Lucelle
(1976)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Ga naar margenoot+Eerste handelinge, eerste deelGa naar voetnoot-Ga naar voetnoot-
Baron en zyn vrunt Adellaar.
Na dat ick 't in de schaal mijns kennis heb gewoegen,Ga naar voetnoot1
Vind ick hier voor de mensch, het opperste genoegen
Gelegen int gesicht: want huyden morgen heeft
Oochschijnlijck my vertoont de schoonste die daar leeft.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
O ongelooflijck ding! die swinck die gaf my tevensGa naar voetnoot5
In een blick tijts meer vreuchts, als al de lust mijns levens.Ga naar voetnoot6
Onmogelijck is het my, uytdrucklijck met bescheytGa naar voetnoot7
Te schilderen het beeldt van haar uytnementheyt.
adellaar
Alwaar genegentheyt het oordeel is bevolenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Siet men de oordelaar int vonnis dickwils dolen.
De Minne die is blint, en oordeelt onvertsaacht
'Tgoet voor quaat, 't lelijck schoon, na dattet haar behaacht.
baron
Neen't is geen onverstant dat my verkeert doet roemen.
Sy is gelijck de roos onder de schoone bloemen,
15[regelnummer]
S'is als een Diamant uytmuntend en verweent,Ga naar voetnoot15
Die door haar deucht verwint al't edele gesteent.Ga naar voetnoot16
Recht soo als dese twee al d'andre gaan te boven,
| |
[pagina 70]
| |
Soo moet men dese Maacht boven de Maachden loven.
Het Eylandt Kossen roem, en Prins der Schilders eelGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Apelles diergelijck noyt maalden met pinceel.Ga naar voetnoot20
Haar hayr, soo ick haar sach, lach saartelijck gevlochten,Ga naar voetnoot21
Wiens blickeren en glans de goude Son verpochtenGa naar voetnoot22
Door kracht van't levend gout, en weerschijn gaf het gloorGa naar voetnoot23
Op't hooge voorhooft, blanck als mellick wit yvoor.
25[regelnummer]
Ick gis dat van zyn Moer de schutterlijcke jongenGa naar voetnoot25
Dit gout-draat tot een net der Minnaars heeft bedongen.Ga naar voetnoot26
Den uchtent root-gekaackt, die ons den dach aen brengt,
Is met soo helder blos, als sy is, niet besprengt.Ga naar voetnoot28
Roosen en Lelien, en een bevallich wesen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En al het menschlijck soet, dat kan men in haar lesen.Ga naar voetnoot30
O schoonheyt ongemeen! onder wijnbrauwen net
Staat dat behoorlijck goet, die oogjes schoon geset:
Wat sech ick, oogen? neen, twee tintelende starren,
Waar de beschouwers haar onwetend' in verwarren.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Mits daar de kleene Godt al steels-gewijs bespietGa naar voetnoot35
En vangt de gene die te nechtich haar besiet.Ga naar voetnoot36
Haar Neus is soo beknopt, geschickt en wel gemetenGa naar voetnoot37
Dat niet daar op de Nijdt te schrollen soude weten.Ga naar voetnoot38
Haar lipjes van Koraal die geven soetjes uyt
| |
[pagina 71]
| |
40[regelnummer]
Een lieffelijcker lucht dan't voor-jarige kruyt.Ga naar voetnoot40
En wanneer syse stelt om lieflijck te ontfoncken
Betoovert sy het breyn, en maackt de ooren droncken
Ga naar margenoot+Door duysent treeckjes vol van schrandre boerteryGa naar voetnoot43
En aarticheytjes loos, met een gelaat daar by,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Dat niemant wie hy zy, hoe oudt of jong van iaren,Ga naar voetnoot45
Of hy snackt na een kus, of wenscht met haar te paren.
De kin, de keel, de krop, ia beyde borstjes meeGa naar voetnoot47
Die zyn soo wit, dat sy beschamen selfs de snee.Ga naar voetnoot48
Van't ander swijch ick, als van onbekende dinghen.
50[regelnummer]
Daarom sal ick u lof, tot drie en viermaal singen,
O Minne! die mijn sin gheleyt hebt op een MaachtGa naar voetnoot51
De schoonste van Lyon, of die de aarde draacht.
Dies ick door mijn geluck my meerder mach verfroyen,Ga naar voetnoot53
Dan om de Griecksche vrouw de Konings soon van Troyen.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Want siet myn Nimphelyn is suyver, ongheschent,
Wiens maachdom dat ick hoop te plucken op het endt
Door trouw of andersins.
adellaar
Ghy roept alre gewonnen,Ga naar voetnoot57
En hebt noch slach noch stoot, noch niet met al begonnen.Ga naar voetnoot58
En ymmers weet ghy wel, wie eenich Stadt of plaats
60[regelnummer]
Innemen wil met kracht van ruyters of soudaats,Ga naar voetnoot60
Dat diese moet voor eerst opeysschen oft ontseggenGa naar voetnoot61
Ten viere of ten swaard, eer mense gaat beleggen:
| |
[pagina 72]
| |
Maar weygert men verdrach van vruntschap of van vree,
Dan wert benadert en becingelt stracx de SteeGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Met loopgracht en met schans, met weeren en bolwercken:Ga naar voetnoot65
Dan kat men kat op kat. Sta vast dan Toorens kercken,Ga naar voetnoot66
Het grof geschut dat komt. dan treet men in de strijdt
En hitte des gevechts, om eens te zyn verblijdt
Met seeges lauren kroon, met ware rust, en redenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Der ouweling lijfs gevaar, en sware moeyelickheden.Ga naar voetnoot70
Dit is de naaste wech die ghy moet wandlen in,
In 'tstuck van u Belech en soete vyandin.
baron
Haar schoonheyt heeft myn ziel alrede so gedwongen,
Dat ick de Min de plaats te laten ben gedrongen:Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Daar heerschapt hy na lust soo treffelijck in mijn,Ga naar voetnoot75
Dat soo'k den strijdt God was, sy souw myn Venus zijn.Ga naar voetnoot76
adellaar
Doet wech dat misverstant, weecht over in u sinnenGa naar voetnoot77
Met wien ghy hebt te doen: 'tis d'al te stercke Minne,
De meester van de Goon, de dwinger van de mensch,
80[regelnummer]
Die onse sinlijckheyt bestuurt na wil en wensch.Ga naar voetnoot80
De min is sichteloos, kindts, veynsend', logenachtich,Ga naar voetnoot81
Wetteloos, trouweloos, onsuyver, onwaerachtich.Ga naar voetnoot82
Sijn pijltjes zyn gedoopt in gift, in bloet, of smeer,Ga naar voetnoot83
Het wondt al wie het raackt, wie't raackt die heeltet weer.
| |
[pagina 73]
| |
baron
85[regelnummer]
De alderbeste lien, voornamentlijck de Grooten,
De koude suffers meest verwerpen en verstooten,Ga naar voetnoot86
Als ongeestich en boers, sy dencken in haar sin,Ga naar voetnoot87
Dat sy zyn onbequaam tot sake vande Min.
Ga naar margenoot+Sy oordeelen, dunckt my, om reden, seer rechtvaardich,
90[regelnummer]
Want hy is Godlijck, meer als menschen eere waardich.Ga naar voetnoot90
Vermits den Chaos eerst hem in de weerelt bracht,Ga naar voetnoot91
Geboren met ontsach van heerlijckheyt en macht,
Gelijck een overheer en vader van de Goden.
Syn grootheyt sonder maat, syn eeuwige geboden
95[regelnummer]
Werden gehanthaaft steets van al de Burgery
Des gulden hemelryckx, van welcken tijt, dat hyGa naar voetnoot96
Van eeuw tot over eeuw en eeuwicheyts veroudenGa naar voetnoot97
Tot heden op den dach de voochtschap sal behouden.
Het sterffelijck geslacht der aarden, dat ontsietGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
Syn heylicheyt, syn kracht, syn mogende gebiet.Ga naar voetnoot100
Want als een aardtsche Godt wert hy hier aangebeden,
Tot een erkentenis van syn grootdadicheden.
