Verspreid werk
(1986)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
Lof Van de ArmoedeGhy Gheesten die niet gaaren rustGa naar voetnoot1
Gheeft doch wat stilt, en hoort met lustGa naar voetnoot2
Een leeck een wonder spreuck bewysen:
(Want ick wil dat ghy't wel verstaat)Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
De Armoed' die een yder haat,
Voor goedt en boven Rijckdom prysen.Ga naar voetnoot6
Want d' Armoed' is van outs gheweest
Een op-weckster van kunst en gheest,
Een Dienst-boo van Philosophye,
10[regelnummer]
Een goede gaaf van Godt den Heer,
Een Lief-hebster van Lof en Eer,
Een vyandin der hovaardye.
D' Armoede gheeft steets goeden raadt:
D' Armoede is een seeck're staat:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
D' Armoede is onbesorght en veylich:Ga naar voetnoot15
D' Armoede is nucht'ren en nut:Ga naar voetnoot16
D' Armoede oock veel quaats beschut:Ga naar voetnoot17
D' Armoede maect de Menschen heylich.
| |
[pagina 101]
| |
D' Armoede let de Helden nietGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
In staat te styghen, soo men sietGa naar voetnoot20
Aen Eumenes Schalck en Schrander:Ga naar voetnoot21
Dees Voer-mans Soone wel begunstGa naar voetnoot22
Quam door gheswindicheyt en KunstGa naar voetnoot23
Aen't Swagerschap van Alexander.
25[regelnummer]
En Tamerlaan, die grooten HeldtGa naar voetnoot25
Was eerst een Herder op het Veldt
Die Baiazeth verwon met stryen,
Dees al van joncks tot hoocheyt clom
En keerden Coninckrijcken omGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
En brachtse tot syn Heerschappyen.
Virgili den kloecken PoeetGa naar voetnoot31
(Die voorst van de Latynen treedt)Ga naar voetnoot32
Was Soone van een Potte-backer.Ga naar voetnoot33
Horatius Vader was een Slaaf,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Maer niettemin soo was hy braaf,Ga naar voetnoot35
Iae groot van Gheest, aardich en wacker.Ga naar voetnoot36
| |
[pagina 102]
| |
Den Coninck Cresus machtich Rijck,Ga naar voetnoot37
Die niemant waanden syns ghelijck,
Quam Solons spreuck eerst in ghedachtenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Als hy ghebonden lagh op 't vier,Ga naar voetnoot40
Te weten dat men niemant hier
Voor dat hy sterft sal salich achten.
Want Policrates den Tyran,Ga naar voetnoot43
Waar soo gheluck'ge Rijcke ManGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Dat hy noyt ong'luck heeft ontfangen,
Dees Mensch die noyt in ramp en viel
Die liet noch 't leven of de ZielGa naar voetnoot47
Daar 'tlichaem aen een koort bleef hangen.Ga naar voetnoot48
Het is voor groote Heeren quaat
50[regelnummer]
Te treffen ofte houden maat,
Haar vryheyt doet haer schendich doolen,Ga naar voetnoot51
Den schralen Man soo vaack niet dwaalt,Ga naar voetnoot52
Vermits 't aen macht van ghelt hem faalt,
Door Armoet blyft veel quaats verhoolen.Ga naar voetnoot54
| |
[pagina 103]
| |
55[regelnummer]
Daer hier den Brasser of den VraatGa naar voetnoot55
Sijn holle maagh tot swalpens laat,Ga naar voetnoot56
En 't eel vernuft in Wijn verspillen.Ga naar voetnoot57
Daar leeft den Armen heel ghesont,Ga naar voetnoot58
Syn oogh en twist niet met de mont,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Sijn rechter hant met slincxsche willen.Ga naar voetnoot60
De schurfden Laz'rus laf en lamGa naar voetnoot61
Quam inden schoot van Abraham,
Al wiert hy eerst so strengh en schamperGa naar voetnoot63
Van slempers slaven straf ghedriest:Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Wie wellust soect zyn Siel verliestGa naar voetnoot65
Laas! met den prachtighe Slampamper.Ga naar voetnoot66
De Armen vinden kunst en raat,
Sy schrandriseren vroegh en laat:Ga naar voetnoot68
Als den paf-sack weydelijck coppert,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
En smetst en smult, en snorckt en slaapt,Ga naar voetnoot70
Of als hy na syn asem gaapt
Recht als een ruych ghevoeten Croppert.Ga naar voetnoot72
| |
[pagina 104]
| |
Sy hebben lust noch rust int lijf,
Haar hart en hooft dat is al styf,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Haar ooghen bol doen niet dan staaren,Ga naar voetnoot75
Haar ooren groeyen toe van smeer,Ga naar voetnoot76
Sy kennen Godt, noch Wet, noch LeerGa naar voetnoot77
Doch Bachus Feest sy vieren gaaren.Ga naar voetnoot78
Dies sy verbuyst en dorstich zynGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Na sarpe of na geyle Wijn,Ga naar voetnoot80
Dees doet verhit na boelen gyllen,Ga naar voetnoot81
Daar 't Lichaem licht'lijck van ontfancktGa naar voetnoot82
Veel vuyle sucht, ja leempt of kranckt,Ga naar voetnoot83
Die't met veel sweets weer moet uytquylen.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
De Armen syn hier meest af vry,Ga naar voetnoot85
Want starcken dranck, noch leckerny
En port haar tot gheen boose lusten.Ga naar voetnoot87
Want die syn kost wint in syn sweet,
En cleyn Bier drinct, en droogh broot eet,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Die wenscht niet meer als wel te rusten.
