Lucelle
(1976)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |
Ga naar margenoot+Het vijfde deel, het eerste uytkomen.
De Capiteyn baustruldes
'kHeb sedert myn vertreck uyt Polen soo gereen,Ga naar voetnoot2368
Gereyst, gerotst, gerunt door wegen, bergen, steen,Ga naar voetnoot2369
2370[regelnummer]
En dach noch nacht gerust, maar naarstich doorgetogen,
Op hope of ick souw te vinden komen mogenGa naar voetnoot2371
Vermits het machtige en dwingende gebodtGa naar voetnoot2373
Van de Prins en Palsgraaf van 't landt van Walachyen,
2375[regelnummer]
Sijn Vader, die my dwang op dese tocht te tyen,Ga naar voetnoot2375
Om dit packetje flux te brengen aan zijn soon,
Den armen Prince, die uyt vreese sich ter woon
In ongewoone dienst vrywillich heeft gegeven,
En slijt in slaverny 'tKeurvorstelijcke leven.
2380[regelnummer]
Den eedlen Heere dient een minder Heer als hy,
Banckhouder van de Stadt, daar hy om te verbloemenGa naar voetnoot2382
Sijn Princelijcke naam, Ascagnes hem laat noemen:Ga naar voetnoot2383
En wacht daar met gedult het eynde van zyn druck,Ga naar voetnoot2384
2385[regelnummer]
En van zyn ballinckschap en spytich ongeluck.Ga naar voetnoot2385
Maar houwt! siet hier het huys daar men my seyd' voor desenGa naar voetnoot2386
Dat sich de Prins onthoudt (laas!) in het knechtsche wesen.Ga naar voetnoot2387
| |
[pagina 177]
| |
De deuren staan op. hou! niemant komt voor den dach,Ga naar voetnoot2388
Noch niemant antwoort my. ick hoor een swaar geklach.
2390[regelnummer]
'Tis best dat ick mijn gang daar lijslijck ga na vlijen.Ga naar voetnoot2390
Wat deerlick schouspel! ach! ick smelt van medelijen.
Maar is het oock een droom? of is het oock een schijn?
'Tis leven in der daat, dat moet waerachtich zyn.Ga naar voetnoot2393
Hier staat een Edelman kranckhoofdich en gewapent,Ga naar voetnoot2394
2395[regelnummer]
Daar leggen twee gedoot, of zijn ten minsten slapendt,
Het sy dan een van twee, gins sit een schoone maachtGa naar voetnoot2396
Die met een groot misbaar ellendich schreyt en klaacht.
Wel aan, ick ben gemoet den Elinck an te spreken,Ga naar voetnoot2398
'kSal met een heusche groet zyn dulle gramschap breken,Ga naar voetnoot2399
2400[regelnummer]
En vragen hem met een na tyding en bescheet,Ga naar voetnoot2400
'Tis moog'lijck dat hy van mijn Heer de Slot voockt weet.
| |
Tweede handeling in 't vijfde bedrijf.
capiteyn, Baron, Lecker-beetje.
Vergeeftet my mijn Heer, ist dat ick buyten redenGa naar voetnoot2402
Vrypostich en te stout tot u hier binnen trede,
Ga naar margenoot+Na dien ick heb geklopt, geroepen en gesocht,
2405[regelnummer]
En vand'ick niemant die myn vraachd' of antwoort brocht.
En soudy my myn Heer niet sekers kunnen seggenGa naar voetnoot2406
Waar dat Ascagnes is?
baron
Daar suldy hem sien leggen,
Met vergift omgebracht van zyn Heer Carpony,
Om dat hy met zyn kindt en dochter was te vry
2410[regelnummer]
In handel van de min, die hy oock van gelijckenGa naar voetnoot2410
Vergeven heeft, gelijck ghy selve moocht bekijcken.Ga naar voetnoot2411
| |
[pagina 178]
| |
capiteyn
Ach hemel wat ick sie! hy ist. wie heeft gehoort
Van sulcken moordery? van sulcken Princen moort?
Ontfermharticheyt brengt voort van alle kantenGa naar voetnoot2414
2415[regelnummer]
'Tgerecht, de Maarschalck met zyn dienaars en sarjanten:Ga naar voetnoot2415
Op dat sy wreken stracx de manslacht en de doot
Des eedelen Eerentfest Landtdrost, en bontgenoot
Selfs van de Poolsche kroon, en Princen vanden bloede.Ga naar voetnoot2418
O moort! o moordery om uytsinnich te woeden!
