Het daget uyt den oosten
(1976)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
Eerste uytkomst.
Ioffer margriet, met Fytjen ende Claertjen haer Staet-dochters.
Myn Maeghdekens wandelt hier in de groene gaerde,
Of soeckt de schaduw' koel, van de hooge dicht beblaerde
Lindeboom; so niet haelt een waterluchjen frisGa naar voetnoot3
Aen de bebiesde boord des Vijvers vol van vis:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Gaet heen mijn Dochters, gaet daer u de lusten leyen;Ga naar voetnoot5
Ick sal u luyden by den Bloem-hof gaen verbeyen,
Onder de Roselaer: doch gaet niet veerder, dan
Mijn schrale schorre keel u wel beroepen kan.Ga naar voetnoot8
Verseeckert my de deur met alle zijn behoorte.Ga naar voetnoot9
fytjen
10[regelnummer]
De groote grendels sijn gheschoven voor de poorte,
't Nacht-slot is toegheknipt van Claertjen mijn gespeel.Ga naar voetnoot11
| |
[pagina 92]
| |
claertjen
Joffrouw wy sullen gaen in 't Ligustrum Prieel,
Of spieg'len met ghemack ons inde stille stromen,Ga naar voetnoot13
Van daer soo wand'len wy onder de Boecke bomen,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
En soo na 't Braem-bosch toe, en sien de jonghe Elst,Ga naar voetnoot15
Van de verliefde Hop, soo vriendelijck omhelst,Ga naar voetnoot16
Dat het bekoort tot Min de sterffelijcke lieden.Ga naar voetnoot17
fytjen
Me-Vrouw alst u ghelieft soo mooghdy ons gebieden,
Ghy sult ons tot u dienst sien willigh en bereydt.
margriet
20[regelnummer]
Gaet daer 't u wel bevalt, ick snack naer eensaemheyt,Ga naar voetnoot20
Ach! ghedwongen vryheyt, willige slavernye:Ga naar voetnoot21
Ach! sure soetigheyt, ach! lustigh lieflijck lye,Ga naar voetnoot22
Ach kleyn verkooren Godt! die door u groote krachtGa naar voetnoot23
Het sinnelijcke breyn, van 't menschelijck geslacht,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Soo wonderlijck beheert; die onse moog'lijckhedenGa naar voetnoot25
Van spitvinnich vernuft, en van veersiende reden,Ga naar voetnoot26
Ga naar margenoot+Verbystert en vervreemt, O hoogh-vermogen Min,Ga naar voetnoot27
Die Goden schrickt en schut, Groot-vorst van ziel, en sin,Ga naar voetnoot28
Die met ontsach en vrees' heerschapt en kunt bestierenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Den breydeloosen drift van wilde, woeste dieren;
| |
[pagina 93]
| |
De Koninghlijcke Leeuw, grootmoedich trots en gram,Ga naar voetnoot31
Die ciddert voor dijn toom, en gaet gelijck een Lam.
De loose Luypart tuckt, op Moorden en vernielen,Ga naar voetnoot33
Die volght u als een Hondt sachtmoedich aen de hielen,
35[regelnummer]
De eedle Eliphant, noch starcke Stieren fors,
Noch oock het stoute Swijn, en d'overbarsche Bors,Ga naar voetnoot36
Die hebben noyt dijn jock verworpen noch geweygert,Ga naar voetnoot37
Het prachtich praelend Paert dat soo brood-droncken steygert,Ga naar voetnoot38
En vrolijck danst en springht, is u ghehoorsaem stracx,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
De snelle Hasewindt, de Spinjoens en de Bracx;Ga naar voetnoot40
De slechte Schaepjens en de vette mellick beesten,Ga naar voetnoot41
Die sijn u onderdaen, wat maecksel of wat geestenGa naar voetnoot42
Dat vliegen aen de Lucht, of swemmen mach in Zee:
Ja d'Ellementen selfs, en 't onderaerdtse VeeGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Die volghen u gebien, van uwe kracht getuygen
Den Hemel, Hel, en Aerd, die ghy na wensch kunt buygen,Ga naar voetnoot46
Al wat de goude Son beschittert en bestraelt,
Sijn leven en sijn liefd van uwe Godheydt haelt.Ga naar voetnoot48
Krachtighe Lente die de grijse witte hairen
50[regelnummer]
Des kalen winters plockt; ghy die teeldt alle jarenGa naar voetnoot50
De jeuchelijcke May, met heyl-kruyt vroech gewas,Ga naar voetnoot51
Met lof en lovertjens en schoon versulvert gras,
't Welck ghy met varschen douw des uchtens doet bedyen,Ga naar voetnoot53
Doch haest verandert door verwisseling van TyenGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Der Bomen vier-kleen, en haer bloeyende gestaltGa naar voetnoot55
| |
[pagina 94]
| |
Van bloosend' bloeysem op een korte stondt vervalt.
