Sonnet
Amoureus gedicht voor een alsnog afkerige geliefde.
Beginregel: Het heylich vat, der Goon waar in dat sijn gesloten |
Eerste publikatie: Nederduytsche Poëmata 1632, fol. J2r-J2v. |
Omvang: 14 regels. |
Versvorm: alexandrijnen met in sommige regels tweemaal een onderbetoning, zodat de versregel neigt naar een vierheffingsvers (zie vs. 2, 8); in vs. 10 een omzetting van de eerste jambe, met emfatisch effect. |
Rijmschema: a b b a a c c a d d e f f e. |
Het sonnet heeft naar vorm en inhoud een renaissancistische allure: het is geschreven in verzorgde alexandrijnen, en het varieert een aan de griekse mythologie ontleend motief. Hoewel het sonnet in het begin van de zeventiende eeuw nog niet een mode-genre vormde waarvan de thematiek een topisch karakter had, is het toch denkbaar dat dit gedicht is geschreven ‘in de stijl van’ de Pléiade; in dat geval komen de jaren dat Bredero met Reinier Telle samenwerkte voor de uigave van de Tragische Historien, dus de periode 1611-1614, het meest