Griane
(1973)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 101]
| |
[Griane] | |
[pagina 103]
| |
Toe-schrijvinghGa naar voetnoot- aende eerbare en wel-sprekendeGa naar voetnoot- M.P.D.Ga naar voetnoot††1Ghy sult my waarde Maria, ofte te veel vertrouwens, ofte te weynich 2 oordeels toerekenen, vermits ick so vermetel ben geweest, van dat ickGa naar voetnoot2 3 niet alleen U.L. hebbe darren anspreken, maar oock, om dat ick soGa naar voetnoot3 4 stout ben, dat ick u dese myne Rijmeleryen toe-eyghenen darf, mits-Ga naar voetnoot45gaders dat ick dit onvolmaackte werck voor de nijdighe, of de al teGa naar voetnoot5 6 kiesche hebbe durven brenghen, die ongetwijffelt haar stinckendeGa naar voetnoot6 7 tanden daar mede stoken, en my eenige leelijcke kliecken en klackenGa naar voetnoot7 8 toewerpen sullen: 't welck ick gemoedicht ben lydtsamelyck te ver-Ga naar voetnoot89draghen, op avonture of sy noch yets by ghevalle daar in mochtenGa naar voetnoot9 10 berispen, het welcke my in andere saken verbeteren en wijsmaken 11 mocht; alsomen doch na Plutarchi segghen meer nutticheyts uyt de 12 scherpe bestraffinge der vyanden, als door het blinde vingerkijken derGa naar voetnoot12 13 vrunden te verwachten heeft: Maar om de waarheyt te seggen, ic ben 14 so seer niet belust om myn wangunstige sprekende te maken, als ic welGa naar voetnoot14 15 willich ben om u te bidden dat ghy, ô glorye van Amsterdam! mynGa naar voetnoot15 | |
[pagina 104]
| |
16 vryposticheyt ten besten, en dese myne geringe vereeringe in 't goedeGa naar voetnoot16 17 afnemen wilt, van het welcke ick nimmer ondanckbaar noch slof in 'tGa naar voetnoot17 18 vergelden en sal bevonden worden, waar an dat ick weet dat ghy niet 19 en twijffelt. Daaromme dan, ô ghy alderschranderste! die niet van een 20 sterffelycke vrouw, maar selfs van den onsterffelycke God schynt voort-21gebracht, ten aensien van u meer als menschelyc verstant, daar de klare 22 Godheyt so merckelyk in speelt, dat de levendige luyster van u door-Ga naar voetnoot2223luchtighe en uytmuntende geest u schoon en reysich lichaam door-Ga naar voetnoot2324vrolyckt en verciert, recht als door de meesterlycke hant eens kunst-Ga naar voetnoot2425rycke goud-werkers, de suyverlycke welgemaakte casse eens Edelen 26 rings te meer wert verryckt door de alderblinckenste, en waerdighste 27 steen, die met zyn bly-gheestighe stralen het lieve gout te heerlycker enGa naar voetnoot27 28 te blyer doet schijnen. 29O licht van onse tyt! hoe dickwils hebben my de blixems van uGa naar voetnoot29 30 onwaardeerlycke redenen niet alleen verwondert: maar tot in mynGa naar voetnoot30 31 binnenste geslagen, met een huegelycke verslagentheyt: Gesegent syGa naar voetnoot31 32 de uur doen ick u so geluckelyck gemoeten, doen ick door des Hemels 33 gunste meerder kennisse van u goede bevallicheyt vercreeg, en doorGa naar voetnoot33 34 u lieve ommegang geware wiert dyne wyze en uytgenomen zeden.Ga naar voetnoot34 35 Hoe menichmael hebdy myn doen staen gelycken als vervoert? wan-Ga naar voetnoot3536neer de ervarentheyt, my voor de oogen mynes vernufts vertoondeGa naar voetnoot36 37 met wat een hoogen wetenschap u uytgelesen siel was, en is gestoffeert:Ga naar voetnoot37 38 de welke ghy met de minnelyckste aardicheyt weet te disteleren en teGa naar voetnoot38 39 kleynsen door de teems van u honich-vloeyende tongh, waarna ghyGa naar voetnoot39 40 doet snacken de aldergeleertste ooren. En alhoewel ghy ongeleert zyt,Ga naar voetnoot40 41 so trotst, en beschaamt ghy selfs de geleertheyt der gheleerden, met uGa naar voetnoot41 | |
[pagina 105]
| |
42 natuurlycke kennisse, vande welcke ick garen meerder schreef, dan omGa naar voetnoot42 43 den vleyer of den vrijer niet te maken, sal ick hier mede endigen,Ga naar voetnoot43 44 anderwerf biddende dat uwe huesheydt mijn groote vrymoedicheyt 45 en cleene dienst int goede ontfangen, en de ghebreken die hier veel in 46 zijn verhelpen wilt, ick weet seer wel dat ick door onkunde der 47 wtheemscher letteren, dickwils teghen de maten en clancken der La-Ga naar voetnoot4748tijnscher uytspraken hebbe gestribbelt, en de soeticheyt der woorden in 49 hartheyt van spreken verandert heb, maar de misbruycken die door 50 onwetenheyt gheschieden, werden meestentijt by alle verstandigen 51 rechteren innegesien en verschoont; het welcke dat ick hoop dat myGa naar voetnoot51 52 hier inne van u, en alle lesers en leserinnen (die my iets vermuegen) oocGa naar voetnoot52 53 sal gelucken. Isset so treffelijc niet alst wel behoorde, het is te minsten 54 so veel als ic voor die tijd vermocht, en niet als ick doen wel wilden,Ga naar voetnoot54 55 en nu wel souw kunnen wenschen. Hier mede wil ick u, ô geluckige 56 Welspreeckster! dit selvige boeckje van 't Spel van Griane Toe-57eygenen; verhopende dat het u niet on-aengenaam wesen en sal, ver-58mits het u in 't spelen wel bevallen heeft. Endelingh beveel ick u denGa naar voetnoot58 59 almogende Gever, dat die u gheve het gheen ghy selve, en dat u van 60 harten wenscht 61Uwen in als ghetrouwen VrientGa naar voetnoot61
Garbrant Bredero. |
|