Spaanschen Brabander
(1974)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Ga naar margenoot*G.A. Brederode
| |
[pagina 139]
| |
Alsmense eyghentlijck verklaart,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En al de Werrelt openbaart.Ga naar voetnoot20
Ick neem een Preker op de stoel,Ga naar voetnoot21
Als die ontdeckt een vreemt ghevoelGa naar voetnoot22
Van een eerlóósen snóó Sophist,Ga naar voetnoot23
Of een Godtlóósen Atheist,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Souw die daaromme boosheyt doen?Ga naar voetnoot25
Of argeren in't minst de goen?Ga naar voetnoot26
Dat sluyt niet. Souw de Magistraat,Ga naar voetnoot27
De Overheyt, de wyse Raat,
De boosheyt leeren yder vóórt,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Als sy bestraffen Princen moort?Ga naar voetnoot30
Of Vrouwe-kracht? of Dievery?Ga naar voetnoot31
Straatschenden, of Brantstichtery?
Dat komt met my niet over een.Ga naar voetnoot33
Soo weynich als in lijf en leenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
De sucht of sieckten overspruyt,Ga naar voetnoot35
Wanneers' een Doctoor ons beduyt,Ga naar voetnoot36
Soo lettel, of noch mooglijck min,Ga naar voetnoot37
Dringt immer 'tquaat ter zielen in:Ga naar voetnoot38
Want in een Godlijck goet ghemoedt,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
En komt oock niet dan alles goedt.Ga naar voetnoot40
Ga naar margenoot*De dinghen zijn dan groot of kleyn,Ga naar voetnoot41
Den reynen zijn sy alle reyn,
| |
[pagina 140]
| |
Den quaden dyt alles tot quaat,Ga naar voetnoot43
Om dies-wil dat het met hem gaatGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Ghelijck als met de vuyle spin,Ga naar voetnoot45
Die't goetste neemt ten quaatsten in,Ga naar voetnoot46
Die't honich in fenijn verkeert,Ga naar voetnoot47
Alst in sijn binnenst is verteert.
Soo doen veel menschen hier te Landt,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Sy spreken van een ander schandt,
Of Lof en Eer: Na haat of gunstGa naar voetnoot51
Maar niet na kennis van de kunst,Ga naar voetnoot52
In sulcken breyn wert nu ghemaaltGa naar voetnoot53
De roem of laster diemen haalt.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
De ghene die ick heb gheraackt
Onwetens, hebben my ghelaackt,
Ick gheeft haar toe: En voor de smaatGa naar voetnoot57
So wensch ick dattet haar wel gaat
Aan ziel, aan lijf, na wil en wensch,
60[regelnummer]
So wel als eenich levend' mensch.
Maar ghy verlichte, suyver, net,Ga naar voetnoot61
Die op mijn wercken lustich let:Ga naar voetnoot62
Hier hebdy maar een slecht gherijm,Ga naar voetnoot63
Dat niet en rieckt na Griecksche Tijm,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Noch Roomsch ghewas, maar na 'tghebloemt,Ga naar voetnoot65
Van Hollandt kleyn, doch wijt beroemt,
Al heeftet gheen uytheemsche geur,
Tis Amsterdams daar gaatet veur.Ga naar voetnoot68
| |
[pagina 141]
| |
Het Nederlantsche doffe kruydtGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Gheeft voor ditmaal niet soeters uytGa naar voetnoot70
Als ghy en siet: soot u niet smaackt,Ga naar voetnoot71
Soo bid ick dat ghy 't Honich maacktGa naar voetnoot72
Met u gheleerde gróóte gheest,
Die't best uyt u Boeck-weyden leest,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
En brengtet in u Bye-korf,
Daar ick nauwlijcx by comen dorf,Ga naar voetnoot76
Om dat ick, 'twelck ick vry beken,Ga naar voetnoot77
De minste van u Byen ben.Ga naar voetnoot78
'tKan verkeeren.
Ao. 1618. den 6. Iunij.
|
|