Lucelle
(1976)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
want de Franse druk verschaft geen andere gegevens dan de letters L.I. onder de opdracht. De ‘tragi-comedie en prose françoise’ Lucelle was verschenen in 1576, in Parijs, nog wel met drempeldichtjes van Ronsard en Dorat. Herdrukken kwamen in 1600 en 1606; het stuk genoot zelfs de eer van een berijming, die in 1607 verscheen, in Rouaan, evenals de beide herdrukkenGa naar voetnoot1. Om de vergelijking van Bredero's werk met zijn voorbeeld makkelijk te maken, is de uitgave van 1606 hierachter als bijlage herdrukt. Onze dichter kan ook die van 1600 hebben gebruikt: blijkens mededeling van Professor Brachin in Parijs zijn de twee herdrukken gelijkluidend. Dat Bredero niet de oorspronkelijke uitgaaf, van 1576, heeft gevolgd, blijkt uit de volgende plaatsen: | |
I1576, fol. 15 ro plus de moyen ils ont de manger de bons morceaux, qui font le bon sang: & le bon sang fait la bonne ame, & la bonne ame va en Paradis: tellement que la bonne Cuysine fait aller en Paradis: partant preferable à tous arts,
1606, blz. 26 plus de moyen ils ont de manger de bons morceaux, qui font le bon sang: & le bon sang fait la bonne disposition du corps: tellement que la bonne cuisine fait tousiours bien porter, partant preferable à tous arts:
1616, vs. 582-586 daar krijcht men gelegentheyt
Om te eten leckerbeetjes, leckerbeetjes goet en soet,
En leckerbeetjes, en leckerbeetjes die maken goet bloet,
En goet en versch bloet maackt een goe gesteltenisse
Des lichaams. Siet meester, so fijn en fix isse, enz.
| |
II1576, fol. 15 ro Tu es vn gentil faiseur de Paradoxes: mais il faudroit que ton eloquence feust changee à celle de Demosthene ou de Ciceron. Tu fais de fort bons argos de pourceau, il ne faut plus que de la saulse verte. Ie ne doubte plus si tu mourras en la peau d'vn fol. | |
[pagina 9]
| |
1606, blz. 26 Tu es vn gentil faiseur de Paradoxes: mais il faudroit que ton eloquence fust changee à celle de Demostene ou de Ciceron. Ie ne doute plus si tu mourras en la peau d'vn fol.
1616, vs. 591-594 Lecker dat hebdy wel en wonderlijck geseyt
Met een Ciceronische treck van welsprekentheyt.
Ick vrees niet anders dan dat ghy dit sult bederven,
En dat ghy in de huyt noch van een geck sult sterven.
| |
III1576, fol. 21 vo frobetomie
1606, blz. 38 Frobentomie
1616, vs. 1254 frobentomie | |
IV1576, fol. 37 ro en 48 vo marmacica
1606, blz. 64 en 84 marmatica
1616, vs. 1978 Marmatica | |
V1576, fol. 45 ro I'ay sceu qu'il se tient maintenant en ceste ville de Lyon rue sainct Iehan, pres le change, chez vn banquier, nommé Capony, luy seruant de facteur.
1606, blz. 78 I'ay sçeu qu'il se tient maintenant en cette ville de Lyon, chez vn nommé Carponi, luy seruant de facteur. | |
[pagina 10]
| |
1616, vs. 2381-2382 Hier binnen in Lyons, tot eenen Carponny,
Banckhouder van de Stadt, enz.
| |
VI1576, fol. 47 vo qu'ils l'auoient trouué couché auec elle.
1606, blz. 83 qu'ils l'auoyent trouué auec elle.
1616, vs. 2511 Dat sy haar echt met hem te buyten had gegaan.
De aanhalingen onder I-IV spreken voor zichzelf. In het geval V sluit Bredero zich bij de herdruk aan, inzoverre hij niet het adres van 's prinsen werkgever vermeldt. Maar ‘Banckhouder van de Stadt’ lijkt nogal op ‘banquier’ uit de eerste druk. De omschrijving van Lucelles vader als ‘banquier’ had de dichter echter al in de lijst der spelers gevonden en in de samenvatting van het verloop van het stuk, ook al liet hij het woord op beide plaatsen in zijn bewerking weg. Uit de toevoeging in vs. 2382 kan men niet besluiten, dat hij de oorspronkelijke druk gekend moet hebben. Opmerkelijker is vs. 2511, waarvan de zakelijke inhoud beter klopt met de oudste druk dan met de onschuldiger formulering in de herdruk. Maar al ontbreekt daar dan het geladen woord ‘couché’, uit de reactie van de koning blijkt overduidelijk waarvan de aantrekkelijke jonkman verdacht werd. Bredero had daarvoor geen eerste druk nodig.