Ick tart de gene die haar moeder op de testGa naar voetnoot103
Branden en blakeren, sy doen vry al haar best,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Met al de lange sleep van de neuswyse kloeckers:Ga naar voetnoot105
Van woorden-sifters, en van scherpe ondersoeckers
Des vruchtbaren Natuurs, dat sy met reden, myGa naar voetnoot107
Eens seggen, wat de Min in eygen wesen sy.
| |
[pagina 74]
| |
adellaar
Ick ben verheucht en blijdt om dat wy syn getreden
110[regelnummer]
In een so nutten als vermakelijcke reden:Ga naar voetnoot110
Ist dat u heusheyt my soo veel gehoors verlient,Ga naar voetnoot111
Ghy wert na krancke kracht van my hier op gedient.Ga naar voetnoot112
Dat uyt den Chaos eerst de Liefde is ghekomen,Ga naar voetnoot113
'Tis waar, maar vaack wert de Min voor de Liefd' ghenomen;Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
En dat wert by't verstant voor een faal-greep ghedoemt.Ga naar voetnoot115
De Liefde die is Godt, of Godlijck, na men 't noemt,
En hoort veel hoogher 'thuys als in die beuselinghen.
De Liefde is de strick en d'eendracht van de dinghen,Ga naar voetnoot118
'Tsy Hemelsch, oft t'sy Aardtsch. Maar de Liefd' die ghy raamt,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Die wert van yeder een Cupido meest ghenaamt,
Dat is gheseyt soo veel als dierelijcke lusten,
Of redeloose wil, veroorsaackt met onrusten
In 's Menschen teder hart, door't peynsen dach en nacht,
Op het geminde ding, datmen ter weerelt acht.
125[regelnummer]
De Min berooft de mensch van vreuchden en vryheyden,
Hy swackt de kracht des lyfs en doet de geest verscheyden,Ga naar voetnoot126
Hy is der ouden doot, en vyandt van de ieucht,
Hy ist die't goede hart afleydt van't perck der deuchtGa naar voetnoot128
In eenen moortkuyl woest van sonden ongenadich,
130[regelnummer]
Hy is en blijft in ongestadicheyt gestadich.Ga naar voetnoot130
Hy wert geschildert vaack kints, moedernaackt en blint,Ga naar voetnoot131
Om dat hy niet en weet wat dat hy wil of mint.
Maar andren om hem meer en beter te vertoonen,
Die doen hem schijnen een seer lieve, overschoone,
| |
[pagina 75]
| |
135[regelnummer]
De buyck syn eynde neemt: het ander deel daar naar,
Als achterlijf en start, is van een draack fenijnich.Ga naar voetnoot137
Dit Dier, of ongediert, lieflockend' en schoonschijnich,
De menschen bloemtjes en de soete honich biet,
140[regelnummer]
Maar wie dit bittre soet eens proeft of inne giet,
Die voelt zijn ingewant verscheuren en verschenden,Ga naar voetnoot141
En hy besluyt zijn tijdt met een ellendich ende.Ga naar voetnoot142
Wie dat de Min zyn hart op hoop van loon verhuurt,Ga naar voetnoot143
Tis selden dat hy niet zyn suycker stracx besuurt,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Syn vreucht met droeve druck, syn winst met schand' en schade,Ga naar voetnoot145
Syn weelde niet verdriet, syn jonst met ongenade.
Wel dunckt u noch de Min als ghy u inne beelt?Ga naar voetnoot147
Wie meest de Min inruymt, zijn selven meest ontsteelt,Ga naar voetnoot148
En ruylt zijn menschlijckheyt en edeldom grootgeestichGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Aan boersheyt onbeschoft en woesticheden beestich.Ga naar voetnoot150
Homerus heeft daarom versiert en toebereytGa naar voetnoot151
De lichte Circe Vrouw van d'ongebondenheyt,Ga naar voetnoot152
In dartelheden gayl en wellust opgetrocken:Ga naar voetnoot153
Wie sich met haar vergreep veranderde in Bocken,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
In Beeren, Swijnen, en dus ander dom gediert.Ga naar voetnoot155
Hier door ist sproockje eerst van Iö oock versiert,
Die in een witte Koe al stommeling bequeeldeGa naar voetnoot157
Het ongeoorloft werck dat sy met Iupijn speelde.
Maar doch dit fabel-boeck, dat ons dien Heyden gaf,Ga naar voetnoot159
| |
[pagina 76]
| |
160[regelnummer]
Dat soeckt den Mensch door leer, van't quaat te leyden af.Ga naar voetnoot160
Alexander, de grootste die d'Aard' heeft gedragen,
Als hy het Persisch heyr en Darius had geslagen,
En wilde t Vrouw volck niet, hoewel gevangen, sien,
Maar groetse want siet, hy docht misschien,Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Soo ick haar schoonheyt wil wat deeger gaan beschouwen,Ga naar voetnoot165
Villicht werdt ick een slaaf van mijn gewonnen Vrouwen.Ga naar voetnoot166
Daarom seyt eener wel: het sien en is niet goet,Ga naar voetnoot167
'tAnspreken dat is quaat, noch slimmer die wat doet.Ga naar voetnoot168
Amjanus Bisschop heeft zyn oogen uytgesteken,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Om dat hy al te nauw de Vrouwen had bekeken.Ga naar voetnoot170
Een Roomsche Leo Paus hield af zijn eene handt,Ga naar voetnoot171
Om dat hy had daar me de Vrouwlien aengerant.Ga naar voetnoot172
In't kort de Minne doet verwelcken en verslenschen
De jonckheyt en de jeucht en wackerheyt der menschen.
baron
175[regelnummer]
Ghy neemt der Minnen gront, dunckt my te qualijck in.Ga naar voetnoot175
Maar my wispelt de spreuck des Schrijvers in mijn sin,Ga naar voetnoot176
Die ick u heden wil verkonden en verklaren:
Die seyt, de liefde komt als twee op d'ander staaren,Ga naar voetnoot178
En dat het swinckje recht elckander wel gemoet,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
En springt van oog in oog, en sackt in beyder bloet,
Ga naar margenoot+Tot binnen in de maach, en prickelt voort het harte
Vol nuwe wonden en vol angename smarte.
O soete bitterheyt! o heugelijcke pijn,
Ghy kunt door ander raadt (ach!) niet genesen zijn,Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Dan door't genaken van twee liefjes gelijcksinnich
| |
[pagina 77]
| |
Die d'ander lieven soet recht vriend'lijck en aanminnich.
Al spraackt ghy scharsend laast dat spreeckwoort overluyt,Ga naar voetnoot187
De Liefd' gaat boven in, seyt ghy, en onder uyt.
adellaar
Ick heb mijn dagen noyt niet beters noch gelesen,
190[regelnummer]
Als hem die daar beschrijft de liefde dus te wesen,Ga naar voetnoot190
Een ding, ick weet niet wat. het komt, ick weet niet hoe,
En 'tgaat, ick weet niet waar, waar door, of waar na toe.
baron
Ghy spot noch met de Min, soo ick u hoor vermanen,Ga naar voetnoot193
En over wijl en tijdt d'oude AthenianenGa naar voetnoot194
195[regelnummer]
Die vondense so goet, so heylich, ja so dat,Ga naar voetnoot195
Dat sy hem joegen uit de vryheyt van haar StadtGa naar voetnoot196
Die niet beminnen wou, de burgerlijcke Rechten
Die dwongen tot de Min, Mans Maachden ende Knechten.
adellaar
Ick sech niet dat de Liefd' is scheldens waart of quaat,
200[regelnummer]
Maar dat haar wegen zijn vol nevels in der daat:
En dat de gene die haar waanden best te kennen,
Haar lieten aldereerst bedriegen ende schennen.Ga naar voetnoot202
Als Adam, David, Salomon, Absolon, Samson,Ga naar voetnoot203
205[regelnummer]
En ontallijck veel meer van die vermaartste Helden
Der eeuwen afgeleeft: die al ter neder veldenGa naar voetnoot206
D'ondrachelijckste Beul, de Minne, die Tyran.Ga naar voetnoot207
| |
[pagina 78]
| |
baron
Met oorlof Adelaar, waarom vervolcht ghy danGa naar voetnoot208
Met sulcken naarsticheyt de jente valleriecke,Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Om wien ick u so dick sach blosen en verbliecken?Ga naar voetnoot210
Wanneer sy onversiens u ergens quam te moet,Ga naar voetnoot211
Sach ick een groote storm en onweer in u bloet.