| |
[pagina 105]
| |
De grootste quelt de grootste schrick,
Want rusten sy een ooghenblick
Het minste dingh dat steurt haar slaapen,
Sy vreesen voor haar Rijck of Kroon,
95[regelnummer]
Of dat men haar int bedd' sal doonGa naar voetnoot95
Door list of kracht van snoode Knapen.Ga naar voetnoot96
Den Armen in syn grauwe Py
Banct onbeschroomt zijn Wat'ren-bryGa naar voetnoot98
Tot onderhout van't swacke leven.
100[regelnummer]
Men leest seer veel van Prinschen-moort,
Maar niemandt heeft noch oyt ghehoort
Dat eenich Arm Man is vergeven.
De Mensch die hier int Claag-huys sit,Ga naar voetnoot103
En Godt met ernst ghestadich bidt,
105[regelnummer]
Is die niet wel duysent maal beter
Als die int Lachuys vrolijck slempt
En met den Armen scharst en schempt?Ga naar voetnoot107
Dat vraagh ick elck verstandich weter?
En seyt de Schrift niet claar en naact
110[regelnummer]
Weest nuchteren, ja bidt en waact?Ga naar voetnoot110
Vergheefs en staat oock niet gheschrevenGa naar voetnoot111
Siet dat ghy u niet en verbrast,Ga naar voetnoot112
Noch dat gh'u ziele niet verlastGa naar voetnoot113
Met sorghe van dit nietich leven.Ga naar voetnoot114
| |
[pagina 106]
| |
115[regelnummer]
Den Rijckaart licht zyn leven krenct,Ga naar voetnoot115
Met sorgen leyt hy 's nachts en denctGa naar voetnoot116
Hoe dat hy dit of dat sal winnen:
Want goet en stopt gheen giericheyt,Ga naar voetnoot118
Maar als den Armen neder leyt
120[regelnummer]
Soo rust syn Lijf, zyn Ziel en sinnen.Ga naar voetnoot120
Of als den Rijcken waact en braact,Ga naar voetnoot121
Op dat gheen Dief met list hem taactGa naar voetnoot122
Zyn Huys-raet, Kleed'ren of Iuweelen.
Soo leyt den Kalis bar gheponstGa naar voetnoot124
125[regelnummer]
En ronct soo sorgh'loos dat het gonst:Ga naar voetnoot125
Daar niet en is, can men niet steelen.Ga naar voetnoot126
Door Leghers van Moes-koppers quaatGa naar voetnoot127
Den Armen Bloet al singend' gaat
Vry en vranck d'onvaylige straaten.
130[regelnummer]
Maar comt een Coopman in het Wout
Met sijn ghesteent en Oosters-gout,
Hy moet het gout en 't leven laten.
| |
[pagina 107]
| |
Een Arm Mensch (Rijc van goet verstant)
Acht al de Wer'lt syn Vaderlant,
135[regelnummer]
Al is hy Ballinghslants ghebannen,Ga naar voetnoot135
Hy Pilgrimmeert in syn ghemoet,Ga naar voetnoot136
Acht yder een zijn naasten bloet:Ga naar voetnoot137
Sijn dat gheen rechte Rijcke Mannen?Ga naar voetnoot138
Alchmenas Soone grof en grootGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
Heeft Monster-Dieren fel ghedoodt,
Ooc Reusen ruych, en snoo Tirannen.Ga naar voetnoot141
Maar stercker wert met recht gheacht
Die zyn ghemoet neemt in zyn macht.Ga naar voetnoot143
En 't quaat met reden can uytwannen.Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
D'een leeft vernoeght in Cel en Cluys,
Den ander in syn stroyen huys
Is met zijn Armoed' wel te vreden,
Woont by zyn Vroutge saart en kuysGa naar voetnoot148
Met grooter vreucht en cleynder kruysGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Als wylen ons voor-Ouders deden.Ga naar voetnoot150
| |
[pagina 108]
| |
Den Schoen-minck glat en wel beteert,Ga naar voetnoot151
Wel louter singht en quinckelleertGa naar voetnoot152
Als hy het Kosgie maar mach winnen.Ga naar voetnoot153
De Coopmans gift hadt hem ontstelt,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Hy brocht hem weer zyn sorgh'lijc ghelt:Ga naar voetnoot155
Hoe minder goet, hoe blyer sinnen.