Siet de stock-stille windt, van 't laeuw en luwe zuyen,
En houd niet langer stal, maer raest en blaest by buyen,Ga naar voetnoot58
Het hoerachtich geluck lieflacchend' in haer schick,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Verrockt haer goede gunst meest elcken oogenblick;Ga naar voetnoot60
Dit Schepsel schoon, maer sot, dat soo vermeetel heden,Ga naar voetnoot61
Het arme aerdrijck trapt, is morghen overleden,Ga naar voetnoot62
Vergeeten en vergaen; al 't gheen hier 't grootste schijnt,
Verwandelt sigs geringh gelijck de lichte wijnt,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
De tydeloose mensch speelt met zijn aertsche sinnen,Ga naar voetnoot65
En waggelt met sijn lust, en wayfelt met sijn minne,Ga naar voetnoot66
Soo vluchtich, so geswindt, so wuft, soo wispeltuur,
En kuyfelt met de keur, wel duystmael in een uur,Ga naar voetnoot68
Doch ick Margariet en kan van sinnen niet veranderen,
70[regelnummer]
Eer souw dit ronde rondt vernieten en verwand'len,Ga naar voetnoot70
Eer sal dit rancke rif vermorselen in 't stof,Ga naar voetnoot71
Eer sal mijn vlugge geest by Pluto houden Hof,Ga naar voetnoot72
Ga naar margenoot+Eer ick Vechthardus souw vergeten of verliesen,
Door snoo lichtvaerdicheyt of al te sot verkiesen.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Ach minne die in my soo aerdigh tafereelt,Ga naar voetnoot75
En schildert in den droom dat frissche gladde beeldt
Mijns liefs die my omarmt; O lieffelijcke looghen!
Hoe garen waer ick nu soo vriendelijck bedrooghen?
Maelt my sijn aenschijn nu, niet bleeck, niet blaeu, niet ros,Ga naar voetnoot79
| |
[pagina 95]
| |
80[regelnummer]
Maer recht als mellick en bloed, besprenght met bloosend blos,Ga naar voetnoot80
Sijn minnelijck ghesicht, sijn wel ghedane wangen,Ga naar voetnoot81
Daer locken dicht gekruyft, soo swad'rich over hangen,Ga naar voetnoot82
Sijn mannelijcke borst, en statich strack ghelaet,
Daer onse Eeuwe noch veel van te wachten staet.
85[regelnummer]
Wat leeden wel ghemaeckt, zijn braef gewaed verschuylen?Ga naar voetnoot85
Wat beenen dragen 't lijf? ghelijck twee starcke suylen;
Cupido wrang en wreet, het schijnt schier of ghy swoert
Mijn heele ondergang: vermits dat ghy vervoertGa naar voetnoot88
Sijn eed'le ziel van my, heb ick oyt schaerts, met sparenGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Ten offer yets versuymt? heb ick voor dijn Altaren
Niet nederigh gheknielt, ghebeden, en gheweent?
En immers blijft u hart verhart, verstockt, versteent;Ga naar voetnoot92
En kan dit suyver nat geparst uyt drooghe oogenGa naar voetnoot93
U niet bewegen tot mee-lijen en medoogen
95[regelnummer]
Van dees verliefde? Ach! maer ongeminde Maeght,Ga naar voetnoot95
Soo hebb' ick leyder laes! al vruchteloos geklaeght.Ga naar voetnoot96
U Godtheyt is versiert, en valsch u heylicheden:Ga naar voetnoot97
Dat men u Godlijck noemt bestaet in recht, noch reden:Ga naar voetnoot98
't Is ydel ongegrond al dat men van u seyd,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Wat sydy anders dan een malle sinnelijckheyd?Ga naar voetnoot100
Die uyt keursieck ghesicht de geesten weet te purenGa naar voetnoot101
Van 't dunst en 't fijnste bloed der schooner Creaturen;
En nestelt soo ter sluyck onsichtbaer in het hart.