2420[regelnummer]
Ach waar blijft doch de wet, de Marckgraef en de Schout?Ga naar voetnoot2420
Ach! komt myn Heeren komt.
lecker-beetje
Ick sweer't soo waar as gout,
Dat dese selfde man wat met de kop equelt is,Ga naar voetnoot2422
Of met de lepelsucht. ick denck 't rabbat ontstelt is.Ga naar voetnoot2423
Hoe ist Jan kurckevaar? hoe ist man van deus aas?Ga naar voetnoot2424
2425[regelnummer]
Waar schortet iou toch? in je buyck? of in je blaas?
capiteyn
Ach help myn Heeren help, helpt burgers ende buuren,
En wilt myn het Gerecht doch stracx te hulpe stuuren.
lecker-beetje
Hoe raast dus karel soo? hoe ist hier? binje mal?
Of quelje de keyseroen? o vaar se licken iou al.Ga naar voetnoot2429
| |
[pagina 179]
| |
2430[regelnummer]
Ba neus, o mannetje mug,Ga naar voetnoot2430
Sy klimmen iou al by de rug,
Sy byten iou puysten as vuysten,
En gaten als half vaten.
capiteyn
Wat let u stucke boefs? wat drijfdy noch de spotGa naar voetnoot2434
2435[regelnummer]
Met de doot van een Prins? gaat wech vervloeckte sot,
Of ick sal u terstont die boose keel afsnijen.
lecker-beetje
Dat gat en boorje niet, 'kmach dat peutren niet lijen.Ga naar voetnoot2437
De keel of? ia wat haast. snijen? ick schey'er uyt:Ga naar voetnoot2438
Snij gy iou buyck vol, en laat my myn hiele huyt.Ga naar voetnoot2439
Lecker treckt zijn Meester an een sy.
2440[regelnummer]
O watte duyvel baas? nou is het ommekomen.Ga naar voetnoot2440
Och had'jer geen van bey het leven doch benomen:Ga naar voetnoot2441
Soo waar ick sonder vrees van vangenhuys, of gevaar
Voor pijnbanck of voor doot. want dese man seyt waar.
Ascagnes als hy starf die heeftet myn gesworen,
2445[regelnummer]
Als dat hy was een Prins gewonnen en geboren;
In't rijcke van de Pool. daarom mijn meester gaat,
En vraacht wat meer bescheyts van hem en van zyn staat.Ga naar voetnoot2447
carponny
En maackt geen swaaricheyt mijn heer om te vertreckenGa naar voetnoot2448
U last, en wien u stuurt: ick sal u dan ontdecken
2450[regelnummer]
De oorsaack van zyn doot en d'uytvoerders van dien.
| |
[pagina 180]
| |
capiteyn
Wiens Heer en Vader is de hals-heer der heerdijenGa naar voetnoot2452
Van't vlacke platte lant en't huys van Pesnanijen,Ga naar voetnoot2453
Die gaf mijn volle macht te soeken dien beroemd'Ga naar voetnoot2454
2455[regelnummer]
En hooch verheven heldt, die ghy Ascagnes noemt:
Om hem in aller yl de tydinge te dragen,
Hoe dat Vladislaus de Coninck is verslagen,
(Die hem gebannen heeft) alsoo hy op een tochtGa naar voetnoot2458
Van't Turcxsche leger is beklipt en omgebrocht.Ga naar voetnoot2459
2460[regelnummer]
En om de sekerheyt des lants niet te verliesen,Ga naar voetnoot2460
Sijn't de Keurvorsten eens, een ander hooft te kiesen,
En hebben t'saam beraamt, waar, en wanneer, en hoe
De kiesing sou geschien. daar is de Paltz na toe,Ga naar voetnoot2463
Al waar twee duysent man te paarde hem geleyden,
2465[regelnummer]
En ter bestemder plaats zyn wederkomst verbeyden.Ga naar voetnoot2465
Daar wil ick nu na heen: haar sal te wreken staan
De schrickelijcke moort aan haren Prins begaan.
baron
Maar isset soo, mijn Heer?
capiteyn
'tis seker als myn ziele,
Of God moet mijn zyn rijck niet weygeren te dielen.Ga naar voetnoot2469
baron
2470[regelnummer]
Soo ist mijn bloetverwant van myn grootvaders sy,
Die oock van afkomst was vant huys van Walachy.
| |
[pagina 181]
| |
Maar mits zyn oudste soon het stieren wert bevolenGa naar voetnoot2472
Van't vaderlijcke goet, vertrock hy voort naer Polen:
En gaf sich in den dienst des Franschen Conincx wijs,
2475[regelnummer]
In't welcke dat hy sterf bekindert, rijck en grijs.Ga naar voetnoot2475
Maar d'afgehouwen boom die bloeyt noch door zijn loten,
Van dees loflijcke stam is myn persoon gesproten.
carponny
Mijn beenen trillen, en myn oude borst die slaat.
Ick weet niet hoe ick ben, ick sie myn gants geen raat.
2480[regelnummer]
Ick moet dees vreemdeling een weynich meerder vragen.
Ach! 't is met my gedaan, ick mach my wel beklagen.
