina 159]
| |
jerolimo
Ho, ho, een Embder potschyter. Wel zemers dat komt snel.Ga naar voetnoot67
robbeknol
Ja, ja, praat jy wat, d'Amsterdammers en Brabanders kennen't oock wel.Ga naar voetnoot68
jerolimo
Dat is ooc waar. Hede noch ouwers, of hedese verloren?Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
En wa was hoor doen't?Ga naar voetnoot70
robbeknol
Mijn Vader was een Vries gheboren,
Immers na veel avontuurs en loopens kreghense malkaar.Ga naar voetnoot72
Men Vaar was een meullenaar, en mijn Moer liep met de veering:Ga naar voetnoot73
Want hier e seydt, al segh ick het self, sy verstonder lydich wel op de neering.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Sy kont van buytene sien oft locken sou of niet.Ga naar voetnoot75
Dats nou al eveliens. Daar na, Joncker, so ist e schietGa naar voetnoot76
| |
[pagina 160]
| |
Ga naar margenoot*Dat mijn Vaar, slimme Piet (ick seltje seggen met luttel woorden)Ga naar voetnoot77
Wt de Backers kooren sacken meer nam als hem toebehoorde.Ga naar voetnoot78
jerolimo
Dat gebreck is heel ghemeen, 'tis de mannier van't landt.Ga naar voetnoot79
robbeknol
80[regelnummer]
De Meullenaars (mijn Heer) die hebben nu een aar verstandt,Ga naar voetnoot80
Sy speelen houwt wat en gheeft wat. Immers door't voorloopen van goemannen,Ga naar voetnoot81
So wordender mijn Vaar in't heymelijck om e gieselt en uyte bannen.Ga naar voetnoot82
Doen raackten hy by de Spangjaarts in dienst, hier inde krijgh.Ga naar voetnoot83
Ick weet niet wat hy heur gedaan had, sy koockten hem een vijgh,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Daar hy of sturf. Alsmen Moer Aaltje Melis vansen doot vernam,Ga naar voetnoot85
So trockse met me, en met heur goetjen, hier t'Amsterdam,
En sy huerden een huysjen, en sy hing uyt de Graaf van Embden,Ga naar voetnoot87
En sy leyde slapers om gelt, en sy wos de bóótsluy heur hembden,Ga naar voetnoot88
En de klieren voor de luy, op de erven die hier laghen leegh.Ga naar voetnoot89
| |
[pagina 161]
| |
90[regelnummer]
Daar na so gebeurden't (Joncker) dat sy an Duckdalfs palfreniers knecht kennis kreegh:Ga naar voetnoot90
Want siet hy brochter al zijn miesters linnen te wassen:Ga naar voetnoot91
Dees was een lelicke swart, en sy was so van passen,Ga naar voetnoot92
Of matelijcken schóón. (Maar foey! wanneer een Vrouw is groen,Ga naar voetnoot93
So sou zijt met de beul, met een hondt; ja met de duyvel doen.)Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Mijn Moer die was een weeuw, die quicx en heet van bloet // was,Ga naar voetnoot95
Die noch al-te-wel heughden dattet byslapen soet // was.Ga naar voetnoot96
Wat het sy te doen? sy ging by de Moor legghen,Ga naar voetnoot97
En sy beproefden of de Moerjanen so saft zijn als de luy segghen:Ga naar voetnoot98
Maar de schellem die vil heur in as een naghel so hart,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
So datse van hem ontfing een moye jonghe swart:
Hoe blijt datse was dat gheef ickje te bedencken.
Heer wat brochter die Moerejaan al soete gheschencken,Ga naar voetnoot102
Van suycker en van wijn, van wildtbraat en van kleyn ghebient,Ga naar voetnoot103
En ander leckerny. Dan had hy een kapoen, en dan een smient,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
En dan ghelardeerde duyfjes, of dan een snipjen met zijn dreckje:Ga naar voetnoot105
So koesterden hy heur in heur kraam. Och seyd hy! och mijn beckje!
Och! doetje toch wat te goedt. Ick stont van veers en keeck het an;Ga naar voetnoot107
En dan kreegh ick altemets van bystaan oock een streeck uyt de pan.Ga naar voetnoot108
Daar deur kreegh ick hem lief, en sagh hem byster garen:Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Maar eertijts as hy quam begon ick te kryten en te baren,Ga naar voetnoot110
Ick rits-evelde van angst as ick hem komen sagh.Ga naar voetnoot111
| |
[pagina 162]
| |
Dan riep ick, het sal donderen van desen dagh,Ga naar voetnoot112
So bruyn komtet ginder op. Mijn docht het was de duyvel,Ga naar voetnoot113
Of de bulleback: maar doen hy ons brocht broot en suyvel,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
En andere snuystering, so van eten en van wijn,Ga naar voetnoot115
Doen docht hy mijn gheen mensch, maar een Enghel te zijn.