O breyneloose mensch hoe sydy soo verwart,
| |
[pagina 96]
| |
105[regelnummer]
Dat ghy dit oolijck wicht soo Hemels hebt verheven?Ga naar voetnoot105
Dat geen meer macht en heeft dan wy het selve geven.
Sacht! sacht! Margrita sacht, wat lastert uwe sin?Ga naar voetnoot107
Hoe loochend ghy de kracht, en hoocheyd van de Min?
Sijn doodelijcke flits en onvliebare pylenGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
Ghy oordeelt al te licht: wat voordeel komt van ylen?Ga naar voetnoot110
Cupido 't is mijn schult, ick bidd' vergeeft het mijn,
Dees domme deeren wilt nu doch genadich zijn:Ga naar voetnoot112
O nette-schutter die u schichten hebt ghesondenGa naar voetnoot113
In dese brossche borst, waerom gaedy niet wondenGa naar voetnoot114
115[regelnummer]
Het oorloghs herte van mijn uyt-ghelesen Heer?
Leyt in de saeck ghevaer te grooter is de eer,
En hebdy klem, noch kunst? is u de moet ontvlodenGa naar voetnoot117
Ghy terger van dit volck, van Hemel-lien en Goden?Ga naar voetnoot118
Ga naar margenoot+Ach! dat mijn vierigh oogh tot minne niet bekoort
120[regelnummer]
Mijn Vechthart! daer mijn siel vol vyers schier stickt, en smoort,Ga naar voetnoot120
O ghy Metale man! sal mijn verliefde suchten
Van 't yser harde hert, steets stuyten sonder vruchten?Ga naar voetnoot122
Sal dit klaeghlijck gesmeeck, soo droevigh als bevreest
Ontgrend'len nimmermeer de deuren van u Gheest?
125[regelnummer]
Sal dit deerlijck opsien, dit vriend'lijck ooghewinckenGa naar voetnoot125
Niet eens in u gemoet? niet eens in 't herte sincken?Ga naar voetnoot126
Soo acht ick dat je bent een harde steene rots,
Een Yssigh koude Ziel, gheschilfert van een schots,
Uyt Goden lust ghevormt om my wat te temteeren.
130[regelnummer]
Margriete wat is dit? wildy nu schrandriseerenGa naar voetnoot130
| |
[pagina 97]
| |
Van wat stof dat de ziel hier boven werd ghemaeckt?
Siet toe! siet toe dat ghy aen 't rasen niet en raeckt.
Margrita wilt niet meer met u ghespeelen spotten,
Om dat sy recht als ghy op yemand hier versotten:Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Vermits dat dese gicht den Hemel ons in plant.Ga naar voetnoot135
Maer Vechthart wat geefs' u? Helaes de wreetheyt, wantGa naar voetnoot136
U moedich herte leeft in bloedighe slach-oorden,Ga naar voetnoot137
Ghy hoort met soete lust der ziel-spouwers klaegh-woorden,Ga naar voetnoot138
Het jammerlijck gegil, wreet ysselijck en fel,
140[regelnummer]
Is u vroolijckste vrucht, u tijt verdrijf, en spel.Ga naar voetnoot140
't Gheklaater, staels gheklanck, van swaerd of hellebaerden,Ga naar voetnoot141
En 't grimmich woest ghebriesch der bitse felle paerdenGa naar voetnoot142
Is u vermaeck en vrucht, ghy schiet de schutten los,Ga naar voetnoot143
Ghy rijdt, ghy rotst, ghy rundt, op dijn pick-swarte RosGa naar voetnoot144
145[regelnummer]
In de voor-draf voor aen, de eerste aen de vesten,Ga naar voetnoot145
In het schermutsen streng, in 't af-wijcken de lesten:Ga naar voetnoot146
Dit is u krijgs ghebruyck, u handelingh en plicht,
Ghy zijt niet lievers dan de Vyand in 't ghesicht:
Ghy siet niet lievers dan met grove kracht van ving'ren
150[regelnummer]
De dolle bloed-vaen vloock, geestich en swierend' sling'ren,Ga naar voetnoot150
De roode wonden die 't ghemeene volck verbleeckt,Ga naar voetnoot151
In u een heete lust tot weder-wraeck ontsteeckt:
Ach Nederlandtsche Mars! ghy blixem in het strijen,
Hollandtsche hoochste roem, cieraet van onse tijen,
155[regelnummer]
Hoe komt doch dat de tocht van dit hartvochtich hert,Ga naar voetnoot155
Niet door den tijt en meuckt, noch leemiger en wert?Ga naar voetnoot156
| |
[pagina 98]
| |
Ay werpt u wapens wech! mijn lief! sydy niet wyser?