Ach! ellendiger mensch ter weerelt niet en leeft.
Ick biddet u mijn vrunt, dat ghy myn antwoort geeft
Op 't geen dat ick u vraach. Segt wast om scha of schande
2485[regelnummer]
Dat hy moest ballingslants soo swermen achter lande?Ga naar voetnoot2485
capiteyn
Eer ick't u seggen souw ghy styven ouden bloet,
Ick sloech u liever met de hamer onder voet.Ga naar voetnoot2487
Vertreckt vervloeckte grijs nu daatlijck uyt myn oogen,
Want myn gedult en kan u langer niet gedoogen.
2490[regelnummer]
Sijn vader de Pals-graaf spits van beleyt en raat
Die hielt hem soo geschickt en dapper in zyn staat,
Dat Koninck Vladislaus en oock de Koninginne
Tot hem en tot zyn soon droech vrundelijcke minne,
Ga naar margenoot+In dier manieren, dat dees Prince op dat pasGa naar voetnoot2494
2495[regelnummer]
De welgesienste vande Poolsche jonckheyt was.
Hy was het! die gewoon de prijsen wan vant steken
En 't rinnen met de Speer. hy was het! die met spreken
En minnelijck gelaat der Vrouwen harten stal,
| |
[pagina 182]
| |
En dwangse tot zijn liefd': maar meest en boven alGa naar voetnoot2499
2500[regelnummer]
So nam de Koningin in hem so groot behagen
(Vermits de eerbaarheyt) dat sy hem alle dagenGa naar voetnoot2501
Ten hove riep, en sprack wel lieffelijck, maar heus,Ga naar voetnoot2502
Soo dat de suyverheyt de alderminste kneusGa naar voetnoot2503
Noch quetsinge en leet. maar siet de felle spinnenGa naar voetnoot2504
2505[regelnummer]
En bittre nijdicheyt der booser menschen sinnen,Ga naar voetnoot2505
Die suygen haar fenijn daar de voedtsame by
En d'alderbeste mensch treckt soetheyts leckerny.Ga naar voetnoot2507
Want een'ge boeve-jacht, of van zijn valsche vrunden,Ga naar voetnoot2508
Die dese vryicheyt en vruntschap hem misgunden,Ga naar voetnoot2509
2510[regelnummer]
Die deden aan haar man de Coning dit verstaan,
Dat sy haar echt met hem te buyten had gegaan.Ga naar voetnoot2511
De Coning, die voorheen jaloers was op zijn Vrouwe,
Heeft dees beschulding snood voor waarheyt stracx gehouwe,Ga naar voetnoot2513
En sonder ander proef, als op zijn slim vermoenGa naar voetnoot2514
2515[regelnummer]
Heeft hy den jongen Heer door al 't hof soecken doen:
Sijn Vader voort ontboon, die by gestaafden eedeGa naar voetnoot2516
Van zijn kint niet een mijt te weten heeft beleden.Ga naar voetnoot2517
Waar op hy heeft terstondt de trompet flucx doen slaan,
En door het gantsche Rijck de wete voort gedaan,Ga naar voetnoot2519
2520[regelnummer]
Wien dat den eedlen Prins souw brengen om het leven,
Of wien hem brocht zijn hooft, dien souw de Coning geven
Een heele tonne gouts, zijn goederen, en schat,
En 't Casteleynschap dat te voren hy besat.
Uyt dese oorsaack liet hy Vaderlant en vrienden,
2525[regelnummer]
En doolden achter landt, tot dat hy quam, en diendenGa naar voetnoot2525
| |
[pagina 183]
| |
Alhier in dese Stadt in onbekent gewaat,Ga naar voetnoot2526
Al waar 't hem is gegaan, recht alst die gene gaat
Die de vreeslijcke smuyl Charybdis willen schuwen,Ga naar voetnoot2528
En vallen Schilla wreet bedoven inde kuwen.Ga naar voetnoot2529
2530[regelnummer]
Maar zijt versekert vry, dat zijn onschuldich bloet
Den Hemel bidt om wraack; al is sy lauw te voet,Ga naar voetnoot2531
So sal zijn droeve doot niet blijven ongewroken.
Want ick ga voor het recht de sake so bestoken,Ga naar voetnoot2533
Dat my de Gouverneur sal komen haast te baat,Ga naar voetnoot2534
2535[regelnummer]
En dat de moorders hy niet ongestraft en laat.
