almanak verschijnt enkele weken vóor het desbetreffende jaar, en teksten die in november 1617 worden geschreven, komen met het oog op 1618 dus niet meer op tijd. Misschien is er een kleine kans ze ‘in eenen almanak voor 1619’ terug te vinden. Nu kan het moeilijk worden ontkend dat de reeks van twaalf opeenvolgende maanden iets te maken heeft met de kalender, maar of in dit geval de chronologie méer betreft dan de ordening, is toch zeer de vraag. Eerst als men een zeventiende-eeuwse almanak kan aanwijzen, niet slechts met versjes maar met zúlke versjes, krijgt het vermoeden enige zin.
Wie deze korte teksten met aandacht leest, wordt getroffen door de menigte van mensen die zich erin verdringen: Krelis, Ioris, Lambert, Bouwen, Dirck-Oom, Keesje, Klaesje, Lysjen, Lange Ian, Gysje, Trijntje, Eel-hart, Lubbert, en dan zijn we nog maar in mei. En het is niet zó maar een hele menigte, het is noch een groepsportret noch een optocht, het zijn telkens mensen-in-actie, ze vormen een dorpsgemeenschap. Hun bedrijvigheid wordt begrijpelijker wanneer men een stuk of wat latijnse maandnamen vervangt door nederlandse. Februarius is sprokkelmaand: de korte dialoog van Ioris en Lambert vindt plaats nadat de oudere buurman door de huisdeur die tevens kamer- of keukendeur is, binnenkomt en de kleumende Ioris aantreft met zijn benen gevaarlijk dicht bij een vuur van naar men mag aannemen gesprokkeld hout. Het vriest buitenshuis, het is in huis bij de toenmalige bouwtrant van de dorpswoningen nauwelijks warmer, tenzij vlak bij het vuur. Dat Lambert is binnengekomen, behoeft dus ook helemaal niet alleen uit vriendschap of nieuwsgierigheid te zijn, misschien wou hij vooral zijn al te koude handen even warmen. Iulius is hooimaand: de erotische handtastelijkheid van Branckje aangaande Metje, beiden volwassen dorpskinderen, speelt zich af in het hooi, in Bredero's poëzie wel vaker een passende ligplaats-voor-twee. October is wijnmaand: Frans en Ian hebben druiventrossen geplukt en versjouwd, en die moeten nu door Symen voetstoots worden geperst. November is slachtmaand: de vette os zal worden geslacht, een wreed maar feestelijk boers gebeuren terwille van de wintervoorraad worst, rookvlees en pekelvlees; en de blaas waar alle kinderen op azen, is bestemd voor de kleine Andries, het zoontje van de boer of mogelijk van de knecht, om er een rommelpot mee te maken voor de vrolijke bedeltocht met Sint-Maarten. Dat op soortgelijke wijze Ianuarius wordt getypeerd met de speelse feestelijkheden van Driekoningen, ligt voor de hand. Maar met algemene namen als lentemaand, grasmaand en bloeimaand is in directe zin weinig te bereiken. Niet de natuur in haar onderscheiden fasen is door Bredero als thematiek gekozen, maar de menselijke, landelijke bedrijvigheid, de arbeid van het seizoen: het spitten, ploegen en zaaien, het scheren van de schapen, het maaien van het koren, het