Gheen Borst-stucken van stael, geen ruggen swaer van yser,
Geen schilden dick van leer, geen kolders soo geringt,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Daer Cupidoos gheschut niet licht door heenen dringt:Ga naar voetnoot160
Al waert schoon dat ghy u in 't kooper liet besmedenGa naar voetnoot161
Rondom u heele lijf, van boven tot beneden,
En liet alleene maer wat luchts voor oogh of oor,
Ghy wierd terstont ghequetst door 't sien of door 't ghehoor,Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ten waer dat ghy verkleumt van leven en van leden,Ga naar voetnoot165
In u Natuur vervroor van alle mensch'lijckheden.
Maer soo minn'loos en is dit jeughdlijck aenschijn niet,
Daer men de minne-kunst soo lief vermaelt in siet,Ga naar voetnoot168
Soo lief vermaelt in siet, dat ick 't altoos sal houwen
170[regelnummer]
Een wonder in de mans, een spiegel voor de vrouwen.
Wel op mijn suffe hert u selven wat verquicktGa naar voetnoot171
Nu met de soete hoop: misschien het nood-lot schicktGa naar voetnoot172
Dat ghy u lieve lief, door liefde sult verwinnen,
Want het Doorluchtich hert van hoogh en eed'le sinnenGa naar voetnoot174
175[regelnummer]
Vergeld de weldaet waer het immer kan of machGa naar voetnoot175
Somwijls wel seven vout. Maer ay Margrita ach!
Ghy rueckeloose maeghd, wat mooghdy u toeleggen,Ga naar voetnoot177
Van 't geen de valsche vrouw de hoop u mach toeseggen?Ga naar voetnoot178
Weet ghy niet dat zy loos, en logenachtich is?Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Van gunst-woorden rijck, maer in 't geven onghewis?
De rechte streecken van de grootste Heeren Hoven,Ga naar voetnoot181
Is loch, en droch, vermomt met vriendelijck beloven.Ga naar voetnoot182
| |
[pagina 99]
| |
Tweede handeling.
rey van jufferen
1.
‘De groote Godt die 't al beheert,
‘Voorwetend' weet wat ons ontbeert,
185[regelnummer]
‘Die schenckt ons, ons behoeven:Ga naar voetnoot185
‘Gherechticheydt met stalen arm
‘Gheeft hy den goeden tot haer scherm;Ga naar voetnoot187
‘En tot een straf de Boeven.
2.
‘Wat waer ons leven sonder haer?
190[regelnummer]
‘Niet dan ellend', soo voor als naer;
‘Door haer soo leeft men vredich:
‘O schoon Astrea soete Maeghd!Ga naar voetnoot192
‘Ick wensch men u in 't harte draeght
‘By onse lands-luy zedich.
3.
195[regelnummer]
‘Kom stichster van de soete vree,
‘Kom sticht oock onse reyen mee:Ga naar voetnoot196
‘En leert ons jonghe struycken,Ga naar voetnoot197
Ga naar margenoot+‘Hoe sy in kuysche eerbaerheydt
‘By 't Ionghe manschap haren tijdt
200[regelnummer]
‘Met vreucht moghen ghebruycken.
| |
[pagina 100]
| |
4.
‘Neemt haet en alle afjonst wegh,Ga naar voetnoot201
‘En achterklap haer snoo ghesegh,Ga naar voetnoot202
‘Laet liefde daer voor groeyen:Ga naar voetnoot203
‘Liefde, die al de Werrelt sticht,
205[regelnummer]
‘Liefde, die in de weerliefd' licht,Ga naar voetnoot205
‘Liefde, die ons hert doet bloeyen.
5.
‘Liefd' die met yser banden bindt.
‘Liefd' die geldts passy overwindt,
‘Liefd' die geen doodt kan scheyden:Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
‘Laet sulcke liefde staegh in mijn,
‘Laet sulcke liefde in hem sijn,Ga naar voetnoot211
‘Die ons ten Huw'lijck leyden.
6.
‘Waer dat alsulcke Liefde woont,
‘Daer oock Godt sijnen seghen toont:
215[regelnummer]
‘Daer man en Vrouw te gader
‘Staegh leven in een blye lust,
‘Staegh leven in een soete rust,
‘Wat wenscht men wellust nader?Ga naar voetnoot218
7.
