Verspreid werk
(1986)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 199]
| |
De Gheboorte van Luys-boschGa naar voetnoot-, Alias Robbe-knol.aant.Der fiel gebiert is, der wiet gaer viel zoe verzellen,Ga naar voetnoot1
So doen ic auch, ghy vromer herren und' gutter gesellen,Ga naar voetnoot2
Un du eerb'rer wijber, und frissche Maachdeleyn,
Ich wil dier meyn leben erzeygen, wil du man zoe frieden seyn.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Hoor zoe! meyn Vatter was eyn man, un meyn mutterGa naar voetnoot5
Das was eyn weyb, un sy was swester von haer fleyslichen brutter,Ga naar voetnoot6
Ja meynder zeelen. Der oort ond der stondt das sy von mir gelach,Ga naar voetnoot7
Dat was zoe Elsas in eynen schnar, op eynen Monendach,Ga naar voetnoot8
Un so daer gein windels oder doeckleyn was, zoe vonden,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Had meyn de Deeren in een olde pels met luysen ghewonden.Ga naar voetnoot10
Meyn Vatter steych hen opter lauf,Ga naar voetnoot11
De bueren brachten mier zoe tauf,Ga naar voetnoot12
| |
[pagina 200]
| |
Ich wurd sum vund gehouwen,Ga naar voetnoot13
Von swee stoch olter Vrouwen,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Der pharheer greef zoe hant,Ga naar voetnoot15
So wierd ich Luysen bosch genant:
Doen dit de leuten hoorden,
Sy schempten mit die woorden,Ga naar voetnoot18
Und ginghen doe voort alle t'saam,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Veur meyn bedrubter Mutters kraam,Ga naar voetnoot20
Die sy in ieren nooden,
Hun hilf en gunste booden,Ga naar voetnoot22
Un gaben ier das weyn un broot,
Und was sy meer des had van noot,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Als sy nun was erstanden,Ga naar voetnoot25
Heft sy mit kloechen handen,Ga naar voetnoot26
Om gelt gewaschken und geschuert,
Un vast gearbeyt byde buert,Ga naar voetnoot28
Un wist sich zoe erneren,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
G'leych eyn Vrou mit eeren.Ga naar voetnoot30
Daer na; o leyd! o jammer groot,
Erhoort sy von meyns Vaders doot,Ga naar voetnoot32
Dies wend sy leed te draghen,Ga naar voetnoot33
Um dat hy was erslagen,Ga naar voetnoot34
| |
[pagina 201]
| |
35[regelnummer]
In deinen zoech in Vranckelant,Ga naar voetnoot35
Von eynem Welscher onbekant.Ga naar voetnoot36
Ten ende der traurdagen,
Der drub sal on het klagen,Ga naar voetnoot38
Meyn Mutter smuckt sich fijn und kuys,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Un huert daer zoe eyn ander huys,Ga naar voetnoot40
Gelegen ander gassenGa naar voetnoot41
Op eyn hoech van der strassen.Ga naar voetnoot42
Al waer sy eerst man slaphers hiel,Ga naar voetnoot43
Und kreygen voort der gesten viel,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Auch quemender logieren,Ga naar voetnoot45
Den armen en schollieren.Ga naar voetnoot46
De zeyt mit mir in yl verlief,Ga naar voetnoot47
Dewijl ick spielde oder slief,
Bis ich da wis ter steden,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
An jaren en an leden,Ga naar voetnoot50
Zoe meyn drie vunnif jaren alt,Ga naar voetnoot51
In redeleychen gut gestalt.Ga naar voetnoot52
| |
[pagina 202]
| |
'T geschach dat sich eyn blindeGa naar voetnoot53
Tot unset sick liet vinden,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Der Daybel bracht hem in ons haus,Ga naar voetnoot55
Der schelm die my daer voerden aus.Ga naar voetnoot56
Went der blinde hief zoe smeeckenGa naar voetnoot57
Meyn mutter: en zoe spreecken
Jannege meyn leyb bemint,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Meyn hart dat sucht na desem kint,Ga naar voetnoot60
Liebd ghy das manlijns leben,Ga naar voetnoot61
Wilt meyn den jongen geben,Ga naar voetnoot62
Golt noch silber hab ich niet,
Noch nichts dat men hie sichber sietGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Von gelt of diergelijchen,
Man ich hab vil pracktijchen,Ga naar voetnoot66
Wo mit den jongen dommen helt,
Schal bekamen viel gut en gelt.Ga naar voetnoot68
Hier dorch mijn slechter mudder,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Gelaubden diesem brudder,Ga naar voetnoot70
| |
[pagina 203]
| |
En heft hem gaer wol getrartiert,Ga naar voetnoot71
Und my gans gerekommandiert,Ga naar voetnoot72
Hoort om, als wy doe scheyden,Ga naar voetnoot73
En ick den blinden leyden
75[regelnummer]
Ontmoeten wy eyn grossen steyn,
Der stont hy en sprach, knabelijn,Ga naar voetnoot76
Lech auf der steyn dijn ooren,
Veul wonder salstu hooren:
Ick ging en ley mijn oor daer opf,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Geswind komt hy meyn by de kopf,
En druckt my ander rachen,Ga naar voetnoot81
Und stelt sich an het lachen,Ga naar voetnoot82
En redt dees woorden voort zoe meyn,Ga naar voetnoot83
Dis mues meer als de dayvel seyn,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Of de schalckst aller loeren.Ga naar voetnoot85
g.a. bredero |
|