Binnen.
carponny
Hoe dickmaals seyd mijn hart inwendich my te voren,Ga naar voetnoot2536
Dat van so kleenen volck hy niet en was geboren,
Ga naar margenoot+Als hy mijn wel beleet. Gaat sadelt 'tSpaansche paart,Ga naar voetnoot2538
So rijd ick over al, 't is my wel rijdens waart.Ga naar voetnoot2539
2540[regelnummer]
O Aarde scheurt en gaapt, en slockt mijn leven binnen
U holle ingewant, want ick sie in mijn sinnenGa naar voetnoot2541
Dat nu het oordeel Gods een straffe my toeschickt,Ga naar voetnoot2542
Vermits mijn felheyt, daar de helle voor verschrickt.Ga naar voetnoot2543
Ick die den vromen Prins doen sterven heb onschuldich,Ga naar voetnoot2544
2545[regelnummer]
Mijn Dochter van gelijck, uyt eer-sucht onverduldich,Ga naar voetnoot2545
Of uyt kleynmoedicheyt. dies werd ick op een tijdtGa naar voetnoot2546
Mijn lieve kindt, mijn eer en al mijn goedren quijt.
Ach! ick geloof voor vast, dat mijn quaat gaat te bovenGa naar voetnoot2548
| |
[pagina 184]
| |
De geesten lang vervloeckt, verworpen en verschoven.Ga naar voetnoot2549
2550[regelnummer]
Flux brengt mijn paart, mijn paart.
lecker-beetje
Wel meester wel ick sal.
Maar Heere ick geloof men eet niet over al:
Daarom soo vind' ick goet dat ghy eerst tijdt an't etenGa naar voetnoot2552
En peuselt een dicht lijf: want dit moet ghy wel weten,Ga naar voetnoot2553
Dat wie hem in zijn tijdt een weynich doet te goet,Ga naar voetnoot2554
2555[regelnummer]
Die het dien lust voor uyt, als hy toch sterven moet.Ga naar voetnoot2555
En die een uyrtjen soets in 't leven mach genieten,
Die sal zyn sterrefdach in't minste niet verdrieten.
| |
De vierde uytkomst, in't vijfde deel
Meester Hans de apteker, en de Vader alleen uyt.
Ick weet niet wat mijn Heer Carpony heeft gedacht
Te doen met dat fenijn daar hy om sont te nacht
2560[regelnummer]
Door Leckerbeetje, die geen rust en kan gedoogen.Ga naar voetnoot2560
Mijn jongen met de vaack noch hallif in zijn oogenGa naar voetnoot2561
Die heeft hem wel vertast, en gaf hem juyst twee lootGa naar voetnoot2562
Van Mandragora fijn, die slapen doet als doot.Ga naar voetnoot2563
Het welck my niet en rouwt, want wie weet tot wat ende
2565[regelnummer]
Dat hy't gebruycken wouw. 't en waar dat ick hem kende
Voor degelijck en vroom, ick souw voor wis vermoen,
Dat hy daar yemant me gesocht had te verdoen.
Ick moet hem vragen eens, waar toe dat hy 't liet halen.
Hier staat hy al gelaarst, en doet zijn paart vast salen.Ga naar voetnoot2569
2570[regelnummer]
Goe Vader goeden dach, waar heen dus vroech, dus snel?
| |
[pagina 185]
| |
carponny
Ick treck eens op mijn lant, ick heb nu haast, vaart wel.
apteker
Vertoeft een weynichjen, 'k heb wat met u te slechten.Ga naar voetnoot2572
Wat wouwt ghy doch te nacht met dat slaapkruyt uytrechten
Daar ghy om sont so laat?
carponny
Wel hoe? ist geen fenijn?
apteker
2575[regelnummer]
Neen't Heere, doch de knecht die eyschten 't wel van mijn,
Maar ick heb mijn versint alwillens om te missen,Ga naar voetnoot2576
Niet uyt onwetenheyt, gelijck men licht souw gissen.
Ga naar margenoot+Want siet het vil mijn in, houwt mijn ten besten vrunt,Ga naar voetnoot2578
Dat ghy yet quaats te doen op yemant hadt gemunt.
2580[regelnummer]
So mach het toch geen noot, al waar't al ingenomen,Ga naar voetnoot2580
Ick kan de lieden stracx wel weder doen bekomenGa naar voetnoot2581
Met dese bus niet salf, en opdat ghy't gelooft,
So strijckt haar met dit smeer in't slapen van haar hooft.Ga naar voetnoot2583
Sy sullen voort opstaan, 't sy beesten of't sy menschen.Ga naar voetnoot2584
carponny
2585[regelnummer]
Ick schonck u al het geen dat ghy van mijn souwt wenschen,
Al waar 't mijn halve goet, al wasset oock noch meer,
Kont ghy mijn dese twee in't leven brengen weer.Ga naar voetnoot2587
| |
[pagina 186]
| |
apteker
'tWaar jammer en 't waar scha dat dese jongelingenGa naar voetnoot2588
So vroech en voor haar tijdt de snelle doot ontfingen.