‘Maer wie de geyle Min aenslaet,Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
‘Die voelt het als het is te laetGa naar voetnoot220
‘Hoe haest haer vlam kan smooren,Ga naar voetnoot221
| |
[pagina 101]
| |
‘Soo oock die om het snoode gelt,
‘Hem onder Hymens vaendel stelt,Ga naar voetnoot223
‘Die heeft sijn Hel verkooren.
8.
225[regelnummer]
‘'t Blijckt en heeft ghebleken meer
‘Dat wie na deuchden noch na eer
‘Niet saghen; sijn verlooren:
‘'t Goet en de geyle Minne-brandt,
‘En baert maer onheyl, sond', en schand,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
‘En sijn tot ramp ghebooren.
Velden.
| |
Ga naar margenoot+Derde handeling.
margriet, met haer beyde Staet-dochteren.
Konstrijcke strael-Fonteyn, hoe langsaem of hoe loom,Ga naar voetnoot231
Doch dartel krult de staert van u slangwyse stroom,Ga naar voetnoot232
Dees water-beecken, soo van lauwe tranen springen,Ga naar voetnoot233
Die nu soo swierend langs mijn roose wangen dringen,Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
En banen daer een wech van schoorloos slibrigh spoor,Ga naar voetnoot235
Ach! hoe verlept en doof is 't glantsich gloeyend' gloor,Ga naar voetnoot236
Dat op mijn lipjens root als kersjens plach te proncken,
Och ooghen wat'righ droef, hoe siedy dus verdroncken?
| |
[pagina 102]
| |
Ach wangelatich mensch van onghedaen aenschijn,Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
Waer is die stemmicheydt die in u plach te sijn?Ga naar voetnoot240
Ach! dat mijn Vechthart mocht in dese staet aenschouwen,Ga naar voetnoot241
Souw hy hem kunnen wel van schreyen oock onthouwen?
Neen dat gheloof ick niet: of moghelijck souw hy
Verschooten vluchten wech, want selfs ick schrick voor my,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Als ick my spiegel in de Christalijne glasen;
Hoe souw een ander hem dan niet voor my verbasen?Ga naar voetnoot246
Ach lusteloos gemoet! hoe ongereddert leytGa naar voetnoot247
Dit hulsel nu verschickt, versloryt en verspreyt,Ga naar voetnoot248
Ick wil my toyen op met kostlijcke ghesmyde,Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Want heerelijck gewaed van schoone sachte syde
Verciert de frisheyt van de wel geschapen leen.
Nu dondert jachtich op versturve sinlijckheen,Ga naar voetnoot252
En neemt u heerschappy, want van het lieflijck minneGa naar voetnoot253
Is reynicheydt voor al een lieve ghesellinne.Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Komt hier mijn goude kam, leckt dit goud-dradig hayr,Ga naar voetnoot255
Ick doop dees' dunne dweyl in dit stil water klaerGa naar voetnoot256
Daer men de steentjens op de bodem wel kan tellen.
Mijn aensicht dunckt my nu begint sich te verstellen,Ga naar voetnoot258
De schoonheydt die verrijst, wat soo, dat 's d'oude slach.Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Och Vechthart! dat ghy nu dit schoone wesen sach,Ga naar voetnoot260
Het souw sijn jongh ghemoet tot minnen haest bekooren.Ga naar voetnoot261
| |
[pagina 103]
| |
Ach ick vergeckte Maeght hoe laet ick my verdoorenGa naar voetnoot262
Van eyghen liefde, en van het pluymstrijcken vals,
Wel is dit aensicht, noch dees swaen-sneeuwitten hals,
265[regelnummer]
Noch jonst, noch eer, noch trouw in 't minste dan meer waerdigh?Ga naar voetnoot265
Ja sy gewisselijck, 't is billick, 't is rechtvaerdichGa naar voetnoot266
Dat meenich Eelman prijst, voor goddelijck in mijn
Dese volmaecktheen die my toegeheyligt zijn.Ga naar voetnoot268
Nu vlecht een Cranselijn van wit en roode roosjens,
270[regelnummer]
Van Venckel en van Tijm, van bruyn en blancke sloosjes,Ga naar voetnoot270
Van paersche Vyolet, van sprenckeld Angelier:Ga naar voetnoot271
Ga naar margenoot+Ick acht geen Turcksche Tulp, noch Keysers Kroone dier,Ga naar voetnoot272
Daer de bloem-gecken dwaes soo veel gelts aen verquissen,Ga naar voetnoot273
Ick hou een Leely wit of dubbelde Nartsissen
275[regelnummer]
Al veel reuck-rijcker, en veel schoonder in het oogh;
Doch 't oordeel van de mensch die heft ten Hemel hooghGa naar voetnoot276
De dingen die natuur op Aerde minst mach sennen;Ga naar voetnoot277
Doch den verstandelaer, kan schoonicheydt erkennenGa naar voetnoot278
In 't geen de miente man door quae gewoonte braeckt:Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Die siet dat Godt elck ding hoog-prijslijck heeft gemaeckt.Ga naar voetnoot280
Wat! moeyt Margriete haer nu met Philosophye?Ga naar voetnoot281
't Leeraren voeght haer niet, maer wel de vryeryen.