In dese ommegang liep een jaar of twee ten eynden:Ga naar voetnoot117
'tGhebeurden so hy eens zijn soontje wat douw-deynden,Ga naar voetnoot118
Wat troetelde, wat kusten: wantet hem so lief as zijn hert // was,
120[regelnummer]
'tKijnt sagh dat wy wit waren, en dat hy so pick swert // was:
Ga naar margenoot*Het liep nae mijn Moer verbaast, en 'triep met een schrick;Ga naar voetnoot121
Och memmetje! memmetje! waartme, waartme, hier is heyntje pick.Ga naar voetnoot122
Hy grimlachte en grijnsde, en schelde met een woort moer en // kijnt,Ga naar voetnoot123
Loopt ande gallich (seyd'hy) ghy verbranselde hoeren // kijnt.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Dat woortje van mijn broertje dat vatten ic terstont al was ic jong;Ga naar voetnoot125
Och docht ick hoe mennich hoort men met een schotseren tongGa naar voetnoot126
Een ander lasterlijck schelden en schennenGa naar voetnoot127
Van de gebreken daar sy selfste vuylst' van bennen,Ga naar voetnoot128
Door dien sy (als mijn broer) haar selven niet en kennen.Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Om kort te maken Joncker, dit komen en dit gaanGa naar voetnoot130
Quam d'opsiender van't huys en de stal-meester te verstaan:Ga naar voetnoot131
Sy leyden op hem toe met wachten en met waken,Ga naar voetnoot132
Soo lang tot dat sy hem sien róóven, steelen, takenGa naar voetnoot133
De haver en het hoy, ja toomen, stevels, spooren, quispels, enGa naar voetnoot134
| |
[pagina 163]
| |
135[regelnummer]
Deck-kleen, beere-vellen, en ander goet dat ick niet noemen ken,Ga naar voetnoot135
Als de ghebitten, ja de hoefysers selfs vande paerden,Ga naar voetnoot136
Die hy de smits en de waghe-boeven verkoft om halver waerden:Ga naar voetnoot137
En t'huys stal hy al wat los was, soo van kooper als van tin,Ga naar voetnoot138
Van silvere lepels, bekers, tafelborden, betielen: inGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
Om de waarheyt te seggen, het was een dief in zijn moers lijf e boren.
In asmender na vraegden dan wist hy nergens of, of 'twas verloren,Ga naar voetnoot141
En dit deed hy al uyt liefden om mijn moer en broer te voen.Ga naar voetnoot142
Verwondertje dan niet asje dit wel andere luy siet doen,Ga naar voetnoot143
Die uyt liefden van haar konckebynen haar eygen kas bestelen,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
En gheven't een hope hoeren daarse moy weer mee spelen?Ga naar voetnoot145
Daar na so worden ick ghevangen en ghelockt met list.Ga naar voetnoot146
Wat souw ick doen Heerschap? ick seyden uyt vrees al dat ick wist,
Hoe dat mijn moer dit goetjen op het hooghste kon verkoopen:Ga naar voetnoot148
En doense mijn uytgehoort hadden, doen lieten sy my loopen.Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Doen vatten sy de moor (mijn stief-vaar) by de neck,
En s'ontklieden hem moeder naackt, doe namen sy branden't speckGa naar voetnoot151
En lieten't op sen rugh al barnende druypen.Ga naar voetnoot152
Hy wrong hem als een aal, maar hy kon't niet ontkruypen,Ga naar voetnoot153
Dat most hy afstaan met ghedult, al wast een harde saack.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
De Wet gheboodt mijn moer, op pene vande kaack,Ga naar voetnoot155
| |
[pagina 164]
| |
Dat sy by dese moor niet meer en sou verkeeren,
Of men souwt haar oock vreeselijck verleeren.Ga naar voetnoot157
Branden met speck, docht mijn moer, dat behaagt mijn niemendal,
Ick wil de kolf so rouckeloos niet werpen nae de bal.Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Doe heeft sy om de qua tongen, en oock om wel te levenGa naar voetnoot160
Haar uyt devocy in't arme mannen gast-huys begheven,Ga naar voetnoot161
Daar dienden sy om Gods-wil: trouwens om de kost watje mient,Ga naar voetnoot162
En daar heb ick nae mijn vermeughen mijn broot oock verdient.Ga naar voetnoot163
Dan liep ick by de Doctoor of by de Apteecker om drancken,
165[regelnummer]
Of by de Barbiers om salf, of andere bootschappen voor de krancken.Ga naar voetnoot165
Ga naar margenoot*Ten lesten quam'er een weetighe, teetighe, versoorde blinde-man,Ga naar voetnoot166
Die versocht mijn tot zijn laytsman: hy praten't mijn moer so an,Ga naar voetnoot167
Dat sy mijn by die elementsche fiel bestelde.Ga naar voetnoot168
Och Joncker ick had een jaar werck dat ickje verteldeGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
Wat kommer dat ick somwylen heb gheleen.Ga naar voetnoot170
jerolimo
Nu Robbeknol al properkens, sacht manneken, geeft ou te vreen,Ga naar voetnoot171
En danckt ons Heere God voor sayne goeyen gracy,Ga naar voetnoot172
Ghy zijt hier ter keure wel gheroockt te deser spacy,Ga naar voetnoot173
Want ic kick sal ou triumphantelaijck versien met al wat ou gebrect.Ga naar voetnoot174
| |
[pagina 165]
| |
175[regelnummer]
Een dingen jammert may, dat is dagge soo bot Hollants sprect.Ga naar voetnoot175
O de Brabantsche taal die is heeroyck, modest en vol perfeccy,Ga naar voetnoot176
Soo vriendelayck, so galjart, so minjert, en so vol correccyGa naar voetnoot177
Dament niet gheseggen en kan. Ick wouw om duysent pontGa naar voetnoot178
Daggese so wel alse kick of als men Peterken verstont.Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Ick sweert ou par Die, ghy souwt ou Hollants versaken:Ga naar voetnoot180
Want die ons verstoot, die verstaat alle spraken.Ga naar voetnoot181
Was ou moeyer noch maaght, ick liet ou een Brabander maken.
