Verspreid werk
(1986)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
Aen Mijn Heer TiboutGa naar voetnoot-Recht als het vrolijck sap der vreuchtmakende WijnGa naar voetnoot1
Sich selven openbaart, en stille niet can sijn,
Of als de wack're gheest sich niet bemoeyt met slapen,Ga naar voetnoot3
Maar toont van inde Wiegh waer toe hy is gheschapen,
5[regelnummer]
Alsoo vant ick mijn jeught te draghen Liefd' en gunst,Ga naar voetnoot5
Tot d'oeff'ningh van 't gheweer de Ridderlijcke kunst,Ga naar voetnoot6
Waar aen ick heb besteet de Lenten mijner jaren,
By sulcke Meesters die daer in bedreven waren,
Sulcx dat ick door 't bericht soo verre was gebrochtGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Datt my niet anders daer int' ondersoecken dochtGa naar voetnoot10
Als ick en had gheleert, het welck my wel ghenoeghden,Ga naar voetnoot11
Met meer Liefhebbers daar ick daegh'lijcks my by voeghden.Ga naar voetnoot12
Zoo ist ter goeder uur mijn Heer Tibout gheschietGa naar voetnoot13
Dat ick u kennis kreegh, die 'k huyden noch gheniet.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ghy waartet die de kunst van veel verscheyden LiedenGa naar voetnoot15
Met kloecke teghen-reen wist wederstant te bieden,Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 132]
| |
In dier manieren dat door u wel-spreeckentheytGa naar voetnoot17
De Leeringh' van voorheen ter neder wert gheleyt.Ga naar voetnoot18
Ghy waart het die de Kunst uyt wijt gheleghen Landen
20[regelnummer]
In uwe Harsens droeght, en brocht in onse handen,
Daar eerstelijck ons breyn met hap'ren teghen keefGa naar voetnoot21
Tot dat u Goude tongh u Wetten in ons schreef,Ga naar voetnoot22
En met ervarentheyt de Letters in ons prenten
Door de ghevoegh'lijckheyt van U gront-fondamenten,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
En 't aengenaem bewijs daer ghy also met werckt,Ga naar voetnoot25
Dat yder u verstant, en al de dwalingh mercktGa naar voetnoot26
Des ouden tydts verleen, ghy weet op maat te stuurenGa naar voetnoot27
De standen buyten Wet, en reghel der natuuren.Ga naar voetnoot28
Al dedy eerst verstaen u sin met redens klaar,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
'T verand'ren van ghewoont', en handel viel ons swaar,Ga naar voetnoot30
Want het ghewende en 't beproefde te verlaten
Om nieuwe moeyt' en Leer valt lastich aen te vaten,Ga naar voetnoot32
Maer u bescheydenheyt of weet-kunst die beweesGa naar voetnoot33
Waar uyt de dwaling eerst voornamelijcken rees,
35[regelnummer]
En ghy weer-leyden die u tegen wilden spreeckenGa naar voetnoot35
Met seeckerheyt uws doens, en klaarheyt haars ghebreecken,Ga naar voetnoot36
| |
[pagina 133]
| |
En aenghemerckt dat seer veel verscheyden Lien,Ga naar voetnoot37
Ja Volcken wijt van honck, en Oeffenaers met wienGa naar voetnoot38
Ghy dickwils in het werck en woorden zijt ghetreden,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Tot sy u Meesterschap en dapperheyt beleden,Ga naar voetnoot40
En loofden uwe Konst, en sochten openbaar,Ga naar voetnoot41
Na hare krancke kracht die selfs te volghen naar.Ga naar voetnoot42
En aengesien dat wy niet vol en konnen prijsen,Ga naar voetnoot43
Door de goetwillicheyt in ons te onderwijsen,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Waer in ghy selven naamt een lieffelijck vermaack,Ga naar voetnoot45
En socht door daegh'lijcks doen het uyt-eynd van de saack,Ga naar voetnoot46
Soo hebben wy ons plicht gaen naerstich onderwindenGa naar voetnoot47
Waar in dat wy meer aarts en seeckerheden vinden,Ga naar voetnoot48
Als wylen over langh, siet door u gronden vastGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Door wijse Wis-konst wel en matelijck ghepastGa naar voetnoot50
| |
[pagina 134]
| |
Der Velden deylingh en des lichaams stand' en stallenGa naar voetnoot51
Nae 't schuyven des ghewichts minder of meerder tallen,Ga naar voetnoot52
Mits 'tselven te ghelijck een-stemmich t'samen vlytGa naar voetnoot53
Door den ghematighen en snelle vlugghe Tijdt,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Sonder de welcke al de gront-vest soude falen,Ga naar voetnoot55
En van haar waerdicheyt ter slincker zyd' af dwalen.Ga naar voetnoot56
O Loffelijcke Kunst waar in dat men beschoutGa naar voetnoot57
De onghewisheyt daar wy hebben in vertrout,Ga naar voetnoot58
Hoe dom was ons verstant? hoe kranck was ons vermoghen?Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Wt welcken blintheyt heeft u wijsheyt ons ghetoghen:Ga naar voetnoot60
O tweede Hercules! die uyt den weghe baantGa naar voetnoot61
De ruwe stoutheyt en vermetelheyt verwaant,Ga naar voetnoot62
Door u gegronde Leer soo weet ghy te versachten
Het heftich buld'ren en de dulheyt der ghedachten:Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
O nieuw Wapenaar! die so wel als verweentGa naar voetnoot65
De wyse Kunst met kracht versamelt en vereent.Ga naar voetnoot66
Gherijmt door g.a. bredero. 'T kan verkeeren. |
|