Hoe komt dat ick mijn tijt dan reuckeloos verquis?Ga naar voetnoot283
Och! daer verschijnt mijn sinn' de schoone beeltenisGa naar voetnoot284
| |
[pagina 104]
| |
285[regelnummer]
Van mijn volmaeckte lief, in eeren seer verheven;
Ay wel-ghebooren Heldt! ay wortel van mijn leven!
Ach leven van mijn Ziel! Ick hebb' geen ander vrees,
Geen ander sorg, noch angst, geen twijffeling, als dees;
Te weten! dat ghy lief met vast beslooten sinnen,Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Een ander hertlijck lieft, en my niet kunt beminnen.
Komt herwaarts Maegden houw! haelt de Harp en de Luyt,Ga naar voetnoot291
En speelt dees fantasy my doch ten hoofden uyt,Ga naar voetnoot292
En ghy mijn maerte singt, mijn lieve leyde klagenGa naar voetnoot293
Die ick selfs hebb' gemaeckt mijn Vechthart te behagen.
claertjen singht, op de Stemme: Si tanto Gratiosa.
295[regelnummer]
Lof Moeder van de Minne,Ga naar voetnoot295
Met u gheswind en schutterlijcke jongen,Ga naar voetnoot296
Die myn verneerde sinnen,Ga naar voetnoot297
Wel eer met een achtbaerheyt ontfongen:Ga naar voetnoot298
Ghy die 't gemoet, soo vrolijck voedt,
300[regelnummer]
En salight steedts met vreuchden;
Komt daeldt hier by men // En leert my kunstich rymenGa naar voetnoot301
Myn liefs deughden.
| |
[pagina 105]
| |
O schoonheydt net besneden,Ga naar voetnoot303
Van leest, van schick, van stal, van swier, van standen,Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Van uytghelesen leden,
Van hooft, van hals, van heupen en van handen,
Niet rang noch vet, maer wel gheset,Ga naar voetnoot307
Bevalligh en behendigh,
Doch grooter gaven; zyn in u ziel gegravenGa naar voetnoot309
310[regelnummer]
Noch inwendigh.
Ga naar margenoot+Wat Goddelijcke reden,
De wyse mont met val, en vlot, ontslippen?Ga naar voetnoot312
Doch met verstandelheden,Ga naar voetnoot313
Eerst glad gheschaeft tusschen de lieve lippen,
315[regelnummer]
Insonderheyt, met onderscheyt,Ga naar voetnoot315
En kennisse der dingen,
Door dit op-mercken, geen woorden, noch geen werckenGa naar voetnoot317
Hem ontspringhen.Ga naar voetnoot318
Syn hooghe geest doorluchtich,
320[regelnummer]
Weet met de pen te schild'ren en te schryven
Soo aerdtigh en soo kluchtich,Ga naar voetnoot321
Dat ons ghesicht en sinnen t'samen kyven,Ga naar voetnoot322
Of weesend-syn, of stof-loos-schijn,Ga naar voetnoot323
Voor onse Gheesten sweefde,
325[regelnummer]
Hy maelt het vryen, het rechten, en het stryen,Ga naar voetnoot325
Of het leefde.
| |
[pagina 106]
| |
Ick prys lief u manieren,Ga naar voetnoot327
Ick roem in rym van u hoogh-dragent wesen,Ga naar voetnoot328
Al wat ghy meught versieren,Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
En wat ghy looft dat wert van my ghepresen,Ga naar voetnoot330
Ick lees' ick schrijf, om tijdt verdrijf,
Lust my te Reden-rijcken,Ga naar voetnoot332
Ick soeck in veelen, maer hoope dy te deelen,Ga naar voetnoot333
Te ghelijcken.
