Verspreid werk(1986)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 300] [p. 300] Sonnet Ick hebbe 't al ghesien al wat hier is gheschreven, Haar silvren voor-hooft ruym, omringht met gouden hayr, Twee swarte booghskens soet, twee bruyner ooghskens klaar, Twee blijde lipkens root, twee zijden paarlen even, Orangie wanghskens twee, twee marmeren die leven, Twee handekens daer aen, twee voetkens snel eerbaer, Hals, bosem, Arents neus, twee borstkens ront voorwaar, Twee korskens rijp die mijn doen suchten ende beven. Dit heb ick al ghesien veel schoonder dan ick't schrijf, Mijn uytspraack is mijn sin alsnoch een kleyn gherijf: Want ick't veel hoogher denck om u niet te bedrieghen. Het ander laet ick staan, om dat ick noyt en sach; Hoe wel d'inbeeldingh dick soo klaar is aen den dach, Die nochtans op't vermoen veel seyt die moet veel lieghen. [tekstkritische noot]Blz. 83; benedenhelft rechterkolom; opschrift en tekst romein. Vs. 5 wanghskens in Apollo wanhgskens. Vorige Volgende