Griane
(1973)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 260]
| |
Vereeringh AendeGa naar voetnoot- Waan-bet-weters.Ga naar voetnoot-Hoe komt u voorsack Soyl so bolGa naar voetnoot1
Ghestopt, ghepropt ten boorde vol,
En wan en ydel is sy achter?Ga naar voetnoot3
Hier steeck ick in een yeders dat,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Al is de hinderst leech en plat,Ga naar voetnoot5
Daar duw ick in myn eyghen lachter.Ga naar voetnoot6
Meest ygh'lyck op een ander siet,Ga naar voetnoot7
Maar waarom op zyn selven niet?
Dat waar immers goet, licht, en veylich.
10[regelnummer]
Och niemandt gaat eens in zyn hart,
Noch niemandt siet zyn eyghen swart,
Want elck acht zyn selven heylich.
Elck siet zyn broeders splinter schalck,Ga naar voetnoot13
Maar selden doch zyn eyghen balck.
15[regelnummer]
O wat wonderlycke saken!
Die beslabt is met de meeste sondt,Ga naar voetnoot16
Die soeckt hier door zyn lastermondt
Met anders dreck hem schoon te maken.
Hierom 't Heromnes ist niet vremt?Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Den ander schots, belabt, beschemptGa naar voetnoot20
| |
[pagina 261]
| |
Beschelt, beliecht, bekalt beseffen:Ga naar voetnoot21
Komt yemandt tot wat meerder staat,
Hy werdt beguychelt en versmaat,Ga naar voetnoot23
En veel schamp-schootjes op hem treffen.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Die steets zyn werck van schempen maackt
Op't lest so in de wenste raacktGa naar voetnoot26
Dat hy't na wil; niet kan vermyden.Ga naar voetnoot27
Hy schrolt op't goede als op't quaadt,Ga naar voetnoot28
Waar door te recht hem yeder haat,
30[regelnummer]
Want niemandt mach den spotter lyden.
Het nut berispen dickwils leert,Ga naar voetnoot31
En 't sot lief-koosen maackt verkeert.Ga naar voetnoot32
Gheen vrienden zynt die altoos prysen,
Dat maackt de wysen, broets en geck,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
't Zyn gheen vyanden die 't ghebreck
Met reden stichtich gaan bewysen.Ga naar voetnoot36
Die yets bestraft met onverstant,
Behaalt een wel verdiende schant,
Als Midas met zijn Esels ooren.
40[regelnummer]
De wijn men in het proeven smaackt:
De Man in 't gheen hy looft of laackt:
De Sot laat veel tijdts sotheydt hooren.
De vroeden zijn ghedachten veynst,Ga naar voetnoot43
De geck die relt al wat hy peynst,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Hy ansiet tijdt, persoon, noch staten;
Sonder belul voert hy de vlagh,Ga naar voetnoot46
Hy brenght zijn ylheydt aanden dach,Ga naar voetnoot47
Recht als de holle leghe vaten.
Wist eens een dwaas dat hy waar sot,
| |
[pagina 262]
| |
50[regelnummer]
En badt de ghoede groote God,
Hy souw dat 's wis wel haast ghenesen:
Maar sotheydt is van dier ghedaant,Ga naar voetnoot52
Dat sy haar selfs de wyste waant,Ga naar voetnoot53
Dus blijft de Nar in't narre wesen.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Cicero seydt met woorden klaar:
Hy moet in als zyn onstrafbaarGa naar voetnoot56
Die op een ander yets wil spreken.Ga naar voetnoot57
Wie isser die so suyver leeft,
Dat hy gheen smet noch vuyl en heeft?
60[regelnummer]
Niemant (elck het zijn) ick mijn ghebreken.Ga naar voetnoot60
Soo yemandt siet dat my mis-staat,Ga naar voetnoot61
Die spieghel hem en schuw het quaat,
Of lust hem myn (ick soeck) te leeren:Ga naar voetnoot63
Men buyght de groene jonghe rys,
65[regelnummer]
Ick snack na een goet onderwys,
Dat my in beter kan verkeeren.
G.A. Bredero.
|
|