Lucelle
(1976)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
BouwHet eerste bedrijf is een uitvoerige expositie, waarin de personen, nog niet alle, zich in dia- of monoloog aan de toeschouwer voorstellen: De Baron als de vurig verliefde, zonder scrupules (hij wil Lucelle, die niet van adel is, ‘door trouw of andersins’ tot de zijne maken, vs. 57); Adellaar zijn vriend: nuchter, kritisch, maar behulpzaam; Carpo (n) ny: een bedaagde rijkaard (blijkbaar een van de talrijke Italiaanse financiers in het toenmalige Lyon), wie het altijd voor de wind gegaan is en die ongeduldig verlangt naar het ogenblik waarop zijn oogappel Lucelle haar keus zal doen uit de vele adellijke jongelui die naar haar hand dingen; Lecker-Beetje zijn knecht: grappenmaker, materialist, meer op geld dan op liefde gesteld (vs. 419, 459, 464), maar een vereerder boven alles van de weelderige keuken, zich zeker wetend van de gunst van Carponny, jaloers op de efficiënte nieuwe kantoorbediende Ascagnes, die hij als een indringer beschouwt; Ascagnes: schaap met meer dan vijf poten, door zijn kantoorgaven in de gunst bij Carponny, om zijn schoonheid, paardrijkunst en ideële gezindheid (vs. 1077-1080) de boven alle edelen uitverkorene van Lucelle, ofschoon hij volgens zijn zeggen van zeer eenvoudige familie is (vs. 926-930; de meeste gegevens worden meegedeeld in de scène tussen Lucelle en haar vertrouwde Margriete, vs. 631-978). De enige eigenschap die Ascagnes zelf vertoont, behalve zijn goede manieren, is een voorkómende gehoorzaamheid, eerst aan zijn meester, dan aan diens dochter; Lucelle: het enigszins artistieke jongemeisje, ziek van liefde (vs. 659-687), dat haar vader, wiens genegenheid ze alleen uiterlijk beantwoordt, misleidt om haar omgang met Ascagnes geheim te kunnen houden; doelbewust en doortastend. In de terminologie van B. VerhagenGa naar voetnoot1 is zij de protagonist van het stuk, Ascagnes een der tritagonisten; Margriete, Lucelles zoogzuster en gezelschapsdametje, dat haar soms met ‘Mijn Vrouwe’ aanspreekt (vs. 895) en soms met ‘Gespeel’ (vs. 1097), slechts eenmaal met ‘susje’ (vs. 2247)Ga naar voetnoot2; zij doet weinig meer dan haar meesteres aanhoren, adviseren, beklagen, maar daardoor is zij het onontbeerlijke middel om de toeschouwer vroegtijdig op de hoogte te brengen van Lucelles totale verliefdheid; zij brengt een boodschap van Lucelle aan Ascagnes over (vs. 973-978) en verricht nog enkele diensten (vs. 2195-2199, 2280-2282); de vertrouwelijkheid met haar meesteres, | |
[pagina 14]
| |
vereist voor de openhartigheid waarmee die haar intieme mededelingen doet, blijkt ook uit de goedaardige plagerij (in het al vermelde vs. 1097) en uit de bezorgde waarschuwingen (vs. 1449-1453; 1466-1468) die ze zich kan veroorloven; zij is, vóor de dubbele ontknoping, de enige figuur die geen bedreiging vormt voor de liefde van Lucelle en Ascagnes. In het tweede bedrijf wordt deze reeks nog uitgebreid met Pannetje-Vet, lakei van de Baron, bultenaar, door Lecker-Beetje bespot, maar intelligent in zijn tegenaanval. Na de expositie worden twee motieven ontwikkeld, het ene strekkend tot verijdeling van het andere: 1. De Baron krijgt nul op het rekest als hij langs de normale weg acces vraagt (blijkens vs. 988-1022), en tracht vervolgens zijn doel via lagere figuren te bereiken: zijn bediende Pannetje-Vet informeert bij Lecker-Beetje hoe Lucelle onder vier ogen te spreken zal zijn te krijgen en belooft deze knecht vervulling van zijn hoogste wens: het keukenmeesterschap bij de Baron (II, 4). 2. Lucelle, met lessen in het luitspel als voorwendsel, weet samenkomsten met Ascagnes te organiseren, onthult hem haar liefde, hij bekent de zijne voor haar, ze beloven mekaar trouw, de vereniging wordt op haar initiatief in de eerstvolgende nacht de facto voltrokken (III, 3; IV, 1-2). Dit alles vult het tweede en derde bedrijf en de eerste twee tonelen van het vierde, en wel op de volgende wijze. Met een beroep op haar gehechtheid aan haar vader en haar onmisbaarheid voor hem, maakt Lucelle hem duidelijk dat hij het aanzoek van de Baron kan afwijzen (II, 1); daarna laat ze zich door Margriete een eigengemaakt lied voorzingen, waarin Lucelle haar liefde belijdt, en vervolgens komt Ascagnes haar luitles geven, hetgeen tot een liefdesverklaring voert (II, 2). De Baron klaagt bij Pannetje-Vet over zijn wansucces en schakelt hem in om via Lecker-Beetje gegevens te verkrijgen ten behoeve van een nieuwe tactiek (II, 3). Het gesprek tussen deze twee bedienden, dat hieruit voortvloeit (II, 4), is zoëven al genoemd; II, 5 bevat alleen het resultaat dat Pannetje-Vet aan zijn meester meldt. Het derde bedrijf begint met het onderhoud tussen de Baron en Lucelle, dat eindigt met zijn afwijzing (III, 1). Daarna spreekt zijn Vriend hem opbeurend toe (III, 2) in woorden die ons leren dat de ongelukkige minnaar een krijgsheld is (vs. 1403-1408), een hoogbegaafd geleerde (uitmuntend jurist in zijn studententijd?) en een regent (vs. 1425-1430). Een onmiskenbare scène tussen Lucelle en Ascagnes, voorafgegaan en scenisch voorbereid door een gesprek tussen haar en Margriete, wordt begluurd door Lecker-Beetje (III, 3); blijkbaar trekt Margriete zich terug tussen vs. 1468, haar | |
