Griane
(1973)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 111]
| |
Voor-reden Aande verstandichste rymers Der Nederlandsche poësye.1Hooge, geleerde, en niettemin grootgheestighe Mannen; ick denckGa naar voetnoot1 2 dat ick u alle te samen een soet ende lachelyck Bancket hebbe aange-Ga naar voetnoot23recht, met mijn so wel Boersche als leeke stijl van dichten: WanneerGa naar voetnoot3 4 als ghy met de Veer-kijckers van u al doorsichtige Oogen sult duer-Ga naar voetnoot45soecken en sien, myn gheneugelycke mis-slagen, insonderheydt, doenGa naar voetnoot5 6 ick meende inde vlaghen van myn Rym-lust, het alderwiste te hebben:Ga naar voetnoot6 7 Maar nadien my de vliesen van die verwaantheyt zyn afgedaan, doorGa naar voetnoot7 8 de tegenwoordighe aldervernaamste en treffelykste Dicht-schryvers 9 van onser Eeuwe, hebbe ick (dan te laat) bevroet, dat ick in myn vernuftGa naar voetnoot9 10 met blinde streecken schermutselde. Tis waar dat ik meer op het aan-Ga naar voetnoot1011sicht mijns beginsels sach, als op de voeten van myn uytkoomste, diesGa naar voetnoot11 12 ist ghevallen dat ick in een groote Dool-hof van gebreken ben ghe- | |
[pagina 112]
| |
13raackt, so wel inde loop der gemener woorden, als oock inde verdelingeGa naar voetnoot13 14 der wercken, en der tijden, sulckx dat ick tegen 'tgebruyck der Grie-15cken, Latynen en Fransche hier in heb gevoeght een Tijt van meer als 16 20 Iaren, daar sylieden selden meer daghs namen, dan een Etmaal, twee,Ga naar voetnoot16 17 of minder. Is hier niet knnstelyck ghereden-kavelt, noch van onsien-Ga naar voetnoot1718lijcke of twijfelachtighe dingen sinnelijck gevernufteliseert, dat sultGa naar voetnoot18 19 ghylieden, die neffens u over-natuurlijck verstandt, de Boeken en ghe-Ga naar voetnoot1920leertheydt der uytlandtsche Volcken te voordeel hebt, om myn een-Ga naar voetnoot2021voudicheyt, en alleen Amstelredamsche Taal verschoonen. Ghy goedigheGa naar voetnoot21 22 Gooden van Mannen! die in u groote Rijmen de Vrouwen, Dienst-Ga naar voetnoot2223meysens, ja Stal-knechts doet Philosopheren, van overtreffelijcke ver-Ga naar voetnoot2324holentheden, het sy vande beweghinghe der Sterren, ofte vande driftGa naar voetnoot24 25 des Hemels, oft vande grootheydt der Sonne, oft andere schier onuyt-Ga naar voetnoot2526denckelycke saken, dat ick doch meer voor een bewijs van uwe weten-27schap acht, als voor een eygenschap in die slach van Menschen: Ick 28 hebbe door mijn slechtheyt een Boer boerachtigh doen spreken, enGa naar voetnoot28 29 meer de ghewoonte dan de kunst ghevolght, heb ick hier inne mis-Ga naar voetnoot2930ghetast, wilt my die faal-grepen vergheven, 't is by my ten bestenGa naar voetnoot30 31 ghemeent: Doch wil ick niet ontkennen, dat het verstant niet en isGa naar voetnoot31 32 ghehouden ande kleene of groote staat van 't Volck, vermits datmenGa naar voetnoot32 33 onder alle luyden verstandighe lieden vindt, dan somtijts heel selden:Ga naar voetnoot33 34 Doch ick hebbe soo geluckigh niet gheweest, dat ick sulcke welspre-35kende hebbe konnen kryghen, wilt dan om myn ongeluck myn goetGa naar voetnoot35 | |
[pagina 113]
| |
36 voornemen prysen, en myn doolinge met u bescheydenheydt ver-Ga naar voetnoot3637beteren: Het welcken u bidt, die u allen alles goets wenscht,
De allederminste onder de Rijmers
G.A. Bredero.
't Kan verkeeren. |
|