Hoe dick sack ick u staan gelijck als uytgetogen,Ga naar voetnoot213
Ontreddert en ontmant van menselijck vermogen,Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Als ghy de schoone saacht, de vrouwe van u siel,
Daar hart en harsens bey soo heftich op an viel,
Dat ghy noch lijf noch le-en noch spieren niet en roerde,
En niet dan het gedacht zijn ambacht uyt en voerde,Ga naar voetnoot218
En staarden al gelijck als levendloos, tot datGa naar voetnoot219
220[regelnummer]
De sinnen uytgedacht van't wondren waren sat.Ga naar voetnoot220
adellaar
Tot mijn leetwesen, laas! soo maackt ghy u vertooning,Ga naar voetnoot221
En bruyckt tot voorbeelt my, want ick heb geen verschooning,
Vermits ick al te diep hier in getreden ben,
Soo dat ick nu te ruch niet weder komen ken.
baron
225[regelnummer]
Wel mach men dan de Min niet bruycken na u seggen?Ga naar voetnoot225
adellaar
Men mach, maar men moet sien waar datmen die gaat leggen.Ga naar voetnoot226
Ga naar margenoot+Beneffens dien acht ick het raadsaamste te zijn,Ga naar voetnoot227
Dat men-se besicht als de vreuchtmakende wijn,
Die soberlijck genut versterckt des Lichaams krachten,
| |
[pagina 79]
| |
230[regelnummer]
En weckt de doffe geest tot schrandere gedachten,
Vol snelheyt des vernufts: maar wies' in tegendeelGa naar voetnoot231
Heel gulsich innegulpt, en swellicht door de keel,
Die smoort sijn sin en wet, en d' alder-eelste geestenGa naar voetnoot233
Veraarden onbesuyst in onreedlijcke beesten.Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Waar van ons namentlijck dees twee voorschriften zijn,Ga naar voetnoot235
Daarom so moetmen sich na wijsheyts maat beheeren,Ga naar voetnoot237
En doen voorsichtich als die't swemmen willen leeren,
Die nimmer verder in het water sullen gaan,
240[regelnummer]
Als daar sy inde noot wel seecker kunnen staan,Ga naar voetnoot240
Of daar sy gants vermoeyt van't woelen mogen rusten,
En tre'en te landewaarts, na 'tboeten van haar lusten.Ga naar voetnoot242
baron
Wy zijnt dan nu gants eens, Heer Adelaar mijn Vrundt,
Ick ben op 'thoochst verlieft, en wil het minste punt
245[regelnummer]
Voor u verswijgen niet. want ick vont niemant trouwer:
De Raadts-heer Karponi, de groote Wissel-houwer,Ga naar voetnoot246
Dat is de Vader van de welgheboren Maacht
Lucelle, die mijn hart verholen liefde draacht.
Doch k'minse suyverlijck die Parel aller Vrouwen,
250[regelnummer]
En hoopse tot mijn Bruyt oock wettelijck te trouwen.
Ofschoon de Vader haar rijcklijck uytgeven sal,Ga naar voetnoot251
Wat is zijn macht by't mijn? Och lacy niemendal.Ga naar voetnoot252
| |
[pagina 80]
| |
Mijn waardicheyt, mijn goet, mijn edelheyt van bloede
Doen ongetwyffelt my gelooven en vermoede,
255[regelnummer]
Dat ick so kleynen saack, of hoe groot sy oock sy,Ga naar voetnoot255
Versoecken sal aan kem, of hy en sal het my,
Om mijn grootachtbaarheyt toestemmen en vergunnen.
adellaar
Sy souw geen meerder eer waarlijck ontfangen kunnen.
Daarom soud' ick u raan
260[regelnummer]
Eens mondeling te gaan
Den Vader selfs te spreken.
Soo hoefdy niet te smeecken,
Te vleyen. 'tis te kintsGa naar voetnoot263
Te breken so veel wintsGa naar voetnoot264
265[regelnummer]
Om't Meysje te behagen.
Ick salt de Ouders vragen,
Soo haast als ick het mienGa naar voetnoot267
Een endt daar af te sien.Ga naar voetnoot268
Want als die willen lijenGa naar voetnoot269
270[regelnummer]
Dan ist geen kunst te vrijen.Ga naar voetnoot270
Al waar de dochter schierGa naar voetnoot271
Het aldertrotste dier,Ga naar voetnoot272
Ga naar margenoot+Haar strafheyt is te breken
Met lang en lieff'lijck preken.
275[regelnummer]
Maar buyten vrienden raat,Ga naar voetnoot275
Hoe schoontjes dat men praat,
Hoe wel datmen can veynsen
En decken zijn gepeynsen,Ga naar voetnoot278
Hoe seer de ionge Lien
| |
[pagina 81]
| |
280[regelnummer]
Malkander mogen sien:Ga naar voetnoot280
Of beyder sinnen vallen,Ga naar voetnoot281
Het is al niemendallen.
Al hebmen 'twoortje Ja,
Het blijft al even na:Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Dat weten sy die't proevenGa naar voetnoot285
Met hartelijck bedroeven.
Maar trecktmen opter loopGa naar voetnoot287
So raacktmen wel goet koop,Ga naar voetnoot288
Ten aldereersten swanger,Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Dat maackt dan noen veel banger.
Elck kijckt den ander an,Ga naar voetnoot291
Sy hebben niet waar vanGa naar voetnoot292
Om eerelijck te leven,Ga naar voetnoot293
Die 'theeft en wilt niet geven.Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Is yemant so voldoentGa naar voetnoot295
Dat hy het huw'lijck soent,Ga naar voetnoot296
So wert het hem verweten,
En op sijn broot gesmeten.Ga naar voetnoot298
Maar trefmen dan een man
300[regelnummer]
Die of, noch an en kan,Ga naar voetnoot300
Al doetmen hem versoeken
By Grooten, en by kloeken:Ga naar voetnoot302
Zijn Deensche kop EenrinsGa naar voetnoot303
Verstaatter toe geensins,Ga naar voetnoot304
| |
[pagina 82]
| |
305[regelnummer]
Dan looptmen af syn schoenen,
Slechts om een buyck vol soenen:
Ick heb oock in dat gilt
Veel tyts onnut verspilt
Met loopen en met iachten
310[regelnummer]
By dagen en by nachten,
In hagel, en in snee,
In wint, en winter mee,
Maar dit heb ick onthouwen,
Datmen niet mach vertrouwen
315[regelnummer]
De aldergrootste vrient,
Die schoonst voor oogen dient,
Diens snootheyt is te vresen:Ga naar voetnoot317
Want met een vruntlijck wesenGa naar voetnoot318
Ga naar margenoot+En met de schoonste schijn
320[regelnummer]
Zy vaak vyanden zijn:
Maar God moetse so schennen,Ga naar voetnoot321
Dat men-se mach bekennenGa naar voetnoot322
Die vrient zijn in't gelaat,Ga naar voetnoot323
En vyant inder daat.
325[regelnummer]
Mijn Lief swoer my in't levenGa naar voetnoot325
Te laten noch begeven.Ga naar voetnoot326
Daar op is noch geschiet.Ga naar voetnoot327
Maar hola! hooger niet.Ga naar voetnoot328
Dan seker 'twaar te byster.Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
De lichtheyt van een VrysterGa naar voetnoot330
Is 'tlichtste datmen vint.
Ja lichter als de wint
Bevind ick nu de woorden
| |
[pagina 83]
| |
Dien ick hier voormaals hoorden.Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Maar nu het heeftet al,Ga naar voetnoot335
Het is soo't blijven sal.
Ick loop myn spoor te buyten.
Maar endelijck in't sluyten,Ga naar voetnoot338
Gaat by de Vader selfs, en vraacht bescheyt met reen.Ga naar voetnoot339
baron
340[regelnummer]
Die raat die is seer goet, kom gaan wy t'samen heen.
De vader en Lecker-Beetie
'tIs acht maal seven Jaar in Sprockel darden daghGa naar voetnoot341
Dat ick eerst 'tgroote licht des lichten fackels sagh.