2590[regelnummer]
Siet daar me ick begin eerst aan u kint terstont.Ga naar voetnoot2590
Carponny
O wonder overgroot! mijn dochter wert gesont,Ga naar voetnoot2591
En staat op van de doot, dies moet ick Heer u loven,
Dan doch u groote kracht gaat ver mijn danck te boven.Ga naar voetnoot2593
| |
Vijfde handeling in 't vijfde deel
Lucelle. de Vader. Apteker. Ascagnes. Capiteyn.
O Hemel suldy staach inbinden tegens mijn?Ga naar voetnoot2594
2595[regelnummer]
Mijn dwingen weer te sien 't licht van de sonneschijn?
Och sydy niet vernoecht met wreedelijck te schenden
En scheyden onse jonst door een mistroostich enden?Ga naar voetnoot2597
Wildy noch andermaal in d'ander werrelt myGa naar voetnoot2598
My rucken van mijn Liefs seer lieve lieve sy?
2600[regelnummer]
O Heylige Godtheyt! bewoonders des besondenGa naar voetnoot2600
En luyster-rijcken throons, ach! siet op mijn geschonden
En afgescheurde helft des ziels, van die hier leyt,
Anschouwt mijn droeve druck doch met medoogentheyt.Ga naar voetnoot2603
Ach sydy wel so wreet, dat ghy een schaamle VrouweGa naar voetnoot2604
2605[regelnummer]
In een gedurich leet en lijden steets wilt houwen,
Alleen om datse mint? neen neen, dat denck ick niet,
En sekerlijck mijn jonst is suyverlijck geschiet
Aan mijn getroude man. u bid' ick nu met knielen
| |
[pagina 187]
| |
Dat ick hem volgen mach by d'uytgelesen zielenGa naar voetnoot2609
2610[regelnummer]
Aan de vergetel-beeck, daar hy de mijn bedroeftGa naar voetnoot2610
Met groot verlangen sit weemoedelijck en toeft.Ga naar voetnoot2611
Doch so gh' uyt lust of nijdt snackt na mijn qualijck varen,Ga naar voetnoot2612
Tot meerder tegenspoet en kundy mijn niet sparen,
Als dat ick Tortelduyf souw van mijn gaye zijnGa naar voetnoot2614
2615[regelnummer]
In stage treuricheyt en endeloose pijn.
Maar so u goetheyt u beweechlijck gaat ter harten,Ga naar voetnoot2616
So kort mijn leven en de grootheyt van mijn smarten.
vader
Ga naar margenoot+Neen neen mijn Dochter neen, bedaart u, 'tis geen noot,Ga naar voetnoot2618
Mijn Heer Ascagnes slaapt, hy is voorwaar niet doot.
lucelle
2620[regelnummer]
Vertreckt, so 't u belieft, en laat mijn duldich wachten
'tEndt van mijn levens loop en al te luyde klachten.
vader
Maar hoort ons spreken eens, wy sullen u dan siet
Verlossen uyt u rouw en pijnelijck verdriet.
lucelle
Indien u woorden zijn als Basiliskus oogen,Ga naar voetnoot2624
2625[regelnummer]
Die 't aansien vande mensch niet kunnen wel gedoogen,
Maar doen hem sterven stracx, so hoor ick u met lust;
Vermoortmen, brengtmen om, so krijcht mijn ziele rust.
| |
[pagina 188]
| |
apteker
De seeckre schijn zijns doots sal haar 't geloof beletten,
Tot dat ick met mijn kunst daar tegen my versetten.
2630[regelnummer]
Siet hoe hy sich verroert, en in den yl verrijst.
ascagnes
Ick bidt u dat ghy my so veel heusheyts bewijst,Ga naar voetnoot2631
Dat ghy o schoone ziel my toelaat te ontdeckenGa naar voetnoot2632
'tVerborgenst van mijn hart. ay hoortet myn vertrecken,Ga naar voetnoot2633
Eer ick te grave vaar gelieftet u myn Heer
2635[regelnummer]
Aan my onwaardige te gunnen dese eer,
Dat ick mijn waarde Vrouw vertelle voor u allen
Mijn afkomst, staat en landt, en hoe ick ben
In dese knechtsche dienst.
vader
Ick bid ootmoedelijck
Mijn Heer den Paltzensoon van 'tmachtich Poolsche rijck,Ga naar voetnoot2639
2640[regelnummer]
Dat ghy dees oude man genadich wilt vergeven
De misdaat die ick heb aan u persoon bedreven.
Ick sondichde, ick ken't, doch uyt onwetentheyt,Ga naar voetnoot2642
Maar Heere dits u schult, dat ghy dus hebt verdraytGa naar voetnoot2643
U naam en waardicheyt. want had ick die geweten,
2645[regelnummer]
Ick had mijn tegens u soo groflijck niet vergeten.