Onse taal is een Robsodi, non pareylle sonder weergae;Ga naar voetnoot183
Sen heeft geen komparacy by de suyverheyt van Hollant op veer nae.Ga naar voetnoot184
robbeknol
185[regelnummer]
Ja 'tis een moye mengelmoes, ghy meuchter wel van spreken,Ga naar voetnoot185
Ghy luy hebt de Fransche, de Spanjers en d'Italianen vry wat of e keken.Ga naar voetnoot186
De Brabanders slachten d'Engelsche of de spreeuwen, sy kennen van elcks wat.Ga naar voetnoot187
jerolimo
s'Jasy wat sayn hier harsenloose botmuylen inde stadt,Ga naar voetnoot188
Zy zijn slecht en recht van leven, en simpel inde stijl van haar geschriften.Ga naar voetnoot189
| |
[pagina 166]
| |
robbeknol
190[regelnummer]
O eelekaarten soudmen dat lebbighe Brabants siftenGa naar voetnoot190
Of wannen, gelijck de Kruyeniers haar kruyen, soo waar as ic leef,Ga naar voetnoot191
Ick wil wel wedden datter de helft niet over en bleef.
Dattet Hof te Bruyssel eens banden al de uytheemsche wóórden,Ga naar voetnoot193
Dat yegelijck most gaan daar sy eygen zijn, of daarse thuys hóórdenGa naar voetnoot194
195[regelnummer]
Wat souwer een goetje vertrecken: gantsch lyden hoe kaalGa naar voetnoot195
Souwen de Brabbelaars staan kijcken met haar arme jottoosse taal:Ga naar voetnoot196
Maar nou zijnse hier so vermaagschapt datmense niet sou kunnen scheyenGa naar voetnoot197
jerolimo
Slecht-hoyen als ghy zijt, moockt eensens een acte notoriaal.Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Gaylien en weet van hoofse tarmen, gy schrijft moor duyts teenemaal.Ga naar voetnoot200
Onse Notarissen en Secretarissen verstaander pertinent op de pronunciatien.Ga naar voetnoot201
Dan trouwens 'tis haar geoctroyeert, met edicten, privilegien en gratienGa naar voetnoot202
Van't Kayserlaijcke Hof: ou 'tis een volcxken seer extreem.Ga naar voetnoot203
| |
[pagina 167]
| |
robbeknol
De Paus van Roemen met al zijn Cardinalen en brengter niet van haar teem:Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
En dan latenser noch duncken datse verstandige Schribenten bennen,Ga naar voetnoot205
Sy schryvenje daar een goetje, datse as haar Vader-ons van buyten kennen.
jerolimo
Woor woren de Hollantsche botmuylen? niemant van so veelGa naar voetnoot207
En quamper te voorschijn in ons magnifijclaijck Retorijclaijck lantjuweel,Ga naar voetnoot208
Ga naar margenoot*Da was een dingen van d'ander Waerelt, 'tis rekreatieflijck te lesen.Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Maar sjases par Dio sante, wa plochtender ellegante Poëten te wesen:Ga naar voetnoot210
Item daar haddege Kastileyn, de Roovere, Gistellen, en Kolijn,Ga naar voetnoot211
En Jan Baptisten Houwaart, dat bayloy goeye meesters zijn:Ga naar voetnoot212
Dat waaren liens vol perfeccy, en van devine eloquency,Ga naar voetnoot213
Yghelijck woordeken datse aggeerde, of nomineerde, dat was een sentency.Ga naar voetnoot214
| |
[pagina 168]
| |
215[regelnummer]
Het minste datse sproocken dat was een reffiereyn, en dat so exstruvagantGa naar voetnoot215
Van uytspraack, trots een Oostersche Phar-heer, of Luytersche Predikant.Ga naar voetnoot216
En bay hoor rondeelen en balladen (met licencie magh icket vry seggen)Ga naar voetnoot217
Daar mogen de Hollantse boere lieke-dichters hoor broeck by leggen.Ga naar voetnoot218
robbeknol
Werpt de Vlamingen niet wegh, mijn Joncker, watje doet,Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Met huldere incarnatie, en Palleys vol minnen, en suycker-bosjes soet.Ga naar voetnoot220
jerolimo
Baste, al stillekens, ick hees ghenoegh van die muffe miskienen Retrosynen,Ga naar voetnoot221
| |
[pagina 169]
| |
En moockt geen grimmaasen met ou ensicht, moockt assekijck bonne mynen.Ga naar voetnoot222
Och het stoot so wel datmen parmantigh en gracelijcken gaat.Ga naar voetnoot223
En korompeert u troony niet, houtet in die form daar't ou in staat.Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Zemers dats bysart, dats braaf, dats groots, dats graaf, dats wel jentjens.Ga naar voetnoot225
Kuyst en vaaght wel nettekens ou kleekens en acoutrementjes:Ga naar voetnoot226
Neemt tansens de kladder, den borstel, den kleerbessem, sulde?Ga naar voetnoot227
Dagge een Brabander waart, dat wilde kick om duysent pont, of hondert gulden,Ga naar voetnoot228
Ick sou ou annimeeren en addresseeren bay de gróótste van't lant.Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Ick sal ou promoveeren tot Doctor Juris door ou beestjaal verstant.Ga naar voetnoot230
Gay zijt een merveille vande Waerelt. Gay sult wel tot hoogheyt raken:Ga naar voetnoot231
Want ick sal ou Souvereyn van Hollandt en van Vranckerayck maken.