Van dien dach tot op nu, dat 's tegenwoordich heden,
Ben ick van ongeluck noch eenig ramp bestreden.
345[regelnummer]
Maar het beleeft geluck heeft al zijn loop bereytGa naar voetnoot345
Gants na mijn wensch en wil, om mijn Godvruchticheyt.
En 'theeft aan alle ding volkomelijck gescheenenGa naar voetnoot347
Dat sy niemant meer gunst dan my en wil verleenen.Ga naar voetnoot348
Al kruysten ick de Zee, al drieschten ick de wint,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Al puften ick de storm, al liep ick dol en blintGa naar voetnoot350
Door lagen roovers heen met koopmanschap geladen,Ga naar voetnoot351
Ick quammer altoos door behouwen sonder schaden.
Ick heb so varr gereyst dat icker of verschurck,Ga naar voetnoot353
Van d'een tot d'ander Pool: gehandelt met den Turck,
355[regelnummer]
En met den Persiaan, met diefsche Arabesen,
Met Mooren geel en swart, met schrandere Chinesen,
| |
[pagina 84]
| |
En goede wisseling altijts van daar gebrocht.Ga naar voetnoot358
Mijn Schepen diep gelaan van boven tot de bomenGa naar voetnoot359
360[regelnummer]
Zijn reys op reys gewenscht ter haven ingekomen.Ga naar voetnoot360
Ga naar margenoot+Mijn schulden stracx ge-int. noyt leet ick banckeroetGa naar voetnoot361
Aan Wissel buyten 'slants, noch achterstal aan goet.Ga naar voetnoot362
Noch selfs den heeten loop der woeste Fransche muyters,Ga naar voetnoot363
Dat wilt versamelt volck van Knechten en van Ruyters,
365[regelnummer]
Die't oude Vrancken-rijck afwurpen tot in't zandt,Ga naar voetnoot365
Die Steden roofden uyt en staken in den brant.
Die Heeren huysen groot en Dorpen streng afliepen,Ga naar voetnoot367
Die de Mannen schatten, en Vrouw en kint besliepen,Ga naar voetnoot368
Die hebben van mijn haaf my niets onbruyck gemaackt.Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Ick ben geluckich door soo veel gevaars geraackt.
Ick ben schatrijck van gelt, en groot van vrienden machtich,
In Stadt treflijck behuyst, op't lant noch wel soo prachtich.
Ick heb een eenich Kint, die al de weerelt seyt
Te wesen een Thresoor van ware suyverheyt.Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Sy is alleen de stock van mijn verloopen dagen,Ga naar voetnoot375
s'Is al mijn raat en rust: meer souw sy mijn behagen,Ga naar voetnoot376
En waar sy niet soo stuurs, noch afwysich van sinGa naar voetnoot377
Aan een'ge Edellyen, die ick van harten min,
En die om mynent wil haar eerlijck komen vryen.Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Maar sy schijnt niet verkuyst met hoofsche klappernyen.Ga naar voetnoot380
| |
[pagina 85]
| |
Noyt sach ick haar in't minst yet vry of vrolijck zijn.Ga naar voetnoot381
Sy heeft anders geen wil als in de wil van mijn.
Sy oeffent de Musyck, maar boven alle leeringGa naar voetnoot383
Acht sy de Rymery de Goddelijckste neering,Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
De Rederijcke kunst sy alsoo deftich pleecht,Ga naar voetnoot385
Dat sy de grooten schrickt en innerlijck beweecht.Ga naar voetnoot386
Een ding leyt op mijn leen dat my noch yets sal ruckenGa naar voetnoot387
Van dese zegening in sware ongelucken:
Want in de Poësy heb ick gelesen, dit,
390[regelnummer]
Dat Iupyn in't gewelf des hoogen Hemels sit
Tusschen twee vaten in, d'een is vol heyls en goede,Ga naar voetnoot391
En d'ander is vervult met ramp en arremoede,
Uyt wien dat hy gelijck besproeyt dach ende nachtGa naar voetnoot393
d'Inwoonders van der Aardt, dat sterffelijck geslacht.
395[regelnummer]
'tIs daarom dat Philips vader van Alexander
Hem noyt verheugden in de neerlaach van een ander,
Of hy en badt de Goon, sy wilden doch dat soetGa naar voetnoot397
Vermenglen met yet suurs, op dat geen hoogemoet
Zijn edelharticheyt verwaandelijck sou schenden.
400[regelnummer]
De Vorst van Samos die geen ongeluck en kenden,Ga naar voetnoot400
Die noyt ter weerelt sach dat hem misluckten yet,
Noch geenich ding dat hem brocht treuren en verdriet,
Maar wat is hem geschiet in zijn geluckich leven?
Hy werdt schandtlijck gehenckt tot schande van zijn Neven:Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Zijn rijck wert hem ontruckt, zijn goederen, en al.
Hoe hooger in't geluck, hoe nader an de val.
Ga naar margenoot+Niemant en is soo wijs die hier weet van te veuren,
Wat ongeval dat hem noch namaals sal gebeuren.Ga naar voetnoot408
| |
[pagina 86]
| |
Op d'alderhoochste berg stuyt meest de wint op aan,
410[regelnummer]
De alderrijckste man mach hier niet seker staan.Ga naar voetnoot410
Daarom leef ick altoos in hondert duysent vresen.
lecker-beetje
En niemant wil nochtans, rijck zijnde, arrem wesen.
Ick houdt met de rijckeluy, de beste van de Stadt,
Al syn't maar plompe bloets en platters in haar gat.Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Of sy van dit of dat, of nieuwers of en weten,Ga naar voetnoot415
Wat baat de wetenschap? ja gaatter wat van eten.
Als had een man Salomons wijsheyt, of Samsons kracht,
Het hy geen geldt of goet, wat is hy toch geacht?
Ick segh noch, ick prijs de Klay daarmen de Botter om koopt.Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
Wat schaatet een man dat hy wat met de lymstang loopt?Ga naar voetnoot420
En offer schoon een huys vol malle ky-eren of komen,Ga naar voetnoot421
Se worden allegaar noch wel ten houwlijck genomen.
Want binje geck, binje vreck, binje geel, binje scheel,
Binje dol, binje vol, binje slof, binje grof, binje schrael, binje kael,Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
Binje dof, binje doof, binje blint, binje nes, binje bles,Ga naar voetnoot425
Binje boos, binje loos, binje voos, binje out, binje kout,Ga naar voetnoot426
Binje hoer, binje dief,
Heb je Geldt, ick hebje Lief.
Had ick maar wat van dat goet, daar men de handen me salven,Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Ick souw soo wel een wijf krijgen als deuse ionge kalven.
Neen miester, 't gelt is de leus: 't gelt is de bruyt daarmen om dangst.
Gants suycker elekaarten, had ick gelt, ick was een langst.Ga naar voetnoot432
Het Geldt dat stom is
Maackt recht dat krom is:
435[regelnummer]
En gelt, gewelt, en gunst
| |
[pagina 87]
| |
Breeckt recht, zegel, en kunst.
O baas, dat gelt dat weet wat, die daar heeft datter klinckt,Ga naar voetnoot437
Die is over al wellekom, en krijght datter springt.Ga naar voetnoot438
Daar is nu geen meer schand, noch oock geen grooter sonden,Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Als datmen geldeloos en arrem wert bevonden.
Al leeft nu noch so wel een eerlijck arrem man,Ga naar voetnoot441
Zyn rijcker sal hem nauw eens willen spreken an.Ga naar voetnoot442
De vrome kaalis mach wil hy alleenich loopen:Ga naar voetnoot443
Maer de rijckeluy hebben vrienden met hoopen.
445[regelnummer]
En die den armen over machGa naar voetnoot445
Biedtse selden goeden dach.
O dat gelt, dat noble gelt, dat maackt een man ontsien,
En doet hem met een graviteytse toorneteyt gebien:Ga naar voetnoot448
Want elck groet bloots-hooft een machtige Ryckert,
450[regelnummer]
En selfs staat zijn hoet vast op zyn kopp 'espijckert.Ga naar voetnoot450
Hy laatet soo met een verwaande grandissimo deur staan:Ga naar voetnoot451
Maar koomter dan een schytbien of sulcken leur gaan,Ga naar voetnoot452
Ga naar margenoot+So nycht hy met de hoet en knye schier aan de aardtGa naar voetnoot453
Voor die op tsestiende deel so veel niet en is waardt.