Dan daar de schijn bedriecht daar oordeelt men verkeert,Ga naar voetnoot2646
En sonder dat myn Heer ick had u gefesteert,Ga naar voetnoot2647
Gelijck ghy waardich waart in't eten, gaan, en leggen.Ga naar voetnoot2648
ascagnes
Wel hoe? hoe kendy mijn? of hebdy 't hooren seggen?
| |
[pagina 189]
| |
vader
2650[regelnummer]
Stracx quam hier inder yl den reysiger gerost,
Te weten die de Paltz houwt voor zijn eygen post,Ga naar voetnoot2651
Welck brieven van belang te brengen was bevolen
Aan u, en dat ghy nu moet keeren weer na Polen,
Dat Koren-rijcke Rijck, u lieve Vaderlant,
2655[regelnummer]
Want de Koning is doot, en leydt nu al in't sant,
Die u gebannen heeft (so hy vertrock) onschuldich:Ga naar voetnoot2656
Doch mits dat hy u sach, hy raasden onverduldich,Ga naar voetnoot2657
Door dien hy niet en kon gelooven dat ghy sliept,
Maar hielt u vast voor doot, hy baarden en hy riep,Ga naar voetnoot2659
2660[regelnummer]
Dat ick myn kint en u so wreet als ongenadich
Met schadelijk fenijn vergeven had moortdadich.
Hy liep voort na 't Stadthuys, en klaacht de Heeren daar
De schrickelijcke moort, en my als moordenaar
Ga naar margenoot+Van u vernaamde Prins, ick heb geen ander vresenGa naar voetnoot2664
2665[regelnummer]
Als dat hy hier terstont met al 'tgerecht sal wesen,
En met de Gouverneur.
capiteyn
Ach wat een schelmery!
Ick ben betoovert door haar loose tovery.Ga naar voetnoot2667
Maar dat sy doen haar best om my te doen geloovenGa naar voetnoot2668
Het geen der niet en is: sy spreken voor een dooven.
2670[regelnummer]
Men weet wel als de Ziel de holle romp verlaet
Dat sy niet wederom in't koude lichaam gaat.
Want niemant en vermach te rugge weer doen varen
De schuyte voerder van de helsche water-baren.Ga naar voetnoot2673
Eneas die zijn vaar droech uyt de Troysche brant,
2675[regelnummer]
En kan Anchises hier niet schicken weer ter hant.Ga naar voetnoot2675
| |
[pagina 190]
| |
Noch Orpheus kan de vloet des afgronts so niet dwingen,Ga naar voetnoot2676
Dat hy zijn vrouw krijcht weer: hoewel hy alle dingenGa naar voetnoot2677
Beweechden door zijn Liers leer-lieffelijck geluyt.Ga naar voetnoot2678
Wie eens ter zielen vaart, en komter niet weer uyt.Ga naar voetnoot2679
2680[regelnummer]
Hoe souw mijn Heer de Prins dan weder zijn verresen?
Misschien door swarte kunst en Duyvels te belesenGa naar voetnoot2681
So heeft dien ouden dwaas een boose geest verweckt,
Die schijnend in hem leeft, en valslijck in hem spreckt:Ga naar voetnoot2683
Op dat hy souw also versussen en versachten
2685[regelnummer]
De strengicheden van mijn suchten en mijn klachten.Ga naar voetnoot2685
Neen neen falsaris, neen: siet hier de Gouverneur
Met al zijn lijf-wacht en de stoepjes noch by heur,Ga naar voetnoot2687
Die sullen u terstont vast knevelen en knellen,
Gebonden en geboeyt den Hencker stracx bestellen.Ga naar voetnoot2689
2690[regelnummer]
Dus denckt niet anders dan als op u sonden swaar,Ga naar voetnoot2690
Want daatlijck salmen u doen sterven openbaar.
De Prins van Posnanien, hier voor genaemt ascagnes.
Weet ghy niet Capiteyn Bastruld' dat de ziel-loose
Lichamen, die ghy secht vervult te zijn met boose
En swarte geesten verruweloos en vol pijn,Ga naar voetnoot2694
2695[regelnummer]
En lacchen nimmermeer? daar tegen siedy mijnGa naar voetnoot2695
Gebloost en wel gedaan van wesen en van wangen.Ga naar voetnoot2696
Gelooft dan 'tgeen ghy siet, en doet my voorts ontfangen
Mijns Vaders brieven met volkome bescheyt.Ga naar voetnoot2698
Hier lees ick, Lief, God lof! in aller eewicheyt,
2700[regelnummer]
Hoe dat van ongeluck en ramp wy zijn ontbonden,
| |
[pagina 191]
| |
En dat mijn Vader heeft om mijn te haal gesonden.Ga naar voetnoot2701
'tIs noodich dat ghy u oprust en toebereytGa naar voetnoot2702
Om nu met my te gaan. doch met eerbiedicheyt
Ga naar margenoot+Vraech ick oft u gelieft mijn overwaarde vrouwe.
lucelle
2705[regelnummer]
Dies ben ick o mijn Prins grootlijcx in u gehouwenGa naar voetnoot2705
Van so veel eers als ghy my heuschelijck aenbiedt.Ga naar voetnoot2706
Hemel-gewenster saack en macher komen niet.Ga naar voetnoot2707
Ist dat ick in u doot u wilde niet begevenGa naar voetnoot2708
Het sal my lusten meer met u in vreugt te leven.