In de geschiedenis van het Franse drama neemt de Lucelle van Le Jars geen onbelangrijke plaats inGa naar voetnoot1. Het stuk springt uit de traditie door zijn prozavorm, op het titelblad aangekondigd en in de opdracht verdedigd. Het argument is de waarschijnlijkheid, de verisimilitudo der Ouden, de vraisemblance van het Franse klassicisme. De Italianizerende Renaissancedichter is hier consequenter dan Corneille, Racine en Molière. Hun personages, ook ‘les valets, chambrieres, et autres leurs semblables’, zijn doorgaans ‘accoûtumé(s) de parler en rithme’, terwijl Le Jars | |
[pagina 11]
| |
over drie eeuwen en langs die klassieken heen de hand reikt aan Droogstoppel en Herman Heijermans. Ook de aard van het stuk vlijt zich moeilijk in de toch reeds diverse mallen, waarin men het toentertijd bloeiende sub-genre der tragikomedie heeft trachten te passenGa naar voetnoot1. ‘In many respects it is rather a comédie bourgeoise, not in keeping with the later traditions of the tragi-comedy’, oordeelt de schrijver van een nog steeds gezaghebbende monografie over de Franse tragikomedieGa naar voetnoot2. Een later onderzoeker: ‘It is a good illustration of the drame libre, but very different from the most important romanesque tragicomedy of the century, Garnier's Bradamante (1582)’Ga naar voetnoot3. Men kan, als W.A.P. SmitGa naar voetnoot4, de afzonderlijkheid van het genre of sub-genre voor de Renaissancelitteratuur in twijfel trekken en uit vergelijkingen besluiten dat de toenmalige tragikomedie niet anders is dan een tragedie met goede afloop. Onze voorouders, van dezelfde mening, verdietsten de term tot ‘blij-eindig treurspel’ en ‘treur-blij-eindspel’Ga naar voetnoot5. Maar men dient dan wel goed in het oog te houden, dat wij geen tragiek in dit stuk kunnen beseffen. De korte tweestrijd van Lucelles vader, of hij zijn dochter haar geluk zal gunnen dan wel haar leven zal opofferen teneinde zelf niet achter zijn rug bespot te worden, kan door ons onmogelijk worden gezien als een tragisch conflict. De agnitio werkt in zijn geval niet tragisch maar komisch. Legt men evenwel de maatstaven aan die onderzoekers vóór Smit, in zijn ogen te zeer op de klassieke tragedie georiënteerdGa naar voetnoot6, voor het (sub-)genre lieten gelden, dan wordt de Franse ondertitel des te begrijpelijker. De handeling is er niet een van zeer hooggeplaatste personen, ook al blijkt de jeune premier ten slotte een soort prins en al is zijn medeminnaar een baron, van wie Bredero zelfs iemand maakt die in den lande heel wat betekent. En de ernstige gesprekken en aandoenlijke scènes worden afgewisseld door komische. Het Italiaanse toneelstuk waarvan de Franse Lucelle een duidelijke navolging is, L'Amor costante van Alessandro Piccolomini (1540), wordt tot de blijspelen gerekendGa naar voetnoot7. | |
[pagina 12]
| |
Historisch is het stuk van Le Jars dus een interessant verschijnsel, helemaal afgezien van de betekenis voor Bredero. Maar is het ook de moeite waard op zichzelf? De intrige kan men alleen maar gênant noemen. Een rijke bankiersdochter is verliefd op de nieuwe kantoorbediende van haar vader. De gevoelens blijken wederkerig. Tijdens het eerste nachtelijke samenzijn worden ze verraden aan de vader, die, bezorgd voor de eer van zijn huis, voor beiden vergif laat halen. Als ze dat ingenomen hebben, blijkt de bediende een buitenlander van hoge adel. De apotheker bij wie het vergif gehaald is, komt vertellen dat hij geen vergif, maar een slaapdrank geleverd heeft; hij brengt de twee weer bij. Verzoening en huwelijk. Wat Le Jars hiermee bereikt, kan men hierachter zien. Het moet op het toneel geboeid hebben door de contrastrijke opeenvolging van de scènes. De taal is voor de personen en hun situaties de natuurlijkeGa naar voetnoot1. De personen zijn zichzelf: een oude bankier bekrompen, een jong meisje artistiek en verliefd, een officier uit MiddenEuropa kort aangebonden, een knecht materialistisch en gulzig, een jeune premier volmaakt. Minder vreemd dan de vader die zijn enige dochter wil vermoorden, is de aristocratische venusjanker, die zich in veldslagen heeft overladen met roem, maar een machteloze slaaf wordt van zijn verliefdheid. Geen staatzuchtige Tisiphernes (uit Hoofts Granida), want het is hem wel degelijk om het meisje zelf te doen; maar de ware minnaar is hij evenmin, want ‘le doux fruit de sa virginité’ wil hij plukken ‘soit par mariage ou autrement’, en het is overduidelijk dat deze geringschatting van de huwelijksformaliteiten bij hem een minder verheven achtergrond heeft dan bij Lucelle en haar Ascagne. Scenisch zijn de personen zeker aanvaardbaar, het drama is een sterk speelstuk, niet in de laatste plaats door zijn drakerige eigenschappen.
Het wordt tijd, te gaan analyseren wat Bredero van dit voorbeeld gemaakt heeft. Daarna zullen we moeten volstaan met een zeer gedeeltelijke vergelijking: een behandeling van de Franse Lucelle is hier niet aan de orde, daar moge de herdruk anderen aanleiding toe geven. Voor de hier volgende analyse is de methode en zijn hier en daar ook de termen ontleend aan ‘het meest fundamentele en meest uitgebreide Nederlandse boek over de kunst van het toneelschrijven’: Balthazar Verhagens DramaturgieGa naar voetnoot2. |
|