Een Marquissaatschap of Graafschap dat acht ick niet een seur.Ga naar voetnoot233
Kapitaynschappen, Kornelschappen, Hartoghschappen, daer stier ick kinders met deur:Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
'tIs may de payn nie waart om daar eens op te dincken.Ga naar voetnoot235
| |
[pagina 170]
| |
Ick sode heel Gelderlandt wel lichtelaijck wegh schincken.Ga naar voetnoot236
Ick kick hee die liberalheyt met onsen Koning ghemayn,Ga naar voetnoot237
Die heel Indyen wegh gheeft aan een simpel Kapitayn,
Al eer hy dat met macht van soldaten heeft ghewonnen.
240[regelnummer]
Nu ick moet ter Missen gaan in't klooster bayde Nonnen.Ga naar voetnoot240
Maar wat 'k ou vragen sou, sayde gay oock gedebaucheert?Ga naar voetnoot241
Daar en is geen dingen so goet als datmen spaarlaijck minageert.Ga naar voetnoot242
Ga naar margenoot*De minagie (Monseur) passeert: 'tis beestich dat-men veel eet en drinckt.Ga naar voetnoot243
robbeknol
Dits al weer 'touwe deuntje. Ick weet wel met wat voet dat hy hinckt.Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Ick lóóf niet of ick ben op sinte Galperts nacht e boren,Ga naar voetnoot245
Dat's drie daghen voor't ghelock: nou gheef icket verloren,
De droes die hellept mijn an die gierigerts altijt.Ga naar voetnoot247
jerolimo
Wat stode en snapperkoockt, he?Ga naar voetnoot248
| |
[pagina 171]
| |
robbeknol
Och Miester niet een mijt.Ga naar voetnoot248
Schijt, schijt, niemendal, ic ben geen eter, wy sullen de kost wel krygen.Ga naar voetnoot249
jerolimo
250[regelnummer]
Een ayuynken, een ciepelken, een sneeken broot, en twee vygen,Ga naar voetnoot250
Dat's en Heeren kost.Ga naar voetnoot251
robbeknol
Een bientjen daar en pont vijf ses an // is,
Dat liechter oock niet om. En as daar een paar vaans kan // isGa naar voetnoot252
Met Dantsicker smockuel of met dat mannelijck Rosticker bier,Ga naar voetnoot253
Daar ken ick het me wel of sien voor een uur, drie of vier:Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Dat souw wel seve luy segghen (wel verstaande) as zijt wisten.Ga naar voetnoot255
jerolimo
Wat doen de liens anders dan say de spays verdarven en 'tgeldt verquisten?Ga naar voetnoot256
De soberheyt is een deughd, diens ghelijcken men niet en weet.
robbeknol
Dat is gheseyt in't Duytsch; siet datje niet veel en eet.Ga naar voetnoot258
| |
[pagina 172]
| |
jerolimo
Och 'tis so ghesont op zijn juyste dyeet te leven.
robbeknol
260[regelnummer]
Die raadt die mocht ghy dan de krancken wel ingheven.
jerolimo
Monseur het is devin datmen de temperancy observeert.Ga naar voetnoot261
robbeknol
Gut Joncker t'is so goedt datmen wel teert en smeert.Ga naar voetnoot262
jerolimo
Wat verschillen de mest-varckens van de gulsighe beesten?
robbeknol
De gróótste dronckerts (Heer) dat zij de beste gheesten.Ga naar voetnoot264
jerolimo
265[regelnummer]
Wie doeghet? hanneken, wilken, wuytjen, da nie dan fielen zijn.Ga naar voetnoot265
robbeknol
De treffelijkste gheleerde die drincken de meeste wijn.Ga naar voetnoot266
Ick segget niet om my, sey de wolf, maar om mijn schamele moer.Ga naar voetnoot267
O seker! die geen rijnsche wijn met suycker en magh dat is een boer.Ga naar voetnoot268
| |
[pagina 173]
| |
jerolimo
De Hollanders par Die sy drincken als moffen en poepen,Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
En dan is dat goeyken so wildt, sy schreeuwen, sy roepenGa naar voetnoot270
Als brayneloose liens, alse sayn. Way liens sayn modest.Ga naar voetnoot271
Zayn wy ter feest, wy sobereeren met eten en drincken, is dat niet best?Ga naar voetnoot272
Wy kourtiseeren d'ufvrouwen met diskours dat niet vulgair is:Ga naar voetnoot273
Wy charlateeren van onse participantschappen, en van onse affairis,Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Van den handel van Indyen, en van de Guyneesche kompangie.Ga naar voetnoot275
Ick mayn zemers dagh een legioen Enghelkens sieGa naar voetnoot276
Asse kick onse maechdekens sie: 'tsoch sy sayn wel vroyelayck van gheest.Ga naar voetnoot277
robbeknol
Ick gis datje my slacht, ghy hebter veel by e weest.Ga naar voetnoot278
O bloet ick heb sulcken honger, ick wou dat ick al an't wangen // was:Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Mijn buyck raast anders niet dan of mijn keel ghehanghen // was.Ga naar voetnoot280
jerolimo
Nu tsa laat ons gaan ter kercken tot ons Vrouwen-bruurs, en horen Mis'Ga naar voetnoot281
En dan sullen wy sien wa wy sullen koopen van vlees of vis.
| |
[pagina 174]
| |
robbeknol
Och dat is een krachtigh woordt, daar praatje na mijn sin.
