Verspreid werk
(1986)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 220]
| |
Voor-reden vande Sotheytaant.1Het Volck duncktmen volght malkanderen start an start, ghelijck deGa naar voetnoot1 2 paerden (hoy Os) vande Valckenburghsche marct, en dat haer lust voor uGa naar voetnoot2 3 gelt te hebben een betiel met visch met botter en mostert van mijnGa naar voetnoot3 4 vermaecklijckheyt. Maer ick waerschuwje datje wel bedroghen sult syn,Ga naar voetnoot4 5 indien ick wouw mijn seem-leere montjen openen met mijn buffels-leerGa naar voetnoot5 6 verstant, ick souw niet mogen spreecken in een half uyr: Want wat souwtGa naar voetnoot6 7 ghy dan doch goede Luyden al verwachten? Ick souwje raden om eenGa naar voetnoot7 8 kuyertjen te gaen aenden Overtoom, ende u aldaer te vermaken, ende etenGa naar voetnoot8 9 een sootjen Span-Baers, ende drincken mekaar een half bier toe uytGa naar voetnoot9 10 broederlijcke liefde, wel aan! Een Advocaets spreeck woort: Laat onsGa naar voetnoot10 11 beginnen te drincken en te spreecken. Waer van sullen wy 't hebben? IckGa naar voetnoot11 12 weet het niet. Voor my: ick en ben niet gedistileert inde harsenen derGa naar voetnoot12 | |
[pagina 221]
| |
13 inbeeldinge van Plato, noch inde wellustigheyt van Epicurus, noch inGa naar voetnoot13 14 d'ondersoeckinge van Democritus. Nu hebb' ick ghehoort van mijnGa naar voetnoot14 15 Besjen, dat wy niet en sullen reppen van 't ghene dat ons te hoogh is, endeGa naar voetnoot15 16 dat een Smit van yser ende kolen moet praten, een Schoen-maker van syn 17 leest, de Molenaer van syn molen, de Kock van syn koken, van syn sieden, 18 van syn braden, van syn roosten ende van syn stoven, van syn smooren,Ga naar voetnoot18 19 ende van al de dingen die de koocken aengaen. Maer aen wat eynd' sullen 20 wy beginnen? Ick en weet niet: Want vande Godheyt en verstae ick niet,Ga naar voetnoot20 21 vande weet of wis-kunst immers soo weynich, vande wysheyt weet ickGa naar voetnoot21 22 noch minder, ende van al d'andere wetenschappen en weet ick oock niet, 23 God danck. Want voor de Rechts-gheleertheyt (anders inde Rechten) uGa naar voetnoot23 24 Labbekacken hebben daer meer in gheleert als ick, die moghen u daer watGa naar voetnoot24 25 af leeren: Sulcx dat ick niet waerdighs en kan voor uwe heerlijckheden,Ga naar voetnoot25 26 noch ick en weetje niet te prevelen van mijn daghelijcx doen, dat 27 ghetuyght mijn kleet, 't welck niet en ruyckt na de Philosophie, maer naer 28 over-fyne ende klinck-klare Sotheyt, en so ghy u niet gewaerdight my teGa naar voetnoot28 29 hooren van dese rijcke stoffe, ick geefje allegaer oorlof, ende ick scheldjeGa naar voetnoot29 30 quyt voor de rest, maer nu ick jouw ooren soo open sien als een | |
[pagina 222]
| |
31 veurspraacx tas, ick sal u seggen een woort of twee, of meer: Wel aen dan,Ga naar voetnoot31 32 hout op je hant, en sweertmen in heylicheyt ende oprechtigheyt van 33 gemoet: Meenje datje wyser bent als ick? soo ghy dat denckt, soo sydy ten 34 eersten ghevangen in d'eerste Sotheyt (want de verwaentheyt is d'eerste litGa naar voetnoot34 35 vande dwaesheyt) hebdy niet ghelesen in Salomon ende anderen, dat hetGa naar voetnoot35 36 getal der Sotten oneyndelyck syn? ende dat de Menschelijcke wysheyt isGa naar voetnoot36 37 pure narrigheyt by de eeuwige wysheyt? Ay segt my eens, so ghy lust hebt 38 my te betalen, wie begaet meer geckheyt, ick die u ophouw met mijnGa naar voetnoot38 39 Mallicheytjes, of ghy met my te hooren? Die u woorden vent, of ghy dieseGa naar voetnoot39 40 koopt? Voor my, die mijn selfs kittel dat ick lach, of ghy om dat ghy lacht,Ga naar voetnoot40 41 als ghy siet lacchen? Ick vind dat ons verschil over een komt met het 42 woordt vande Romeynen: Senatus Populusque Romanorum: maer metGa naar voetnoot42 43 vier voor-letteren, S.P.Q.R. of, Stultus Populus querit Roma.Ga naar voetnoot43 | |
[pagina 223]
| |
44Ist niet een groote sotheyt vande huyrlingen van dit gheslacht, dat syGa naar voetnoot44 45 haer lyf ende ziel vermoorden om veel goets te vergaeren met ongeoor-Ga naar voetnoot45 46 lofde middelen? Om van dese werelt te dragen een ellendich slaeplaken?Ga naar voetnoot46 47 Ende laten al haer goet aen erffgenaemen die meerder geest hebben dan sy?Ga naar voetnoot47 48 want sy brengen meer deur in een dach, alsmen haer souw kunnenGa naar voetnoot48 49 toevoeren in een jaer. Is niet de selve sotheyt in de Coopman die daerGa naar voetnoot49 50 handelt op zee, dat hy hasardeert syn leven ende welvaren inde spatie vanGa naar voetnoot50 51 twee dry vingeren vande doot? om te deurgraven de mynen van Peru, om 52 hem te verrycken met een Metael dat syn leven geen oogenblick souwGa naar voetnoot52 53 konnen verlanghen. In Somma Sommarum, om tot een eynde te komen, alGa naar voetnoot53 54 de werelt is vol Sotten, ende ghy toehoorders mijn Nichten en Neven.Ga naar voetnoot54 55Lacht wel.Ga naar voetnoot55
Het rechte recht al vande kan,Ga naar voetnoot56
Is: drincket uyt en knoopet an.Ga naar voetnoot57
G.A. Bredero |
|