335[regelnummer]
Ghy die my plach te leeren,Ga naar voetnoot335
Het gout ghemijnt uyt 't lichaem vander Aerden,Ga naar voetnoot336
Wijshartich los te ontbeeren,Ga naar voetnoot337
En 't sienlijck goet te achten nae syn' waerde,Ga naar voetnoot338
Maer boven al, in 't Aerdtsche dal,
340[regelnummer]
Het Hemelsche te wenschen,
Want sulck verkiesen, en baert geen swaer verliesen
Voor de menschen.
Wat baet my nu dit weeten,
Mijn kloecke kunst, u leerelijcke lessen?Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Als ghy my wilt vergeeten,
O Toveraer van Ioffers, en Princessen,
Die my bekolt, ja rolt en solt,Ga naar voetnoot347
| |
[pagina 107]
| |
Besweert, en kunt belesen;Ga naar voetnoot348
Mooghdy my haten // Of dus ellendich, latenGa naar voetnoot349
350[regelnummer]
In dit wesen!Ga naar voetnoot350
Seyt voorder na een weynich ademhaelens.
Ga naar margenoot+Mijn vrouwe met verlof dat ick my gae verstoutenGa naar voetnoot351
Mijn goe jonst dragend' hart sou garen nu wat kouten
Yets heymelijcx met u, soo 't u niet lastich viel.
margriet
Spreeckt op soo onbeschroomt als teghen uwe ziel.
355[regelnummer]
Ist van u, of van my? maer ist van ander lieden?Ga naar voetnoot355
Mijn eerbaerheydt en voeght dan 't oore niet te bieden
Aen achterklap, of smaet, een leelijck schendig dingh.
claertjen
Het is van u me-Vrouw; de schoone Jongelingh;Ga naar voetnoot358
Den vromen Vechthart, aen wiens heusheyt, jonst of trouweGa naar voetnoot359
360[regelnummer]
Ick niet en twijffel maer my wel versekert houwe,
Dan 't veel-hoofdige Beest dat lastert met op-spraeckGa naar voetnoot361
U, vrye ommegang en eerelijck vermaeck,Ga naar voetnoot362
Dat ghy ghehanthaeft t' saem hebt ettelijcke jaren:
Het geen het swetset meer schaem ick u te verklaren,
365[regelnummer]
Alsoo 't de reynicheydt volkomen tegen-strijdt.
| |
[pagina 108]
| |
margriet
Hoe wordt de vrome deucht vervollight van de Nijt?Ga naar voetnoot366
Kan mijn onnooselheydt, en mijn onstrafbaer leven,Ga naar voetnoot367
Voor het gemeene volck dan geen ontschulding geven?
Neen, neen ick lochen niet dat ick hem seer bemin,
370[regelnummer]
Doch met een kuys ghemoet, en met een suyvre sin.
Wat schaet het dat wy t'saem in eerbaerheydt verkeeren?
Moet my daerom het slijm van 't volck dus onteeren?Ga naar voetnoot372
Wat icker, of wat droes, heeft my dees schand ghesmeet?Ga naar voetnoot373
Wat icker, of wat droes, doet my dit herten leet?
375[regelnummer]
O ghy verdoemde Nijt! die steets met qua gewentenGa naar voetnoot375
U dorst blust met fenijn, u honger met serpenten:Ga naar voetnoot376
O ghy verdoemde Nijt! Beulinnie van de peys,
Die suyght des menschen bloed, die slindt des menschen vleysch,
Hert-knaegster wreet, en wrang, met u ghetaende wangen,Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Met u katte-ghesicht, met u piepende Slanghen,
Met u venijnigh hayr, afgrijsselijcke swart,
Met u wrytend ghemoet, en met u wrockigh hart,Ga naar voetnoot382
Met u gerimpelt vel, met u verdrooghde Borsten,
Die 't Helsche spoock bevreest niet eens aenschouwen dorsten.Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Hoe komdy soo verbaest ghestoven uyt de Hel?Ga naar voetnoot385
Of ginght my arme Maeght eylacy! al te wel?
Eylacy! om mijn vreucht, soo sydy nu aen 't rasen
En hebt u fel vergift de menschen ingeblasen,
Vermaledijt ghespuys, wat schaet u mijn geluck?
390[regelnummer]
Vermaledijt ghespuys, wat baet u doch mijn druck?
O groote goede God sal ick 't aen yemandt klagen?