Och Priestertje, Priestertje, haestje wat, so krijgh ick hier wat in.
Ga naar margenoot* Tvvee jonghens en Floris Harmensz. hontslager met de baar uyt.
aart
285[regelnummer]
Aauwe wille wy t'samen klaauwen,Ga naar voetnoot285
Ick ra stoof, aauwe schijt,Ga naar voetnoot286
Aauwen is zijn klaauwen quijt.
aeuwen
Yget gallich-veughels, gallich-veughels, laatmen gaan,Ga naar voetnoot288
Of ick selje, ick sweert, met de swiep om d'ooren slaan.Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Wat ryeme dese besuchte, bekrenckte schavuyten:Ga naar voetnoot290
Krijgh ickje inde Kerck, ick selderje warachtich in sluyten.
| |
[pagina 175]
| |
aeuwen
Hoe ryen mijn dese verbrancste scherluynen? gantsch lichters koom ickje by,Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Ick selje de bullepees so sackereels elements legghen inje sy,Ga naar voetnoot295
Dattet jou heugen sel: ick selje byget soo onghenadich oftouwen,Ga naar voetnoot296
Datje by gantsch ackrementen op een aar tijt je mongt wel selt houwen.Ga naar voetnoot297
aart
Aauwen lampoot, aauwen lampoot, hebje dat hert een reys,Ga naar voetnoot298
So sel ick jou dat mes omdrayen in jou vleys.
aeuwen
300[regelnummer]
Ick sel de baar neersetten dat lóóf icje: ó jy Gods gauwe-dieven!Ga naar voetnoot300
krelis
Dat voor jou lampoot.Ga naar voetnoot301
aeuwen
Houtme die jonghens vast, ey lieven,Ga naar voetnoot302
Keertse om Gods-wil. Och so, houtse vast: loopt schelmen dat ghy jou beschijt.Ga naar voetnoot303
Hoe quellen mijn die weersoordighe overgheven jonghens altijt,
| |
[pagina 176]
| |
Sy ribsacken my wel machet helpen: ick arme kreupele ouwe man,Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Mijn bienen die ryen mijn so, dat ick mijn niet ophouwen en kan.Ga naar voetnoot305
Hy gaat sitten op de baar.
jan knol, Andries, en Thomas
Wel Floris Harmensz. waar breng jy de baar? wie isser doot?Ga naar voetnoot306
floris
Ariaan ien pijntje, peete Barberen man, jou ouwe laghenoot.Ga naar voetnoot307
andries
Ariaan ien pijntje doot? doot? doot? dat is wongder.
Vertrouwt wat op de mensch, inde stadt was geen ghesongder
310[regelnummer]
Noch vaster man, die so wel in zijn vleysch en op zijn leen // was.Ga naar voetnoot310
jan knol
't Was jammer dattet sulcken stijf-sinnigen korselkoppigen deen // was.Ga naar voetnoot311
thomas
Ey laat de dooden rusten, seght van de afwesende geen quaat.Ga naar voetnoot312
| |
[pagina 177]
| |
floris
Daar hebje gelijck in Thomas-oom, 'tgaatje wel jy groote maat.Ga naar voetnoot313
jan knol
Het hy lang e leghen? van wat sieckten is hy ghesturven?Ga naar voetnoot314
floris
315[regelnummer]
Sy segghen vande gave Gods.Ga naar voetnoot315
jan knol
Seljer wel ingaan durven?
floris
Wel souw icker niet in-gaan durven? dat is oock wat; wel dat komt schoon.Ga naar voetnoot316
Ga naar margenoot* Ick gae 's nachts wel met de Graefmaker in een kuyl van twintich doon.Ga naar voetnoot317
Ick deynck stae ick mee in't rolletjeGa naar voetnoot318
Soo sal't oock kosten mijn bolletje.