455[regelnummer]
O Heerschip dat ick maar een weeck liep met iou brieven,Ga naar voetnoot455
Terstont souwen my wel dapper achten een deel groote dieven.Ga naar voetnoot456
Of had ick maer iou specioen, ick sou datelijck strackGa naar voetnoot457
Gaan hylicken metter vaart aan een moeye jonge sack.Ga naar voetnoot458
vader
Wel wat souw g'er me doen?
| |
[pagina 88]
| |
lecker-beetje
Dat wil ickje wel seggen,
460[regelnummer]
Maar ick wouse soenen, en moytjes weer wech leggen.Ga naar voetnoot460
vader
En dan daar na wat meer?
lecker-beetje
Wel dat komt seker kloeck,Ga naar voetnoot461
Wat meer? ick wodse sparen als begyne koeck,Ga naar voetnoot462
Ick souse fijntjes in een schoon pampiertje rollen,
En sluytense voort wech, so souse mijn niemant of pollen.Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Ick souse altemet by hoy en by gras, gy weet wel hoe,Ga naar voetnoot465
Goeden dach hofstee, was ick byje, ick sprackje toe.Ga naar voetnoot466
Ick souwer ten minsten niet op een heele Vaam genaken,Ga naar voetnoot467
So souw ick immers niet diep in de kyeren raken.Ga naar voetnoot468
Daar ben ick voor vervaart, want 'tis maar slaverny,
470[regelnummer]
Die stroy-stronckjes met een feyl na te loopen, als ons Buurwijf FyGa naar voetnoot470
Die altoos arme sloof sit rontom inde ayeren,Ga naar voetnoot471
En waarse gaat of staat, komt met dat krijtend goet an bayeren.Ga naar voetnoot472
Maer of ick schoon so mal noch worden alsen mens,Ga naar voetnoot473
Ick hadder haast genoech an een rijckeluyer wens.Ga naar voetnoot474
vader
475[regelnummer]
Ja Lecker dat waar goet, kon gy dat so bespreken.Ga naar voetnoot475
| |
[pagina 89]
| |
lecker-beetje
Wel ken men niet? so wil ick daar een speltje by steken.Ga naar voetnoot476
Wel sommige luy doent nochtans so, is mijn geseyt,
Hoe komt dat? of hebben sy heur ayeren eerst uytteleyt?Ga naar voetnoot478
Gy hebter ientje, en Dignum Fockels hetter twietjes,
480[regelnummer]
En jou moers bestemoers moers susterlinx recht susterlinckx,
Afters kynts kynts Meutje Marties, petemoeys, nichts dochters
Dochter, Anne Koomen rijns hetter dryetjes.Ga naar voetnoot480-482
Heb gy tsamen so oppeset? of ist geslachts schult?Ga naar voetnoot483
vader
Een ygelijckx getal wert van den Heer vervult.
485[regelnummer]
Kindren zijn gaven Gods, hoewel veel rijcke wijven
Om kinder vruchtbaarheyt de arremen bekijven:Ga naar voetnoot486
Gelijck of de natuur haar dese vruchten gaf
Tot een vervloecking, of tot haarder sonden straf.
Tkomt door Godts schicking, niet door het beleydt van menschen:
490[regelnummer]
Tgeluck geeft wat het wil, en niet na dat wy wenschen.Ga naar voetnoot490
Ick heb al wat ick denck, ick sie al wat men lust,Ga naar voetnoot491
Ick krijch al wat ick droom, dus is mijn hart gerust.
lecker-beetje
Ja dat geloof ick wel, 'k souw oock wel zijn te vreden,
Had ick dat gy hebt. Lest had ick fortuyn gebeden,Ga naar voetnoot494
495[regelnummer]
Dat sy mijn doch ien reys wat gunstich wou gebien,Ga naar voetnoot495
En mijn bequaamheyt met een smerich officy versienGa naar voetnoot496
| |
[pagina 90]
| |
Hier yeuwers in een vette gladde kostelijcke koken,Ga naar voetnoot497
Want ick verstaamen geweldich op't koken en smoken,Ga naar voetnoot498
Ga naar margenoot+Doch ick vaar nimmer beter dan als ick wat eet,
500[regelnummer]
Dan denck ick om geen lijen, om geen lief, noch om geen leet.
Soo haast en hoor ick niet de Ketels en potten preutelen,Ga naar voetnoot501
Of mijn darmen beginnen van honger te rasen en te reutelen.
vader
Schaamt u ghy meuge-veel, mijn dunckt dat het geluckGa naar voetnoot503
Voor u maar doet te veel int tegenwoordich stuck.
505[regelnummer]
Foy 'tis een gulsich ding soo gulsich staach te soppen,Ga naar voetnoot505
En tot den naars den darm soo beestich vol te proppen.Ga naar voetnoot506
Men overlaadt de maagh, men vult daar me de pens,Ga naar voetnoot507
Men wert op 'tlest in als een vercken van een mens.Ga naar voetnoot508
Men set een rifjen uyt, men gaapt en blaast onlustich,Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Men kan noch gaan noch staan, men droomt en slaapt onrustich.
De sinnen syn bedampt, het hart swemt in het smeer,Ga naar voetnoot511
De ooren groeyen toe, men weet van God noch leer.Ga naar voetnoot512
Ofschoon daar veel door 'tswaardt een vroege doot verwerven,
Men siet door overdaat noch meerder menschen sterven.
515[regelnummer]
Ick leef op mijn dieet.Ga naar voetnoot515
lecker-beetje
Ghy versint u mijn borst.
Die daar drinckt sonder dorst,
Die daar mint sonder lust,
En sonder liefden kust,
En die daer eet sonder honger,
520[regelnummer]
Die sterft wel seven jaar te jonger.
En dat ick snacken kon op zijn Hoogduyts, ick sou bewijsen,Ga naar voetnoot521
| |
[pagina 91]
| |
Dat de Kooken-kunst boven alle Konsten is te prijsen.
Want wat doet datmen sich in 's Princen dienst begeeft?Ga naar voetnoot523
Maar datmer een groote tafel houdt, en lecker leeft.Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
En schaftmen niet vol op van alderley gerechten,
Soo wert den Heer bekalt van jonges en van knechten.Ga naar voetnoot526
Leeft dan, o Kooken leeft! mijn eenich toeverlaat!
Mijn welvaren! mijn troost! daar al mijn hoop op staat.
De gayle Vryer mach zyn Vryster soo niet minnen,Ga naar voetnoot529
530[regelnummer]
Als ick de Koken doe. Mijn liefste! mijn vriendinne,
O Koken! o mijn hart! ghy maackt men wel so groen,Ga naar voetnoot531
Ick weet niet wat ick wel om jouwent wil sou doen.
De koken, lieve baas, die is so uytgelesen,
Dat elck die bemint om heur soetsapich snollich wesen.Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Wie maar de koken siet, die werter af verblijdt:Ga naar voetnoot535
En daarom werts' oock van Jan Alleman gevrijdt.
Hoe waarlijck datse zijn, hoe geestelijck, hoe heylich,Ga naar voetnoot537
Elck acht de koken hooch, ja lievens waard, en veylich.
'Tis mijn onmogelijck om u te doen verstaan
540[regelnummer]
De frayicheden die ter koken omme gaan.Ga naar voetnoot540
Item inden eersten siet men daar onderhouwenGa naar voetnoot541
Een streng en scharp gerecht, dat mer of ysen souwen.Ga naar voetnoot542
Daer wert onthalst, onthooft, gehangen en gesoon,Ga naar voetnoot543
Gebraan, gedroopt, gedrenckt, door kocx, door beuls, door boon.Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Ga naar margenoot+Op sijn Griecx, op sijn Turcx, op sijn Pools, die menkander verpocchenGa naar voetnoot545
Met Olipodrigo, met grutten, en Westphaelsche jocchen.Ga naar voetnoot546
Men onderhout dat recht, daar niet om kat of hongt,
| |
[pagina 92]
| |
Die men altemets werpt een hauwbeet in de mongt,Ga naar voetnoot548
Maar om wat aars, die 't wist, dats om de Mater en de Pater.Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
Ten tweeden men werter gedient met klaar en warm water.
