Moortje
(1984)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 119]
| |
Ga naar margenoot+Inhoudt van 'tspel van de Moor.1Sinnelycke Lesers en hongerige Leserinnetjes, het Spelletje dat ghy hier siet,Ga naar voetnoot1 2 is over eenighe hondert Iaren gemaackt by den geestigen KartagynenscherGa naar voetnoot2 3 Terentius, die het selvige doen den name van Eunuchus gegeven heeft,Ga naar voetnoot3 4 vermidts het meest speelde op een persoon die Vrouw noch Man en was, dieGa naar voetnoot4 5 daer te landen veeltyts wierden gebruyckt voor Kamerlingen en bewaardersGa naar voetnoot5 6 van weeldige dartele Princessen en Vorstinnen: maar also die slach vanGa naar voetnoot6 7 menschen hier so seer niet en zyn bekent, heb ick dien vrymoedelijck 8 verandert in een Moor, ten ansien der verouwderde steden, zeden, enGa naar voetnoot8 9 sinnelyckheden der uytheemscher volckeren, die doch heel luttel gemeng-Ga naar voetnoot910schap en ghemeynschap met onse lantsluyden hadden. So heb icket dan 11 myn medeburghers en naghebuuren ten goede verschickt, en ghestelt oftGa naar voetnoot11 12 hier in Nederlandt waer ghebeurt.
13Ten tyden als door der Spaanschen hóóghmoedt het nederighe Nederlant 14 meest was vernedert, wert Katrijntjen een Haaghs-dochtertje, van eenGa naar voetnoot14 15 Spangiaert in Spangien gevoert, en an de Moeder van Moy-aaltje (die de | |
[pagina 120]
| |
16 kuyste Vrouwe niet en was) ver-eert, die welcke haer, als oock haer eygenGa naar voetnoot16 17 Dochter alle frayicheden na die gewoonte liet leeren, sulcx dat de lieden haarGa naar voetnoot17 18 voor twee ghesusters hielden. Moy-aaltje (dagelycx gelief-koost van een 19 Oosterlingh, die daer voor Legger lach) vertreckt met hem stil-swijghent inGa naar voetnoot19 20 Hollandt tot Amstelredam, alwaer hy nauwelyck gekomen zynde, sterf, enGa naar voetnoot20 21 liet haar syn vertrouwde goederen tot een Erf-deele achter. NaderhandtGa naar voetnoot21 22 werdt dese suyverlijcke Weduwe gevolcht en gevrijt van den verwaandeGa naar voetnoot22 23 Roemert, Róóver en Ruyter, namaals Kapiteyn te Water, die sonder bestel-Ga naar voetnoot2324lingh de Zee door swierde en swerfde, ontmoet en ontmant wonderbaarlyckGa naar voetnoot24 25 een van des Koninx Kraken, waar inne hy, beneffens veel onwaardeerlyckeGa naar voetnoot25 26 schatten, vindt het voorseyde Haagsche Dochtertje, die na 'toverlijden van 27 Moy-aalen Moeder in de handen van haar Broeder was gebleven. DesenGa naar voetnoot27 28 gelt-gierigen slocker gedreven zynde van een Duyvelsche begeerlijckheyt,Ga naar voetnoot28 29 nam voor dit witte Meysjen an een eenighe Moorschen Vorst of Koning teGa naar voetnoot29 30 verkóópen: dan de opsetten en voornemen der menschen en vallen altytsGa naar voetnoot30 31 niet uyt, gelyckse wel bedacht werden, soo't an hem ten alderklaarsten 32 bleeck; want hy wert daar voor slaaf verkocht, ende sy wiert t' Amsterdam 33 gebracht om tot een Kamenier an Moy-aal geschoncken te werden. Dan 34 Roemer den eenrinsche Narre-kop verstaande dat sijn boelschap haar metGa naar voetnoot34 35 Ga naar margenoot+een Koopmans soon op nuws vermenghelt hadde, en wilde haar de Maagt 36 niet gheven, ofte sy most haar leste Lief doen ritsen, en hem de plaatseGa naar voetnoot36 | |