Hoe meerder goet, hoe minder rust,
Dat is den Vroeden wel bewust,
Dies sy niet tydelijcks verkiesen,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Maar houden 't al voor Eb en vloet,Ga naar voetnoot160
En recht alst is voor anders goet:Ga naar voetnoot161
Die niet eygent, can niet verliesen.Ga naar voetnoot162
De Schat die men met moeyt verwerft,
Met sorgh' besit, met droefheid derftGa naar voetnoot164
165[regelnummer]
Doet menich mensch tot quaat bekoorenGa naar voetnoot165
Tot dieft, onkuysheyt, twist of nydt,Ga naar voetnoot166
d'Edele Ziel, en duere tydtGa naar voetnoot167
Laas! Minst gheacht wert meest verlooren.
| |
[pagina 109]
| |
De Doodt met bitt're smarte//quelt
170[regelnummer]
Den Rijcke die zyn harte//stelt
Op der Fortuynen blinde gaven,Ga naar voetnoot171
Gheen grooter schrick is hun als 't graf.Ga naar voetnoot172
Maar den beroyden naact en lafGa naar voetnoot173
Dien is de Doodt een soete Haven.Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Hoe Salich is den Armen Man
Die sich tot Godt wel gheven can,Ga naar voetnoot176
En wederwaardicheyt can draghen,Ga naar voetnoot177
Met een stantvastich vroom ghemoetGa naar voetnoot178
Die even neemt het suur alst soet,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Wie mach oock so een Mensch beclagen?
D' Armoede is ghewisselijck
Van zonden arm, van deughden Rijck,
Dies is sy alder eeren waardich.
Socrates maact zy vroom en vroet;Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Epaminondas strengh van moet;Ga naar voetnoot185
Homerus kunst-rijck en goet-aardich.Ga naar voetnoot186
| |
[pagina 110]
| |
Attallus en DiocletiaanGa naar voetnoot187
Sijn willich uyt haar Rijck gegaanGa naar voetnoot188
In onghedwongen Arremoede.Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
De Armen leven onbenijdt,
De Vorsten zijn niet sonder strijdt
Noch sonder vrees of quaat vermoeden.Ga naar voetnoot192
Door overromp'len van een stadt
Gheraecken somtydts uyt haar SchatGa naar voetnoot194
195[regelnummer]
De Burgers Riick, en oock d'Edelen
Die men haer huys en Hof verbrant,Ga naar voetnoot196
Dies doolens' over Zee en Sant,Ga naar voetnoot197
'T zijn al gheen Guyts die gaan beedelen.Ga naar voetnoot198
De Trotsers die met macht ghebienGa naar voetnoot199
200[regelnummer]
Sijn al gheen Deughdelijcke Lien,
Hoewel sy't veel tyts willen blycken.Ga naar voetnoot201
De grootste Dief (o 't is te snoot!)
Verwyst de kleynste vaack ter doodt.Ga naar voetnoot203
Wat oordeel wil daar Godt op strijcken.Ga naar voetnoot204
| |
[pagina 111]
| |
205[regelnummer]
Maar die in weelden is ghewent,
En plotst bedooven in ellentGa naar voetnoot206
Laas! met veel broodeloose buycken,Ga naar voetnoot207
En zyn Ellende morrend' draaght
En over Godt en Mensche klaaght,
210[regelnummer]
Die can syn Armoed' ooc mis-bruycken.
De dinghen die men sichtbaar sietGa naar voetnoot211
En zyn voor seecker anders niet
Alsmense neemt of can verhand'len,Ga naar voetnoot213
Den reynen zijn sy alle reyn,
215[regelnummer]
De Sotten doen sy int ghemeyn
Op slim on-weghen wand'len.Ga naar voetnoot216
De Armen vinden troost aen Godt
Als haar de Werelt schots bespotGa naar voetnoot218
Verachtet als onnutte slaven:
220[regelnummer]
Ghy Vroomen weest doch niet bedroeft
Als u de Heer door Armoedt proeft:Ga naar voetnoot221
De goede Godt gheeft goede gaven.
| |
[pagina 112]
| |
Godt maact ons Arm na den GheestGa naar voetnoot223
Op dat ons honghert aldermeestGa naar voetnoot224
225[regelnummer]
Na 'tHemels broot (de Spijs der Zielen)
Sijn levend' Salich-makend' WoortGa naar voetnoot226
Soo wy dat nutten als 'tbehoort
Hy sal zyn Rijck ons mede-dielen.
dat worde waer.
So wie met smaack dit hoort of leest,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Of die het lust hier op te schryven,
Sijt ghy begaaft met hoogher gheest
En laatet inde Pen niet blyven,
Maar toont u leerlijck Rijm of DichtGa naar voetnoot233
Voor elckerlijck verstandelaar:Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
De Kaers bestolpt en gheeft gheen lichtGa naar voetnoot235
Als op den vryen Kandelaar.Ga naar voetnoot236
Ghelijck de Son voor elck wandelaar.
'T kan verkeeren. g.a. bredero.
Anno 1614. Den vierden Ianuarij. |
|