2710[regelnummer]
Maar u sal voegen best een vrouw wel opgevoet,
Groot van aansien, en staat, en u gelijck in goet:
Die ick nedrige dienst sal toonen al mijn dagen,Ga naar voetnoot2712
Het sy oock waar ghy zyt, so ick u mach behagen.Ga naar voetnoot2713
ascagnes
So waar ick lieve helft wel dorper van gemoet,Ga naar voetnoot2714
2715[regelnummer]
Indien ick u verliet om't werelts wanckel goet,
En stelden dreuts ter sy d'oprechte vruntlijckhedenGa naar voetnoot2716
En suyvre jonsten van noch gisteren verleden,Ga naar voetnoot2717
Als ick knecht zynde, ghy o alder maachden son,
Mijn verkoost, en verliet den edelen Baron.
2720[regelnummer]
Ick sal om uwent wil mijn woort stantvastich houwe,
En weygren, mocht ick schoon, de Koninglijckste vrouwe,Ga naar voetnoot2721
En vollegen den wech dien ghy mijn hebt gebaant
Door u genegentheyt en op dat ghy niet waant
Als dat ick met u duen, so gaa ick u besweerenGa naar voetnoot2724
| |
[pagina 192]
| |
2725[regelnummer]
Voor u maegschap en bloet, en voor dees vrome Heeren,Ga naar voetnoot2725
Voor wien ick hier getuyg, dat ick de oude trouwGa naar voetnoot2726
Voor bondich en voor vast en noch van waarden houw,Ga naar voetnoot2727
En hoopse noch daar by mijn vader te doen kennenGa naar voetnoot2728
Voor heylich en voor goet, als wy in't lantschap bennen.Ga naar voetnoot2729
vader
2730[regelnummer]
'Tsal dan voor u vertreck, u zyn een noodich werck
Dat ghy den anderen trouwt in Margarieten KerckGa naar voetnoot2731
Met een staatlijcke sleep van voorbarige lieden,Ga naar voetnoot2732
Op dat u bruylofs-vreucht so blijdlijck mach geschieden,
Als wel u beyden groot de droefheyt is geweest.
2735[regelnummer]
Ick souw u altesaam hartgrondich noon te feest,Ga naar voetnoot2735
Maar mits mijn groot geslacht van vrienden my beletten,Ga naar voetnoot2736
Dus neemt dit dan voor lief, want ick mach u niet setten.Ga naar voetnoot2737
lecker-beetje
Mannen men miester het iou drie tonnen biers besproken,Ga naar voetnoot2738
En ick sel iou alle geuse gaar beschaffen en bekoken,Ga naar voetnoot2739
2740[regelnummer]
Jou Baal-sack een hiel schaep, en iou Pieter proper en half lam,Ga naar voetnoot2740
En iou Kees kluyf wat schaepsvoetjes, en iou dicke Melis een ham
Met negen schoone pekelharingen, en seven soute varsche Mackerielen.Ga naar voetnoot2742
ian-neef
Ick ben gien fray eter: Ick houw't al met halven en hielen.Ga naar voetnoot2743
Het eten lieve man dats met my nou alle daan,Ga naar voetnoot2744
| |
[pagina 193]
| |
2745[regelnummer]
Ick wodder niet eens een voet-stap om buyten gaan.Ga naar voetnoot2745
Een goe toog, moer, liechter niet om, als ic 'smargens so wat peusel,Ga naar voetnoot2746
En daar een paar vaan Delfs bier toe, liefste dan groey ick wel een hangt dick reusel.Ga naar voetnoot2747
Ga naar margenoot+Daar achter de waach in de kelders reeckentmen geen quaat gelach,
Ick giet altemets een reys, en so blijf men keel so fix assen vierslach.Ga naar voetnoot2749
2750[regelnummer]
Ick moetse toch doorspoelen van de stien kalck en stof.
lecker-beetje
Ja neen neef niemant wort vet of grof, of hy weet waar of.Ga naar voetnoot2751
Gaat heen gy goet slocker, gaat heen gy buyckje vol zielen,Ga naar voetnoot2752
Men sousen dicke darmen om het smier wel schielen.Ga naar voetnoot2753
Kom hier mager-heyn, lang-neus, dicklip, en gy hang-lijf,Ga naar voetnoot2754
2755[regelnummer]
Gy selt onger iou vieren kluyven een kleyn groot swart wit kort lang wijf,Ga naar voetnoot2755
Ick salje dat koken uyten eeckje, want een bottertjen is te vet.Ga naar voetnoot2756
En gy slockspeck bint wel te vreen, denck ick, as gy een kabeljau het.
