tisch fragment; na twee gezongen regels volgt een monoloog van 40 rederijkersverzen van veertien (vs. 7) tot achttien syllaben (vs. 3) met zes of zeven heffingen. Het rijmschema is a a b b c c enz., maar de alternantie van mannelijk en vrouwelijk rijm is wat onregelmatig door de talrijke dubbelrijmen. Tegen het slot hebben enkele regels binnenrijm op het voorafgaande eindrijm, nl. vs. 35 dwingen, vs. 37 ongesonckt en vs. 39 an Angnietie raen. Het fragment heeft geen titel; het opschrift is een regie-aanwijzing.
Deze tekst was, zoals ook door Van Rijnbach (1926, blz. XXXVII), Dibbets (Cl. Kloet, blz. 12) en Kruyskamp ([1969], blz. 15) is opgemerkt, kennelijk bedoeld als de eerste scène van een spel dat een vervolg had moeten zijn op Nicolaas Biestkens' driedelige klucht Claas Kloet, die in 1619 bij Jan Marcusz. te Amsterdam is gedrukt (Dibbets a.w., blz. 15). Dit stuk is blijkens de vermelding op het titelblad op het toneel van de Academie opgevoerd en Bredero kan het dus nog juist gezien hebben. Voor de veronderstelde bedoeling vormt de naamsovereenkomst de eerste aanwijzing, maar er waren al eerder Claas Kloeten in Bredero's wereld, nl. in de Griane en in het Boertigh Liedtboeck (Dibbets a.w., blz. 11). Een sterker bewijs vormt de kleding van Claes, die bij Bredero opkomt met witte kousen als van een hoveling, en het besmeurde schootsvel van een smid. Het laatste beroep van Biestkens' Claas Kloet was namelijk hoefsmid bij Prins Maurits. De derde aanwijzing ligt in de persoon van Claes' vrouw. Biestkens laat hem in het derde deel terugkeren naar Amsterdam, nadat hij getrouwd was met een vrouw die toen Marry heette, maar die voordien onder de naam van Belle Maey een onstuimig leven had geleid in de Antwerpse Lepelstraat en goede herinneringen heeft behouden aan een vurige Spanjaard (Dibbets a.w., vs. 920 vlg.). De situatie bij Bredero sluit hierop aan; als het fragment begint is Belle Maey aan de ‘pocken’ (syfilis), gestorven, nadat ze Claes op haar sterfbed heeft bekend, dat ze zo vaak en zo graag met andere mannen naar bed is geweest. In haar verhaal heeft Bredero de Spanjaard in een Italiaan veranderd, een geheugenfout die volkomen verklaarbaar is, als hij alleen de opvoering heeft gezien, en niet de daarvoor gebruikte geschreven tekst.
Als Claes zingende opkomt draagt hij, behalve de boven vermelde beroepskleding van hoefsmid van de Prins, ook nog een rouwmantel. Daardoor is hij onmiddellijk herkenbaar als een komische dubbelfiguur, niet echt meer in de rouw, nog niet echt weer een gewone ambachtsman. Nu de begrafenis van zijn vrouw en de daarop gevolgde jolige drinkpartij precies zes weken achter de rug zijn en de rouwtermijn die het fatsoen eiste, dus om is, denkt Claes blijkens de twee slotregels van zijn lied (vs. 1-2) aan een nieuw huwelijk, overigens iets waartoe anderen hem al hebben willen verleiden vóor de gepaste tijd. De tweede