320[regelnummer]
En staemen in't rolletje, al hebje dan al de kruyen en drooghen van de stadt,Ga naar voetnoot320
Ten baat gheen lieve moeren, men moet vóórt al hadmen een bort veur't gat.Ga naar voetnoot321
Het volck treckt uyt vrees wech: maar ofmen op Tesselt was,Ga naar voetnoot322
| |
[pagina 178]
| |
De dóódt komt over al, al waert dat ghy in een stiene muur ghemetselt was,Ga naar voetnoot323
De dóódt spaart kleyn noch groot; tegen de dóódt en is geen schilt:Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Daarom doet goedt terwijl ghy kendt, en leeft soo als ghy sterven wilt:Ga naar voetnoot325
't Is kunst te leven als de dóódt komt, seyde Nabuur inde kooren mudden.Ga naar voetnoot326
Maar wat sey Malegijs in't beghin vande sterft? ick selder mijn gat uyt schudden,Ga naar voetnoot327
Hy koft by provisy al de droogen op van Doctor Schol, en leyd'se in een kist,Ga naar voetnoot328
En selve lach hy arme knecht in Jaffa eer hy't wist.Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
Zijn Vrienden en zijn Erfghenamen die hebben heur ooghen schier uyte kreten:Ga naar voetnoot330
Maar al sturvender noch so een vijf ses sy souwense wel vergeten.Ga naar voetnoot331
Alle dinghen is nu wel, maer eerst waren sy bevreest,Ga naar voetnoot332
Hoe hy ghevoeghelijkst' sou gheven toch zijn gheest:Ga naar voetnoot333
Want siet zijn havix neus die hing hem over zijn mongt,Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Zijn giest en ging niet uyt of hy was in zijn neus terstongt,Ga naar voetnoot335
So quam het by dat zijn ziel niet kon verscheyden.Ga naar voetnoot336
Ick gheefje te raan hoe dattet Gijs in't lest anleyden:Ga naar voetnoot337
Hy liet zijn achter-deur open staan,Ga naar voetnoot338
En daar is hy in viesiebel door e gaan:Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Want siet hy schaamden hem selver,Ga naar voetnoot340
Vermits hy meer een arme delverGa naar voetnoot341
Als een rijck koopman scheen: en asmen't segghen mocht, 'twas en bloedt.Ga naar voetnoot342
Wat zijn die rijcke kaack-haringen meer as slaven van haar goedt?Ga naar voetnoot343
| |
[pagina 179]
| |
Sy zijn willighe armen al hebbense goedt met hóópen.Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Noch prijs ick jou Jan knol jy selter gheen langht om kóópen.Ga naar voetnoot345
Waar veur soujet oock sparen, veurje moer of veurje breur?Ga naar voetnoot346
jan knol
Hóógher niet Harlinger-man, Aeuwen jy gater al wat me deur.Ga naar voetnoot347
thomas
Al sturven al de rijcke luy, Jan souwer niet eens om treuren.Ga naar voetnoot348
andries
Byget Jan dat de hielle stadt uyt-sturf dan souje eref beuren:Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Want je Vaar was voorsichtich, die hetje stee-kijndt e maackt.Ga naar voetnoot350
thomas
Dat gheef ickje noch eens in drien, dat's hem lustich op zijn hóóft e raackt.Ga naar voetnoot351
Ga naar margenoot*Ay lieve siet Jan knol eens druyl-ooren, hy staet of hy sot is.Ga naar voetnoot352
| |
[pagina 180]
| |
floris
Hoort hier eens Jan Knol weetje wel dat Deensche Tomas Banckerot is,Ga naar voetnoot353
Had hy geen pampieren Harnas of quinckernel hy haddet slecht.Ga naar voetnoot354
jan
355[regelnummer]
Hoort hier eens Koopman van Aels huyden, komt hier mijn lieve knecht!Ga naar voetnoot355
Heb jy niet een banckjen 'e leyt eertijdts in westphalen?Ga naar voetnoot356
Ick wil seggen datje deurgingt sonder de goeluy te betalen,Ga naar voetnoot357
En dan hietet noch datje om de schrift gheruymt hebt jou Landt,Ga naar voetnoot358
'Tis de waerheyt, om de schrift die int boeck staat of ande want.Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Maer Karolus Quintus die heeft daer teghen gheschrevenGa naar voetnoot360
Hoe datmen met sulcke Dieven behooren te leven,Ga naar voetnoot361
De Brieven zijn met groote Letteren in merckelijcken druck,Ga naar voetnoot362
Wil jyse eens sien Andries giet-logen, so gaet op de nieuwe Bruck,Ga naar voetnoot363
En siet nae de hooghe noort ande Voollewijck daer staen staken en stanghen,Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Daer sulje de Brieven met haer Zegelen bescheyelijck sien hangen.Ga naar voetnoot365
| |
[pagina 181]
| |
floris
Hoe voerje daer weer geest? was dat mis? neen dat was 'e gaert.Ga naar voetnoot366
jan
Neen Tomas, wat mienje? ic ben voor geen Banckrotier vervaert.Ga naar voetnoot367
Wat rijdt mijn dat volck? dat ick schoon maer een vrient an mijn gheslacht hat,Ga naar voetnoot368
En speelden hy Banckerot sonder noot, ic sou hem hangen dat'k de macht hat.Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Men hangt wel duysent diefjes die door de Armoede doolen
En die so veel niet en hebben, als so een schellem ghestoolen,
Dat een mensch tot een ongeluc komt door een ander, of door ongeval op Zee,Ga naar voetnoot372
Of door ander avontuer, daer heb ick seker melyden mee,Ga naar voetnoot373
Of die't door zijn Boec-houwers of Kassiers wert ontschreven en ontdraghenGa naar voetnoot374
375[regelnummer]
Die luyden zijn waerachtich rechtvaerdich te beclaghen.Ga naar voetnoot375
thomas
Dat is seker waer.
andries
Wel Jan Knol binje mal? waerom sinje quaat?Ga naar voetnoot376
jan
Ick segh men hoort die moetwillige Banckrotiers te bannen van de straat
| |
[pagina 182]
| |
Ieuwers alleen, en so sy dan buyten haer bepaalt besteck ginghen,Ga naar voetnoot378
So hooren heur de jonges met slick te goyen en met andere dingen.