[pagina 121]
| |
37 ruymen; dat sy (soo 'tschijnt) hem toesegghen moest. Ritsart de verliefde 38 Jonghelingh na syn gewoonte komende, wert de Duer wel druetsch voorGa naar voetnoot38 39 'thóóft ghestoten: waer over hy swaarhoofdich en ten hoogsten verstuert 40 was, doch wiert endeling door de mindelycke mont van Moy-aal besadichtGa naar voetnoot40 41 en te vrede ghestelt, vermidts dat sy hem de oorsaack van dien handel tenGa naar voetnoot41 42 vollen vertreckt, en bidt hem beneffens dien twee daghen maer van daar te 43 willen blijven, op dat sy alsoo hem het Meysje bequaemelijck afpollenGa naar voetnoot43 44 mocht: het welck hy haar belooft, en schenckt haer op haer versoeck een 45 Mooris, die dese dochter gade slaan soude. Writsart, de Broeder vanGa naar voetnoot45 46 Ritsart ghemoet onvoorsiens het aanminnich Maachdeken, sose van denGa naar voetnoot46 47 schoon-praat Kackerlack wert geleyt naar Moy-aalen: Hy ontstekenGa naar voetnoot47 48 door een natuurelijcke en brandende raserye, door dien hy te nauw hadGa naar voetnoot48 49 besichticht des Dochters sin-betooverende Schoonheyt, weet raat noch 50 middel te versinnen om by haar en tot een gewenscht eynde te komen. InGa naar voetnoot50 51 dese swaricheyt zynde, komt op't slach syns Vaders Makelaar, aan wien hyGa naar voetnoot51 52 syn saack bekent: die gheeft hem in syns Broeders Moortjes kleederen an te 53 trecken, en dat hy hem so gekleet in haar plaats Moy-aal anbieden souwde,Ga naar voetnoot53 54 vermidts hem de last van Ritsart opgeleyt was: Dit wiert besloten en 55 ghedaan. Daer nae gelegentheyt hebbende, ontset hy de Maagt schandelijckGa naar voetnoot55 56 van haar reynicheydt. Sluytelyck, men wert wijs, dat de Dochter noch eenGa naar voetnoot56 57 levend' en seer welvarende Broeder hadde, dien gehaalt, en de JongmansGa naar voetnoot57 58 Vader loosselyck daar ghelockt zynde, besluyten en maken sy t'samen hetGa naar voetnoot58 59 houwelijck tusschen dese Jonge lieden. Ritsart en Roemert die Moy- | |
[pagina 122]
| |
60aaltje gesamentlijck beminden, werden bevredicht en goede Vrienden doorGa naar voetnoot60 61 de loosheyt van Kackerlack, die dat wel dubbelt besteken hadde.Ga naar voetnoot61 62De leeringen die uyt dit spel zyn te leeren, sal een verstandich Man wel 63 kunnen vatten: want hier wert klaarlyc in uytgebeelt de breyneloose dul-Ga naar voetnoot6364heyt der Minnaren. Ten anderen, die geckelijcke vleyinghen en oor-Ga naar voetnoot6465smeeckery vanden pluymstrijckende Kackerlack. Ten darden, de liefde-66loose Liefde der lichter Vrouwen, die in gheender manieren te vertrouwen 67 zyn. Ten vierden en ten lesten, de meer als sotte vermetelheyt van den 68 hovaerdighen en overdwaalschen Kapiteyn, van welcker eyghen behaag-Ga naar voetnoot6869lycke mallicheyt een yder hem spieghele, en bekenne syne gebreken in allerGa naar voetnoot69 70 ootmoedicheyt. Doet, leeft, en leest wel. |
|