Wie sou mijn lochnen dat de koken niet verstrecktGa naar voetnoot551
Een Corps de garde van't huys daer men wel hulp van treckt?Ga naar voetnoot552
Want komt u buytenluy of andre gasten over,Ga naar voetnoot553
Men treckt maar by de schel, of men roept maar wat grover,Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Terstondt siet men daar uyt in ordinancy treenGa naar voetnoot555
Heele legers met volck, bequaam in haar geleen,Ga naar voetnoot556
D'een met een schapen-bout: dees met een karmonade,Ga naar voetnoot557
Een ander met een hoen, sommige met salade.
Die stootje daar voor uyt gewapent met een schiltGa naar voetnoot559
560[regelnummer]
Van een potdecksel, hey gants bloet dat staat soo wilt.
De snoeckdragers aldaar ter monster vry passerenGa naar voetnoot561
Voor lustige piekeniers, die met haer bree gewerenGa naar voetnoot562
Al snijen watse sien. O wonderbaarlijck goet!Ga naar voetnoot563
Sy laten ongeschent wat datter oock gemoet.Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Wien sou u, o mijn Heer, haar deugden al voorstellen?Ga naar voetnoot565
Men sou eer (geloof ick) de druppels konnen tellen
Die daar druypen uyt jou koutvorstige neus. Merckt, wat doetGa naar voetnoot567
Dat elck in zijn beroep soo arbeyt en soo wroet?
Segt, isset niet om dat de koken wel sou rooken?Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
O soete lieve koken, die de harten soo weet te strooken,Ga naar voetnoot570
En beschermt voor 't graveel, voor de koors, voor 't kolyck,Ga naar voetnoot571
Voor 'tPodagra, voor schiatica, voor de gelu, voor de fijck,Ga naar voetnoot572
Voor Hooftseer, voor maag pijn, voor vaak in de tangden,Ga naar voetnoot573
| |
[pagina 93]
| |
Voor trillen en schudden in armen beenen en hangden.
575[regelnummer]
O die in de koken is, die is altoos wel bevrijdt
Voor de Malcontenten, voor de moeskopers, voor oorloch en voor strijt.Ga naar voetnoot576
Sijn goet wert hem niet gerooft, gebrandt noch gebroken.
O heylige veylige vryheyt en blijheyt van de koken!
Wien dat u maar geniet is buyten alle noot.
580[regelnummer]
Want soo men seyt, daar blijft geen kock voor de koken doot.
En wien dat wel koken kan, krijcht elck eens genegentheyt,Ga naar voetnoot581
En raackt in een goe keuken, en daar krijcht men gelegentheyt
Om te eten leckerbeetjes, leckerbeetjes goet en soet,
En leckerbeetjes, en leckerbeetjes die maken goet bloet,
585[regelnummer]
En goet en versch bloet maackt een goe gesteltenisseGa naar voetnoot585
Des lichaams. Siet meester, so fijn en fix isse,Ga naar voetnoot586
Dat sy de mensch in meer gesontheyt hout,
Dan al de lapsalvery van salf, van smeer, en smoutGa naar voetnoot588
Van al de quackverkoopers, en timmerluy van menschen.Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Daarom heb ickse gewenscht, en salse altoos wenschen.
vader
Ga naar margenoot+Lecker dat hebdy wel en wonderlijck geseyt
Met een Ciceronische treck van welsprekentheyt.Ga naar voetnoot592
Ick vrees niet anders dan dat ghy dit sult bederven,Ga naar voetnoot593
En dat ghy in de huyt noch van een geck sult sterven.
595[regelnummer]
Maer doet Ascagne dus, en raast hy dus als ghy:Ga naar voetnoot595
Tis inde tweede maant dat hy eerst quam by my,
By my hier in de dienst; maar ick en sach mijn daghenGa naar voetnoot597
Geen jongeling die hem souw beter konnen dragen.Ga naar voetnoot598
| |
[pagina 94]
| |
Hy is sober en stil, naarstich, getrouw, en vroet,Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
Weselijck en beleeft: in als so opgevoet,Ga naar voetnoot600
Al waart een Princen soon. Hy spreekt van alles schrander
In vierderleye taal, elck netter oock als ander,
Als Italiaans, en Spaensch, oock Fransch en goet Latijn.
lecker-beetje
Poep! dat is niemendal, ick kander mier als ien dosijn,Ga naar voetnoot604
605[regelnummer]
Ja wel ien hiel half vijfentwintich, mien ik op mijn spraak bykangs.Ga naar voetnoot605
Ick kan Amsterdams, Haarlems, Haachs, Dorts, Delfs, Layts,
Hoorens, Enckhuys, Medenblicx, Noorders, Waterlangs,Ga naar voetnoot607
Updams, Munckedams, Broecx, Raareps spreeck ick hiel wayts,Ga naar voetnoot608
Oock Purmereynts, Oosaans, nou maack ick niet veul werckxGa naar voetnoot609
610[regelnummer]
Van't Houtewaels, van't Jaaphannes, van't Diemes, van't Ouwerkerckx,Ga naar voetnoot610
Van't Amsterveens, van't Overtooms, van't Slotens, van't Sloterdijcx,
Van't Heynboons, van de Katuysers, en al die preutel.Ga naar voetnoot612
vader
Noyt hoord ick desgelijcx.
Ick kan my waerlijck nauw van lachen wel bedwingen.Ga naar voetnoot613
Haalt mijn Ascagnes hier, op dat hy van mijn dingen
615[regelnummer]
Een weynich my bericht, hoe dat de saken gaan,
Fluckx Leckerbeetje voort, waar na soo blijfdy staan?Ga naar voetnoot616
| |
[pagina 95]
| |
Carponny, lecker-beetje.
Ascagnes komt uyt.Ga naar voetnoot-
Komt voor Ascagnes, hou! in wat gat mach hy steken?Ga naar voetnoot617
Hoorje niet jongen? Hier, mijn miester wilje spreken.
ascagnes
Waer is hy?
lecker-beetje
Wel siet daer.
vader
Heeft Signoor Hans betaalt?
ascagnes
620[regelnummer]
Ja mijn Heer, ick heb't eergisteren gehaalt,
En heb beneffens dien de brieven van Castilie
Beantwoort, en ick kreech strack schrijving van Sivilie:Ga naar voetnoot622
De gewoonelijcke Post en Bode van MilaanGa naar voetnoot623
Heb ick gesproken oock, en heb van haarlien verstaan,
625[regelnummer]
Als dat sy brochten u van Jonckheer Jan van Deelen
Eenige packjes gout, met brieven van juweelen.Ga naar voetnoot626
Ick heb ter Beurs gehoort, dat 'tschip de swarte vis,
Dat na Peru toe was, oock aangekomen is,
Wel rijckelijck gelaan, het sal seer veel uytgeven.Ga naar voetnoot629
vader
630[regelnummer]
De Heere sy gedanckt, ick hadt al door geschreven.Ga naar voetnoot630
| |
[pagina 96]
| |
Margrieta en Lucelle
lucelle
Wat dat myn is geschiet,
Wat mijn is opgekomen,Ga naar voetnoot633
Wat ick heb ingenomen,Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
Of wat voor dampen mijn
In't hooft geslagen zijn,
Die soo diep zijn ingaande,
Dat sy 'tsedert twee maandeGa naar voetnoot638
Mijn stage vrolijckheyt
640[regelnummer]
Verandert heeft in leyt:Ga naar voetnoot640
Mijn lacchen (laes!) in grynen,Ga naar voetnoot641
Mijn ieucht verkeert in pijnen,Ga naar voetnoot642
En myn gesontheyts kracht
Geswackt heeft tot onmacht.