andries
380[regelnummer]
Hoe veel dooden Floris hebben wy nou wel gehadt vande week.Ga naar voetnoot380
floris
Goelickjes so veel als lestent, of wat min, 'tis op een streeck.Ga naar voetnoot381
Wat vraagie mijn dat? vraagt dat de labbekacken an 'tKerckhof,Ga naar voetnoot382
Die daer een heele aftermiddach staen, en maken daer haer werc of,Ga naar voetnoot383
Daer staen die Laarysters zy an zy, dromel by dromel, hangt aen hangt,Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Daer hebje Elsje koockleckers, en Stijn snoeps met haer Linckermangt,Ga naar voetnoot385
Vol ghesoon karstengen en aerdaeckers: sy snoeyen, en sy teesen:Ga naar voetnoot386
Ginder staet Lijs gors in een stoep en begint haer getyen te leesen,Ga naar voetnoot387
En staet en preutelt soo rat, dattet schijnt dat sy gaern 'teyndelvaers hat,Ga naar voetnoot388
En heur mongt die gater aers noch aers, as'en tellenaers zijn aers gat.Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Ga naar margenoot* Dat is so haest niet uyt, of daer wort van de dooden wat te praat,Ga naar voetnoot390
| |
[pagina 183]
| |
Wachtje voor dat klootjes volc, dat goet weet van alle katte quaat.Ga naar voetnoot391
Daer hebjet; 'twas sulcken loopert, sulcken vechtert, sulcken guyt.Ga naar voetnoot392
Daer isset, deynckt enreys onse Lobbrich is de Bruyt,Ga naar voetnoot393
Met Harmen glad-muyl, en s'en wijf het geen maent doot 'e weest,Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
Ic weetet; wangt onse Jannetje stronx die hetter speel-noot 'e weest.Ga naar voetnoot395
Heer seyde Nelletje, hoe verweent is onse Klaasjen boelen 'e kliet,Ga naar voetnoot396
Hoe ondeucht, hoe ondieft, sy moetet al mee hebben, sou sy niet?Ga naar voetnoot397
Een sulvre sleutelreex, een blancket blauwe roc, en een doec met slippen,Ga naar voetnoot398
Dat sey muruwe Niesje, so stroncktich, met sulcke scheechtsche lippen,Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Datje jou souwt bepissen, dat ghyse maer eens aensacht.Ga naar voetnoot400
Kijnt seydse 'tis sulcken kribbetje, ic raetje dat gy'er jou van wacht,Ga naar voetnoot401
Want 'tis sulcken kaackster, sulcken snapster, sy swijgt niet en beet,Ga naar voetnoot402
Ja deynck ick, so slacht sy jou, ghy swijgt oock al dat ghy niet en weet.Ga naar voetnoot403
andries
Maer Floris hermansz. is dat waer?
floris
Wabbetje klonters wister of,Ga naar voetnoot404
| |
[pagina 184]
| |
405[regelnummer]
Die sit daer op een luyfe, of op een pothuys, en houter net register of,Ga naar voetnoot405
En daerom komtet datse altemets so deerlijck en so droef // praat,Ga naar voetnoot406
Sy weetje op een prick hoe veel volcx datter mee te groef // gaet,Ga naar voetnoot407
Hoe veel rouw-mantels, hoe veel korten, hoe veel huycken, en hoe veel falyen,Ga naar voetnoot408
En hoe veel Wittebroodts, de Rijcke-luy geven door de Tralyen,Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
En so veel gelts, Andries, datter het eyndt is of'e wech,Ga naar voetnoot410
Nou ick mach gaen, eer ickje meer van die kackebeyen sech.Ga naar voetnoot411
jan
Mijn groote kammeraet: ghy moet hier noch wat staen,Ga naar voetnoot412
Ghy moet ons van de ouwe mannetjes oock wat verslaen.Ga naar voetnoot413
thomas
Nou set jou Baer neer. Wat so: komt by de Ghesellen,Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Ghy moet ons heur Legenden oock nae 'tleven vertellen.Ga naar voetnoot415
floris
Mijn tijdt die is hiel kort, daerom maack ick gheen langhe teem,Ga naar voetnoot416
Onder het uurwerck in de nieuwe Kerck, daer sit sulcken veemGa naar voetnoot417
Van ouwe praaters, van Koddenaers en van ouwe Klouwers,Ga naar voetnoot418
| |
[pagina 185]
| |
Met heur hangende hoofden, met hooge ruggen, en kromme schouwers,
420[regelnummer]
Daer sitten de druyp-neusen, die sijp-oogen by menkaar.Ga naar voetnoot420
Dorstige Vranckje seyt Mieuwes ghy bent al tachtich Jaar.
Ick weetet an mijn selfs, ghy en ick wy ginghen 'tschool, tot Heer Floris,Ga naar voetnoot422
Lycenciaat van Amersvoort. Maer wat een malle kay, is Meester Kackedoris,Ga naar voetnoot423
Die vent die was gec, en hy mienden goet schick dat hy wijs // was,Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
Hy quam in Dirck van Diemens tuyn, hem docht dat hy int Paradijs // was,Ga naar voetnoot425
Wat hebje hem al diets ghemaeckt, ghy praaten hem toeGa naar voetnoot426
Dat ghy een Konijn had als een Olifant, en dat het jongden als een Koe,Ga naar voetnoot427
En duysent sulcke sticken: hoe dat ghy een Ael hadt die so lang wasGa naar voetnoot428
Dat hy in Engelant zijn hooft op stac, daar zijn staert hier an 'tstrang was.Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Hoe schuddebolde die ouwe kluyvers om de rabbauwery,Ga naar voetnoot430
En asse eenige schelmery hoorden, so quamen sy al nauwer by.
Ga naar margenoot*Vertelde Jan selde-waar niet hoe dat hy om een voetjen e nóót was,Ga naar voetnoot432
Van de outste Harpslager van Amsterdam, hoe hiet hy? Jan vlas,Ga naar voetnoot433
Hoe hem zijn vaar in huys sloot, en op hem begon te grimmen.
