Verspreid werk
(1986)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
Antwoort op den brief vanGa naar voetnoot- Iacob Barthout Feris soonGa naar voetnoot-Ghy negen-zangsters kloeck, op Helicon geseten,Ga naar voetnoot1
Havent mijn ruw verstant, en suyvert mijn gewetenGa naar voetnoot2
Van oordeel vals of blindt: stiert in myn plompe penGa naar voetnoot3
U redelijcke rijm, met ware kennis, en
5[regelnummer]
Schrandert mijn doffe gheest: want sonder u verlichtenGa naar voetnoot5
Soo droomt de krancke kunst, so raaskalt al het dichten.Ga naar voetnoot6
ô Iacob Bart-houts zoon! ghy kloecke minnaer bist:Ga naar voetnoot7
Mijn waalbaer weeck vernuft dat redeneert, en twistGa naar voetnoot8
Of ick mijn simpel werck voor uwe sneege sinnenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Sal toonen ofte niet? Ick schreum schier te beginnen,Ga naar voetnoot10
Doch uwe vrundschap, en u Broederlijcke Brief
Sijn my so aengenaem, so wellekom, so lief,
Dat ick mijn willigh troost, 't berispen en het scheldenGa naar voetnoot13
Van Midas slim en slecht: volmaeckt werck vindtmen selden;Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Is qualijck hier van my geschreven of geseyt:Ga naar voetnoot15
Verschoont dat vriend, met uw wyse bescheydenheyt.Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 114]
| |
Ghy, die in 't heyligh' Choor der spitse NegelingenGa naar voetnoot17
U vaersen op de maet so sinnelijck kunt singen,Ga naar voetnoot18
Dat mijn versufte ziel, als zy u letters las,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
In twijffel trock of ick hier, ofte elders was!Ga naar voetnoot20
Maer doen zy wat bequam in haer gestalt, en wesen,Ga naar voetnoot21
Doen teegh ick met een smaeck aen 't mommelen, aen 't lesen:Ga naar voetnoot22
Ick sagh, ick weder sach, ick merckten uwe kunst,Ga naar voetnoot23
U wijsheyt, u verstandt, maer boven al u gunst!Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
ô Wel-begaefde Held! wat Goddelijcke krachtenGa naar voetnoot25
Stort die alwijse God in sterff'lijcke gedachten?Ga naar voetnoot26
ô Glory van Schiedam! op Camers wijd vermaert!
Mijn tong en laapten noyt de Bron van 't vlugge paerd.Ga naar voetnoot28
So ghy dan fael-greep ziet, of is hier yets vergheten,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Garbrande denckt en heeft niet beters dan gheweten,Ga naar voetnoot30
Hy doet al wat hy kan, syn sinnen syn te aertsch;
Iacobe u gedacht dat stijght vast Hemel-waerts,Ga naar voetnoot32
Door wind en wolcken heen, door dicke duysternissen
Ghy treedt, en meet, ja weet 't geen and're nauw'lijckx gissen.Ga naar voetnoot34
| |
[pagina 115]
| |
35[regelnummer]
ô Hoogh verlichte man! voor u geswinde gheest
Was ick omsichtigh en so wonderlijck bevreestGa naar voetnoot36
Dat ick mijn snelle handt te rugh heb moeten treckenGa naar voetnoot37
Uyt angste dat ghy sout met mijn gedichten gecken:Ga naar voetnoot38
Ick dingh noch geer geen schand, hebb' oock geen eer gesocht,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Maer 't geen my kundigh was dat heb ick voort gebrocht,Ga naar voetnoot40
Al hebdy in u brief my veel te veel gepresen,
Geen roem-sucht noch hovaard en is in my verresen,
Wie hier uyt lust of nijt, sijn naesten prijst of laackt,Ga naar voetnoot43
Die wort van and'ren weer heel leelijck uyt ghemaackt.
45[regelnummer]
Goet rondsche waarheyt geeft veel meerder nut en voordeel
Den schalcken wort verschalckt van sijn schalckhaftigh oordeelGa naar voetnoot46
Wanneer der dinghen schick valt anders dan hy waant,Ga naar voetnoot47
Hy meynt hy mompt de luy, maar wat ist? sy verstaan't,Ga naar voetnoot48
En vlieden voor den drogh gelijck de oude snoeckenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Het lecker lock-aas laet uyt vrees' der angel-hoecken:Ga naar voetnoot50
Dus heeft de werelt oock haar aansicht geblancketGa naar voetnoot51
Voorsinnigh is de man die op haer staert-sleep letGa naar voetnoot52
Dien sal de valsche vrucht niet lusten af te snoepen,Ga naar voetnoot53
Iacobe, goede nacht, mijn eygen saecken roepen
55[regelnummer]
My tot de schilder-kunst, en die tot soet gewin.Ga naar voetnoot55
| |
[pagina 116]
| |
De rymery brengt lust, en wat hooft kennis in,Ga naar voetnoot56
Maer ware wetenschap moetmen van Gode leeren
Mijn hart is, laas! verrockt wil Godt hy kan 't verkeeren.Ga naar voetnoot58
Voorts weet ick waarde vrundt niet wat ick schryven sal
60[regelnummer]
Mijn leven, staat, en doen dat weet ghy mooghlijck al,Ga naar voetnoot60
Dat ick de Princen vaan, hier loffelijck mach voeren,Ga naar voetnoot61
Dat weet ghy in u brief wel kunstigh aen te roeren,
En wenscht my dies geluck, des weet u danck mijn hart:Ga naar voetnoot63
Ick wensch u dat ghy haest oock blyde Bruygom wart:Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Ick wensch u Suster ook so veel heyls te beleven
In dese nieuwe staet als Godt haer wel kan geven.Ga naar voetnoot66
God spaer u Ouders langh welvarend en gesont
Dit wensch ick u en my uyt gantscher zielen grondt.
Hier mede vrient vaert wel, ick weet niet meer te schryven
70[regelnummer]
Als dat ick hoop u vrund van eeuw tot eeuw te blyven.
Geschreven by uwen goetwillighe en toeghedane g.a. bredero. 't Kan verkeeren.
In midd' somer Anno 1613 |
|