645[regelnummer]
Het beste van myn dagen
Verslijt ick (och!) in klagen,
In treuren en in wee:
Mijn oogen my een Zee
Van traantjes streng uytparsen.Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
Daar leyt yet in mijn harsen,Ga naar voetnoot650
En 'twemelt door mijn bloet
Dat my dees quelling doet,
En treckt door al mijn leden
Sinnen en sinlijckheden,Ga naar voetnoot654
655[regelnummer]
Ja 'twribbelt sich soo vartGa naar voetnoot655
Tot midden in mijn hart,
Daar voel ick't vaak opdringen
Met veel veranderingen.
| |
[pagina 97]
| |
Ist dat ick sta of sit,
660[regelnummer]
Ick werde root of wit,Ga naar voetnoot660
De vlammen my opstygen,
Die flaeuwelijck versygen.Ga naar voetnoot662
Al doe ick my al los,Ga naar voetnoot663
Het klappend' blosend' blosGa naar voetnoot664
665[regelnummer]
Tuycht van mijn soete smarte,
En weedom van mijn harte.
Wat men ter weerelt siet
Is my niet dan verdriet,
En ick mach voor mijn oogen
670[regelnummer]
Doch niemant niet gedoogen.
Den reuck dunckt my een stanckGa naar voetnoot671
En louter gal mijn dranck:
De spijs die staat mijn tegen,
'kBen niewers toe genegen.Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
Ga naar margenoot+Want'teten heeft geen smaack.
Ick koor, ick spouw, ick braack.Ga naar voetnoot676
Al is de nacht geschapen
Tot rusten en tot slapen,
Ick leg, en krijg geen vaack,Ga naar voetnoot679
680[regelnummer]
Ick doe niet dan ick waack:Ga naar voetnoot680
Ick wacht met duysent sorgen
Na de gewenschte morgen.
Ick wend' my heen en weer,
Maar werwaarts ick my keer,Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
'tIs nimmermeer te degen.Ga naar voetnoot685
Dan is mijn hals verlegen,Ga naar voetnoot686
Of 'tschort my hier, of daar:
| |
[pagina 98]
| |
Ick val van 'teen op t'aar,Ga naar voetnoot688
Heel woest en wispeltuurich.
690[regelnummer]
Geen ding is soo geduurich,Ga naar voetnoot690
Als het gestadich leet,
Dat my verterend' eet.
margrieta
En soud' ick tot u pynen
Geen middel konnen vynen?Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
Komt segt my maar u quaat,
Misschien weet ick wat raat,
Of salse sien te krijgen:
Soo lang de siecke swijgen
En sussen haren noot,
700[regelnummer]
Soo wert de quaal vergroot.
De sorgelijcke wonden,
In tijdts versien, verbonden,Ga naar voetnoot702
Staan soo geen avontuur:Ga naar voetnoot703
Maar daar men de quetsuur
705[regelnummer]
Laat ongeacht vervuylen,
Daar barst sy uyt door buylen
Vol etter, bloet en stanck,
En 'tmaackt den mensch soo kranck
Dat de Surgynen vreesenGa naar voetnoot709
710[regelnummer]
De sulcke te geneesen.
Dus spreeckt u letsel uyt,
Ick sal de kracht van't kruyt
Door Doctors kunst uytpuuren,Ga naar voetnoot713
En u te hulpe stuuren.
715[regelnummer]
'tWaar jammer dat een maacht
| |
[pagina 99]
| |
Soo seer sou syn geplaacht,
Soo lang der ArtzenijenGa naar voetnoot717
Hier in d'Aptekerijen
Te krygen syn om gelt.
720[regelnummer]
U hart te vreden stelt.Ga naar voetnoot720
Ga naar margenoot+Of syn't sulcke secreten,Ga naar voetnoot721
Dat ick nu niet mach weten,
Waar't u in't lichaam schort?
En doet u niet te kort.Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
'kWeet soo ervaren vrouwen,
Die moochdy't wel vertrouwen;
Al waar't oock vry wat quaats,
Sy weten vry wat raats.
Hoe sydy soo neerslachtich?
730[regelnummer]
U Vader die is machtich,
En heeft u so bemintGa naar voetnoot731
Als yemant oyt zijn kint,
Al souw hy't liever derven,Ga naar voetnoot733
Eer dat hy u sach sterven.
lucelle
735[regelnummer]
Al is mijn Vader rijck,
Al heeft hy gelt als slijck,
Al heeft hy myn verkoren,Ga naar voetnoot737
Het is noch al verloren.Ga naar voetnoot738
Syn macht, noch oock syn gunst,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Noch al des weerelts kunst
En kan my doen ontfangen
Daar ick meest na verlangen.Ga naar voetnoot742
| |
[pagina 100]
| |
margrieta
Wel ist myn Ziele dan?Ga naar voetnoot743
Maackt daar geen swaarheyt van.Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
'kWil om u lieve leven
My in de doot begeven.
lucelle
Ach! 'tis Ascagnes, ach!
Die'k niet verkrygen mach.Ga naar voetnoot748
Steets voor mijn oogen swierenGa naar voetnoot749
750[regelnummer]
Syn schoonheyt van manieren,
Syn hoffelijck gelaat,Ga naar voetnoot751
Syn blygeestige praat,
En syn volmaackte leden,
Verciert met edelheden.
755[regelnummer]
Die hebben my gerooft
Myn vryheyt.
margrieta
Ick gelooft,
En siet, Lucella, klaarlijck
Wt u gesicht, en waarlijckGa naar voetnoot758
Wie dat Ascagno siet,
760[regelnummer]
En siet ten eersten nietGa naar voetnoot760
De rijckdom van syn gesten.Ga naar voetnoot761
Ick trots en tart de besten.Ga naar voetnoot762
Syn geestich snel vernuft
De grootste Prins verbluft:Ga naar voetnoot764
765[regelnummer]
Syn woorden syn lieftallich,Ga naar voetnoot765
| |
[pagina 101]
| |
Syn wesen is bevallich.Ga naar voetnoot766
Ga naar margenoot+Sijn standen staan gheplant.Ga naar voetnoot767
Al wat hy treckt ter handt,Ga naar voetnoot768
Gheschiet in sulcker wijsen,
770[regelnummer]
Dat yeder dat moet prijsen.
Hoort luystert eensjes toe,
Daachs voor eergistren, doe
Sy inde boomgaart saten,
En juyst quamen te praten
775[regelnummer]
Van paarden tuysschery,Ga naar voetnoot775
En onder ander hy
Began daar van te spreecken,
U Vader gaf een teecken
Dat men het Spaansche paart,
780[regelnummer]
Twelck hem is lief en waart,Ga naar voetnoot780
Souw rusten met den SadelGa naar voetnoot781
Ter eeren van den Adel,
Die hy hem waren doen,
En wandelden in't groen.
785[regelnummer]
Na 'tkuysschen en bereyden,Ga naar voetnoot785
Twee stalknechts tsamen leyden
Dat vrolijck-hartich dier,
Dat met een blijt getierGa naar voetnoot788
Tgeselschap scheen te groeten,
790[regelnummer]
Het neychden met zijn voeten,
En 't bruysden schuym sneewitGa naar voetnoot791
Door 't waulen op 'tgebit,Ga naar voetnoot792
En 'tliet hem lustich hooren,Ga naar voetnoot793
Opstekende zijn ooren,
| |
[pagina 102]
| |
795[regelnummer]
Als had het uytgetart
Yder beschouwers hart,
Twelck Vader oock begeerdeGa naar voetnoot797
Dat yglijck heus afkeerde.Ga naar voetnoot798
Ascagne had terwijl
800[regelnummer]
Sich toegerust in yl,
En quam daar angetreden
Vol moets en dapperheden:
Gelijck de Son bewijst
Sijn grootsheyt, als hy rijst,
805[regelnummer]
En 't hooft vergult met stralenGa naar voetnoot805
Treet door des Hemels salen.
Na dat hy had gegroet
De Heeren, en haar stoet,Ga naar voetnoot808
Soo is hy onbedwongenGa naar voetnoot809
810[regelnummer]
Ter sadel ingesprongen.
Het hoogmoedige beestGa naar voetnoot811
Verheuchden in zijn geest
Ga naar margenoot+Door d'Edelen beschryer,Ga naar voetnoot813
En bronsten dies te blyer.Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Het trat gelijck een bruyt
Brallend' ten boogaart uyt:Ga naar voetnoot816
De hoeven noch de teenenGa naar voetnoot817
Geraackten nauw de steenen.
