De gheboorte van luys-bosch, alias robbe-knol
Het tweede stuk van de ‘Vermeerderingh’ uit 1622 is de monoloog van Luysbosch waarin hij iets vertelt over zijn vroegste jeugd.
Beginregel: Der fiel gebiert is, der wiet gaer viel zoe verzellen, |
Eerste publikatie: Vermeerderingh na de Klucht Vanden Hoogduytschen Quacksalver, 1622, fol. E2v-E3v. |
Omvang: 84 versregels. |
Versvorm: in de eerste tien regels rederijkerverzen van twaalf tot zestien syllaben met vijf à zes heffingen, van vs. 11 af in principe jambisch metrum met drie heffingen, in sommige regels (vs. 16, 20, 23, 24, 27 e.a.) vier. |
Rijmschema: a a b b c c enz. |
De opkomst van deze bedeljongen in todden en vodden gekleed en met een onverzorgde luizige haardos, kan voor de toeschouwer wel een lachwekkend toneeleffect hebben gehad. Meegevoel met de paria's aan de zelfkant van de samenleving behoort niet tot de opmerkelijkste deugden van onze Gouden Eeuw. Dat hij dan van zijn allereerste woorden af een brabbeltaaltje sprak, maakte hem nog amusanter, al was de inhoud van wat hij te vertellen had eerder schrijnend dan grappig. Die inhoud, voorzover aanwezig, handelt over zijn geboorte in de Elzas, over de dood van zijn vader, kennelijk als huursoldaat tijdens een veldtocht in Frankrijk, over de manier waarop zijn moeder daarna aan de kost kwam en tenslotte over zijn meegegeven-worden aan een blindeman om te worden ‘opgeleid’ tot bedelaar. Dit verhaal is duidelijk gebaseerd op een passage uit het begin van de succesrijke spaanse schelmenroman Lazarillo de Tormes, het boek waaraan Bredero de thematiek van zijn Spaanschen Brabander heeft ontleend. Maar noch dit feit, noch de daar eveneens aanwezige eigennaam Robbeknol, is genoegzame grond om in de onderhavige tekst een overgeschoten stukje kopij van Den Spaanschen Brabander te zien. De als goelijke knecht van de even parmantige als berooide Jerolimo optredende Robbeknol is een typisch amsterdamse straatjongen, weliswaar in Emden geboren (vs. 66), maar zonder enig spoor van duitse invloed op zijn taalgebruik. Mocht Bredero ooit van plan zijn geweest naast de half-antwerps sprekende jonker nog een half-duits pratende knecht te doen optreden, dan heeft hij dit in elk geval nagelaten; zoiets zou het effect ook eerder verstoren dan versterken. Krompraterij van uitheemsen die tekortschieten in hun pogingen om Nederlands te spreken is eeuwenlang een