435[regelnummer]
Wat het hy te doen? hy gaatje daar after over de schutting klimmen,Ga naar voetnoot435
Hy gaat na de Bruyloft, daar hadje Frans witte-broodt en Jan Treck,
Die koften vande beerstekers een tobben of twee met dreck,Ga naar voetnoot437
| |
[pagina 186]
| |
En sy groeven op de stoep, en sy lieten't daar in dysenGa naar voetnoot438
De leckere gheparfuymeerde soete kauw, ghyse.Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Daar saten die lidtsers met de mangtels veur de mongt,Ga naar voetnoot440
Mit datmen nóóm komt tasten, valt hy bedoven inde grongt,Ga naar voetnoot441
Hy kreet en hy bruysden, het scheen dat hyer in versmachten.Ga naar voetnoot442
Je souwtje kruyst enne zeghent hebben hoe hy vloeckten, en hoe sy lachten.Ga naar voetnoot443
Stil, stil, seyden sy, wy hebbender wat me veur,
445[regelnummer]
En met so klopten sy ongheschickt en lelijck ande deur:Ga naar voetnoot445
Met dat het Bruylofts volck over hoop quamen uytlóópen,Ga naar voetnoot446
Sy villen, en gingen sy d'een den ander inde mostert dóópen:Ga naar voetnoot447
Daar stondense besuyckerkoect, aars noch aars ick weet niet hoe,Ga naar voetnoot448
En sulcke potterijtjes die metense melkaar met schepels toe.Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
Ick docht altemets mochten hier sommighe luy wat inde hoeckjes blyven,Ga naar voetnoot450
Sy souwender Almenacken, en nieuwe tijngjes en boeckjes schryven.Ga naar voetnoot451
Meenje dat icker me geck? 't is waar, ick hebbet selfs ghehóórt.Ga naar voetnoot452
Adieu Jan knol, Thomas, en Andries; want ick moet vóórt.
| |
[pagina 187]
| |
De tvvee jonghens, Joosjen en Kontant.
joosje
Wie wil knickeren koopen? wie? wie? ses om een duytje.Ga naar voetnoot454
kontant
455[regelnummer]
Schiet op om een paar hebjet hert, of ick stuytje.Ga naar voetnoot455
joosje
Ick binder me te vreen, kom an, gheeftme de vier,Ga naar voetnoot456
Komt jongen langtme je hoedt, komt as en man hier.Ga naar voetnoot457
kontant
Wat raje, jy kammeraatje even of oneven?
joosje
Even.
kontant
Een uyt Joosje, siet daar leggender seven.Ga naar voetnoot459
| |
[pagina 188]
| |
joosje
460[regelnummer]
Wel an kom, ick ben te vreen, om de hiele acht,Ga naar voetnoot460
Houwt daar dan Kontant, stuyt recht uyt, hebje de macht,Ga naar voetnoot461
Siet daar isser uyt, laat sien, en daar isser vier in:Ga naar voetnoot462
O lieve neskebol, scheyter uyt eer dat ick mier win.Ga naar voetnoot463
kontant
Jy bent en onreynigert, ick moet opje hangden letten.Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Komt an mannetje mugg, ick speelje by vyven op te setten.Ga naar voetnoot465
joosje
Geefje mijn ierst? ick geefje ierst en een schoot.Ga naar voetnoot466
kontant
Wat brabbelt mijn die ficksert, datser een op sen poot.Ga naar voetnoot467
| |
[pagina 189]
| |
joosje
O bloedt datsen vlacken barck-man, die jongen die kan schieten!Ga naar voetnoot468
kontant
Souw ick altijdt verliesen, dat souw de nicker verdrieten.Ga naar voetnoot469
joosje
470[regelnummer]
Hoe veel hebjer uyt?
kontant
Een en al de aren.Ga naar voetnoot470
Datse veldt en e schoten; ó lansjen ick selje dat wel of klaren.Ga naar voetnoot471
joosje
Sieje wel, dat is een span, ick set hem.Ga naar voetnoot472
kontant
Ick hou meeta.
Yget schiet ickje op jou santert, jy hebter niet een beet na.Ga naar voetnoot473
| |
[pagina 190]
| |
joosje
Hy is geraact.Ga naar voetnoot474
kontant
Hy is niet.
joosje
Hy is al.
kontant
Hy is niet.
475[regelnummer]
Jy selt mijn de knickers weer geven snappertje! soo siet.Ga naar voetnoot475
Lustje wat mit dróóge vuysten?Ga naar voetnoot476
joosje
Gans lyden is dat byten.
Floris uyt.
floris
Komt hier jy elementsche jongens, ick selje lieren smyten,Ga naar voetnoot477
Jy schelmen, houwt dat en dat!Ga naar voetnoot478
kontant
O jy slaat mijn dóót.
| |
[pagina 191]
| |
joosje
Bae neus! hinckepinck! lamgat! Aeuwe lampóót.Ga naar voetnoot479
floris
480[regelnummer]
Keertme die bengels! houtme de jonges! houwtme de fielen!Ga naar voetnoot480
kontant
Hey Joosje, mijn beste maat, komt laten wy gaan soecken ouwe zielen,Ga naar voetnoot481
Wy sellense die wraggel-gat, die lampóót werpen op zijn sack.
floris
Waar zijn die jongens ghebleven? sy waren daar noch strack.Ga naar voetnoot483
joosje
O lieve Aeuwe lampóót, mienje dat wy na jou wat vraghen?Ga naar voetnoot484
floris
485[regelnummer]
Krijch ickje, krijch ickje, so krijghje de huyt vol slaghen.
|
|