Maar doen't nu buyten was,
820[regelnummer]
Doen gingt een styver pas,Ga naar voetnoot820
Dan soetjes, dan weer saffjes,Ga naar voetnoot821
En dan weer propre draffjes,Ga naar voetnoot822
En 't stack steets moedich op
| |
[pagina 103]
| |
Sijn schoone korte kop,
825[regelnummer]
Die't yder lieflijck gunden.Ga naar voetnoot825
Maar doen sy tsamen runden,Ga naar voetnoot826
Het scheen dat man en paardt
Sou storten stracx ter aardt,Ga naar voetnoot828
Ach het viervoeten yslijck.Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Na die loop, heeft hy wijslijck
Het jachten wat geschort,Ga naar voetnoot831
En opgehouwen kort,Ga naar voetnoot832
En voort heeft hy met springen,
Met knielen, en met ringen,Ga naar voetnoot834
835[regelnummer]
En brillen in het santGa naar voetnoot835
Te maken, zijn verstantGa naar voetnoot836
Volkomen uytgegeven.Ga naar voetnoot837
Ick en sach van mijn leven
Niemant, ick segh u dat,
840[regelnummer]
Die soo te paarde sat,
Noch niemant so besleepen,Ga naar voetnoot841
Syn toonen nauw de reepenGa naar voetnoot842
Genaackten; zijn geweer,Ga naar voetnoot843
Sijn kleedren, en zijn speer
845[regelnummer]
Ter hant en lichaam passen,
Al waarter angewassen.Ga naar voetnoot846
Wat onse RuyteryGa naar voetnoot847
Die heefter gants niet by,Ga naar voetnoot848
Sy sitten gelyck boeren,
850[regelnummer]
En kunnen haar niet roeren,Ga naar voetnoot850
| |
[pagina 104]
| |
Sy sacken met haar lijf,Ga naar voetnoot851
En houwen haar soo stijf
Als staken, en als stocken:
Hy weet niet eens van schocken.Ga naar voetnoot854
855[regelnummer]
Al loopt het als een schim,Ga naar voetnoot855
Al willens sit hy slim,Ga naar voetnoot856
Recht of hy steets sou vallen,Ga naar voetnoot857
Maar meenter geen van allen.Ga naar voetnoot858
Ga naar margenoot+Hy mendent paart dan slincx,Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
Dan rechts, dan syelincx,
Dan achterwaarts met schooren,Ga naar voetnoot861
En noopten hy't met spooren,Ga naar voetnoot862
Het sprong gelijck een droes,Ga naar voetnoot863
En't swoegden wonder kroesGa naar voetnoot864
865[regelnummer]
Met blasen en met roncken.
In't kort het quam anproncken,
En 'twas soo wel ter handt,Ga naar voetnoot867
Als eenich paart in't landt.
Maar hy kon't soo afrechten,
870[regelnummer]
Puf pyckeurs en stalknechten:Ga naar voetnoot870
Een yder prees het beest,
Dan doch den ryer meest.Ga naar voetnoot872
Wie isser die de vrouwen
Soo wel weet t'onderhouwen,Ga naar voetnoot874
875[regelnummer]
Gelijck Ascagnes doet?
Al waar hy opgevoet
In't hart van 'sweerelts steden,
| |
[pagina 105]
| |
Soo mocht hy doch met redenGa naar voetnoot878
Niet beter zijn verciert,
880[regelnummer]
Noch hooger gemaniert.
Hy weet een kouwt te makenGa naar voetnoot881
Van landen, steden, saken,
Soo scharrep van vernuft,
Dat yder sit en suft.Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
En wie dat hem siet speelen,Ga naar voetnoot885
Die denckt in alle deelen
Voor seker anders niet,
Dat hy Apollo siet.
En komtet te gheschieden
890[regelnummer]
Dat hier de Edellieden
Eens maken een bancket
Soo kostelijck als net,Ga naar voetnoot892
Hy werdter stracx gebeden,Ga naar voetnoot893
Om zyn vermaacklijckheden.
895[regelnummer]
Mijn Vrouwe niettemin,
Ick bidd' u, siet dit in,
Datmen heden ten dagen
Soo vele niet en vragenGa naar voetnoot898
Na vroomheyt van gemoet,
900[regelnummer]
Als na het tytlijck goet.Ga naar voetnoot900
De deucht wert niet gerekent.
Al is hy schoon welsprekend,Ga naar voetnoot902
En of hy't alles kan;
Men sal u aan een man
905[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die machtig is besteden.Ga naar voetnoot905
Och Heer! de goede zedenGa naar voetnoot906
| |
[pagina 106]
| |
Die zijn nu niet geacht,
En hebmen geen geslachtGa naar voetnoot908
Soo even als de grooten,
910[regelnummer]
Soo wortmen stracx verstooten.Ga naar voetnoot910
Maar kompter met wat goetsGa naar voetnoot911
Een knecht, al is hy broets,Ga naar voetnoot912
Gelijck veel ouwe klouwers,Ga naar voetnoot913
Al hadden schoon zijn ouwersGa naar voetnoot914
915[regelnummer]
Een weynig gevrybuyt,
Ter Zee gerooft, geruyt,Ga naar voetnoot916
En d'armen onderkropenGa naar voetnoot917
Het goet, en uytgesopen,Ga naar voetnoot918
Dat neemt men niet soo nauw.
920[regelnummer]
Sulck vollick noemt men gauw.Ga naar voetnoot920
En 'twinnen dat is eerlijck,Ga naar voetnoot921
Al smart het and'ren deerlijck
En Ascagnes, als ghy weet,
Die heeft toch nietten beet.Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
Dit moet ghy overleggen.
Hy schaamt hem niet te seggen,Ga naar voetnoot926
Als dat zyn vader blootGa naar voetnoot927
Met visschen wint zyn broot,
En dat zijn schaamle moeder
930[regelnummer]
Hout kramery en voeder.Ga naar voetnoot930
lucelle
Wat daar gheef ick niet om,
De ware edeldom
Die moet uyt deuchde spruyten.
| |
[pagina 107]
| |
Ick acht geen rijcke guyten,Ga naar voetnoot934
935[regelnummer]
Hoe groot sy zijn van staat,
Als sy het goet en quaat
Niet kunnen onderscheyden,
Noch al zijn geesticheyden,Ga naar voetnoot938
Die in hem zijn soo veel,
940[regelnummer]
Dat ick hem houw voor eel,
Voor eel en wel gebooren,
Dies heb ick hem verkooren.Ga naar voetnoot942
En wat het goet aangaat,
Dat heb ick boven maat,
945[regelnummer]
En 'twast nog alle jaren.Ga naar voetnoot945
Doch om dat te bewaren,Ga naar voetnoot946
Soo schort my maar een man,Ga naar voetnoot947
Die dat regeren kan.
Daar toe neem ick hem an,Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
Wel grootlijcx tot mijn voordeel.
Ga naar margenoot+Want hy heeft seer goet oordeel,
Verstant, en kloeck beleyt
In overvloedicheyt.
Maer 'tis met mijn t' ondegen.Ga naar voetnoot954
955[regelnummer]
Het staat nu so gelegen;
Of ick moet haast vergaan,Ga naar voetnoot956
Of hy moet haast verstaan
De smarte van mijn sinnen,
En heymelijcke minnen.Ga naar voetnoot959
960[regelnummer]
Dan doch hy is te schuw,Ga naar voetnoot960
Lucelle, en voor u
En sal't niet willen vlijen,Ga naar voetnoot962
Den Jongeling te vrijen.Ga naar voetnoot963
| |
[pagina 108]
| |
margrieta
Siet altoos wat ghy doet,
965[regelnummer]
En weest wel op u hoed,
Want vond'u oude vader
U beyden eens te gader,
'Tliep qualijck met u of.Ga naar voetnoot968
lucelle
'Ten souw, ick heb verlofGa naar voetnoot969
970[regelnummer]
Verkregen, na begeeren,Ga naar voetnoot970
Dat hy mijn wat sou leeren
En wysen op de luyt.
Margrieta treet eens uyt,Ga naar voetnoot973
Bidt hem van mynent wegen,
975[regelnummer]
Dat hy sich veronlegeGa naar voetnoot975
Te komen ten aanbijtGa naar voetnoot976
Ten na-noen, wat goet tijt.Ga naar voetnoot977
margrieta
Ick sal gaan doen mijn vlijt.
|
|