[pagina 15]
| |
laatste woorden, en vs. 1506, als Ascagnes aanbiedt, azijn te gaan halen om Lucelle bij te brengen. Verontwaardiging over de ondankbaarheid en kwade trouw jegens Carponny, en belustheid op het keukenmeesterschap bij de Baron, doen Lecker-Beetje besluiten, deze beide bedrogenen te waarschuwen. Een serenade, die de Baron aan Lucelle brengt, loopt uit op een gesprek, waar zij met een uitvlucht een eind aan maakt (III, 4). Lecker-Beetje komt hem nu waarschuwen (III, 5). De nachtelijke echtvereniging van de gelieven, bespied alweer door Lecker-Beetje, die Carponny uit zijn bed gaat halen, opent het vierde bedrijf. Het idyllisch samenzijn wordt nu ook begluurd door Carponny, het brengt hem tot razernij (IV, 2). De jongelui worden overmand en gescheiden opgesloten, Lecker-Beetje wordt uitgestuurd om vergif te gaan halen (IV, 3). Ascagnes krijgt van zijn schoonvader de keus tussen een pistoolschot en de gifbeker; hij kiest het laatste en wordt op zijn sterfbed overgelaten aan de harteloze spot van zijn benijder Lecker-Beetje. Natuurlijk heeft zijn bewaker alleen hoon voor zijn verzoek, aan Lucelle over te brengen dat haar geliefde tot de hoge adel van Polen hoorde (IV, 4). Na hem is Lucelle aan de beurt, die met hartstochtelijke woorden afscheid neemt van het leven (IV, 5). De Baron, die tegen de ochtend aanklopt teneinde Ascagnes om het leven te brengen, verneemt van Margriete dat hij te laat komt. De aanblik van de gelieven doet hem uitbarsten in bittere klachten en verwijten, in het bijzonder Lucelle geldend (IV, 6). Voor een ommekeer, waartoe het vijfde bedrijf bestemd is, zijn twee dii ex machina nodig: 1. De eerste is de Poolse officier Baustruldes, in de vroege ochtend na de geluksen ongeluksnacht als renbode gearriveerd om Ascagnes te zoeken. Zoals de toeschouwer al vóór de mededelingen van de stervende minnaar aan Lecker-Beetje vermoed heeft, blijkt Ascagnes inderdaad een hoogadellijk personage te zijn (V, 1), maar uit zijn land te hebben moeten vluchten als slachtoffer van laster (dit detail pas in vs. 2500-2524). De ‘Capiteyn’ Baustruldes treft de Baron en Lecker-Beetje in het sterfhuis, en wordt razend als hij ziet en hoort wat er gebeurd is (V, 2). Hij roept om het gerecht, en Lecker-Beetje waarschuwt Carponny dat de mededelingen van de vreemdeling kloppen met wat Ascagnes op zijn sterfbed heeft onthuld, terwijl de Baron vaststelt dat hij en Ascagnes familie waren (de verzoening met zijn medeminnaar wordt hierdoor al min of meer aangekondigd). Carponny wordt de grond te warm onder de voeten, hij laat zijn paard zadelen voor de vlucht (V, 3). 2. De tweede deus ex machina is Meester Hans, de apteker bij wie Lecker-Beetje 's nachts de gifdrank gehaald heeft. Hij verklaart aan Carponny, dat hij geen gif, maar een slaapmiddel heeft meegegeven, en nu een zalf bij zich heeft, die de ver- | |
[pagina 16]
| |
doofden zal doen ontwaken. Hij behandelt daar Lucelle mee, op aansporing van de hoopvolle vader, en ze komt inderdaad snel bij (V, 4). Zij is pas met haar herleving verzoend als ze ook Ascagnes herrezen ziet (V, 5). Carponny biedt de uit de dood opgestane prins zijn verontschuldigingen aan, allerlei ophelderingen volgen, de Capiteyn vreest nog bedrog, maar ‘De Prins van Posnanien, hier voor genaemt Ascagnes’ brengt hem tot zwijgen (vs. 2692-2698). De gelieven bevestigen hun trouw (vs. 2703b-2727) en de gelukkige vader kondigt aan dat ze, alvorens naar de erflanden van Ascagnes te vertrekken, in grote stijl kerkelijk zullen trouwen. Hij verontschuldigt zich bij het publiek in de schouwburg omdat hij geen ruimte heeft om allen te inviteren voor het bruiloftsmaal. Niettemin komt Lecker-Beetje de toeschouwers, tot een soort troost, iets als een Bruegeliaanse maaltijd beloven, waarbij met name genoemde personen speciale lekkernijen worden voorgespiegeld (V, 6). Onverwacht voegt zich de figuur Jan-Neef bij hem, die zich verheugt op al het drinken dat hij zal kunnen doen. Deze Jan-Neef spreekt ook het slotwoord, met de gebruikelijke uitnodiging tot handgeklap en ja-geroep. |