Hier gy Hoorensche wortelen en gy Rouwaensche kammen,Ga naar voetnoot2758
Kom iou bespreeck ick wat varckens ooren en wat osse-mammen.Ga naar voetnoot2759
2760[regelnummer]
Wel Dirckje drol komt by den back, hoe blijf gy so after of staan?Ga naar voetnoot2760
Kom an mijn groote maat, wy sellen tavont geweldich grof gaan,Ga naar voetnoot2761
Met Gosen, met Floris, met Jochem, met Meles en met Frans
Dit is by gut gien kijeren spul daar gaan ouwe hoeren aende dans.Ga naar voetnoot2763
Hoe? ist heerschip alle wech? wel hoe sel dat tieren?Ga naar voetnoot2764
| |
[pagina 194]
| |
2765[regelnummer]
Nochtans hy eet soo gaern haenekammen, poddestoelen en ramsnieren,
En Papegays tongetjes, en de stuyt van een goe phasaan,Ga naar voetnoot2766
En de gayle manlijckheytjes van een groote kalkoensche haan.
Maar gy Jan after-lam, gy pleegt wel een goet smuller te wesen,Ga naar voetnoot2768
Hoe vaart? souje nou oock voor een deel kappoenen vresen?Ga naar voetnoot2769
2770[regelnummer]
Wat heb gy een man eweest in iou tijt, gy en e nop?Ga naar voetnoot2770
Want Harmen laadje-koken die schiet noch altemets wat in zijn rop.Ga naar voetnoot2771
Hy is een man as speck: Hy weet die Overtoomer boerenGa naar voetnoot2772
Asse maar vis schaffen te besuckt elements te loeren.Ga naar voetnoot2773
Gy Jan neef gy meucht een man prijsen die hem op den dranc verstaat,Ga naar voetnoot2774
2775[regelnummer]
Maar seker een goet eter en is oock voor al niet quaat.
En warachtich onse Stadt en is gien hoyschuur, s'is soo niet uyt esturven,Ga naar voetnoot2776
Of men vyntse noch wel die een hiele harst allien opschillen durven.Ga naar voetnoot2777
O't eten is een fray ding! tissen treffelijcken kunst!
Het staat so wel an een tafel dat men wat eet voor de qua gunst,Ga naar voetnoot2779
2780[regelnummer]
Al sien't sommige karige sparige luy niet garen,
Ick sie nochtans datter veel menschen wel of varen.Ga naar voetnoot2781
'Tis loflijck, 'tis hoflijck, 'tis groflijck, datmen wat te stuwen weet
Dan 'tis prijslijck, 'tis wijslijck, 'tis afgrijslijck dat men gulsich eet,Ga naar voetnoot2783
Al het men onse gierige peete-griet lest so ongnaertich verweten,Ga naar voetnoot2784
2785[regelnummer]
Heer seyse Leckerbeetje, gy souwt een mensch de ooren wel van't hooft eten
Kynt seyse koken kost, ast is, seyd' ick soo, petegriet,Ga naar voetnoot2786
Het best is de beste koop, wat niet en kost seyd' ick, dat deucht niet.Ga naar voetnoot2787
| |
[pagina 195]
| |
ian-neef
Mijn keel smacht van dorst, men souw hier 'tvleys wel gaar braan en niet droopen.Ga naar voetnoot2788
Wilje me, so gaat me, of ick sel al mijn best na de keucken loopen?Ga naar voetnoot2789
lecker-beetje
2790[regelnummer]
Hola gy muege-veul! waar heen? wel hey wilje soo deur?Ga naar voetnoot2790
Nou fraytjes schicktje after menkaar, nou mannen datsje veur,Ga naar voetnoot2791
Ga naar margenoot+Gaat nou en reys op iou safst, nou en reys op iou harsten.Ga naar voetnoot2792
Gans lijden nou willen wy drincken en eten, al souwer een Darm barsten.Ga naar voetnoot2793
ian-neef
Ick sel by get suypen en swelgen datmen buyck as een trom geschoren staat,Ga naar voetnoot2794
2795[regelnummer]
Wat 'tis beter datter een darm barst, dan dat de dronck verloren gaat.
Nu hoort, ghy Heeren hoort: Heeft iou dit spel verheucht,
Beweecht, of wel gesmaackt? bewijset ons met vreucht.Ga naar voetnoot2797
Met hant-geklap verblijt, en doet mijn alle nae,
En soo't u wel behaecht, soo roept een-stemmich Jae?
overgeset en gerijmt door
G.A. BREDERO.
't Kan verkeeren.
t' Amsterdam, Ghedruckt by Paulus van Ravesteyn. Anno 1616. |
|