Ick klaeght misschien de geen, die 't mogelijck sal behagen.Ga naar voetnoot392
Ghelijck ach! leyder veel ter werrelt nu gheschiet,Ga naar voetnoot393
| |
[pagina 109]
| |
Dat men sijn jammer klaeght, aen die daer vreucht aensiet,Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
Klaghers sijn vriendeloos: dies lijd' ick 't met verduldicheyt,
Mijn hert, mijn lief, en Godt, die weten mijn onschuldicheydt.
claertjen
Al is de loghen flux, en schichtich snel te voet,
Sy grijpt terstont geen stadt in het oprecht ghemoet.Ga naar voetnoot398
margriet
Maer by 't eerloose hert ghewent tot eer te rooven,
400[regelnummer]
Daer reyckt haer stracx de handt het quaet en licht ghelooven,Ga naar voetnoot400
Dees vindt men over al, betichting, quade lof,Ga naar voetnoot401
Die 't water van de zee, niemant kan spoelen of,Ga naar voetnoot402
Want elck die bemindt de waerschijnende loogen.
claertjen
Die lichtelijck ghelooft, werdt lichtelijck bedrooghen;
405[regelnummer]
Want Vals-hart dicht het quaet by wylen uyt zijn hooft.Ga naar voetnoot405
fytjen
't Is billigh dat men siet, dat men dat oock ghelooft,Ga naar voetnoot406
Al ist goed inder daet het wordt voor quaet genomen.Ga naar voetnoot407
margriet
Ach! sal mijn Vechthart dan hier nimmer mogen komen?
Om 't sotte vollick dat soo harssen-loos en vremdt,
| |
[pagina 110]
| |
410[regelnummer]
Al 't dwarlen van 't verstant vaeck radeloos toe-stemdt.Ga naar voetnoot410
Of soudt ghy wel soo snoot u selven dit verbooghen?Ga naar voetnoot411
Soo raed ick Vechthart u te blyven uyt mijn ooghenGa naar voetnoot412
Met u valsch aenghesicht, soo vriendelijck vermomt.
Missaeckt my, Claertjen, 't eerst als Vechthart weder komt.Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
En stiert den droch van hier: hout hem ten minste buyten,Ga naar voetnoot415
Neen dochter! doet het niet: Wat sal ick doch besluyten?
Ick weet niet hoe ick wil, ick weet niet wat ick segh,
Mijn reden, en mijn raet, sijn te gelijcken wegh;
Nu ben ick weer van sin dat ghy hem sult inlaten;
420[regelnummer]
Een eerlijck hert en kreunt sich niet aen yemants praten.
claertjen
Me-vrouwe luyster! tsus! want hebb'ick wel gehoort,
So staet u waerde lief en neuryt aen de poort.Ga naar voetnoot422
Sy luysteren t' samen.
vechthart singht van binnen der Goden waertschapGa naar voetnoot-.
Gaende op de voyse: Sal ick noch langh met heete tranen.
Laest als de Goden bancketeerde,
En lurckten van de Nectar soet,
425[regelnummer]
Soos' over disch juyst redeneerdeGa naar voetnoot425
Van 's menschen alderhooghste goet:
| |
[pagina 111]
| |
d'Een sprack 't waer lust, d'ander 't is rust,
d'Een sprack 't waer lust, doen seyde Godt Jupijn,
Waer toe dit kibb'len? laet ons vrolijck zijn.
430[regelnummer]
't Is hier een tijdt van quinckeleeren,Ga naar voetnoot430
Het aertsche volck voert twist, en kijft,
Ick wensch, en wilt ghy Hemel Heeren,Ga naar voetnoot432
Dat yder juycht en vreucht bedrijft,
Viert myn gheboon, O groote goon!
435[regelnummer]
Ga naar margenoot+Viert mijn gheboon, singt, springt, huppelt en lacht,Ga naar voetnoot435
Dit was gheseyt, gehoorsaemt, voort volbracht.Ga naar voetnoot436
De zalen die als Sonnen bloncken,
Waren terstondt met vreuchd vervuldt,
Als sy haer meugh hadden gedroncken,Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
En wel haer sat hadden ghesmult;Ga naar voetnoot440
Hier ging den een, daer lagh den geen,Ga naar voetnoot441
Hier ging den een, daer Venus met haer Pol,Ga naar voetnoot442
De Noordsche Nijt steegh uyt haer Helsche hol.Ga naar voetnoot443
Haer fel vergift heeft sy gheblasen
445[regelnummer]
Door den vergulden Hemel wyt:
De Goden buys raeckten aen 't rasen,Ga naar voetnoot446
Aen 't wrocken voort, aen twist aen strijdt,Ga naar voetnoot447
Want Pluto bits, heeft met een krits,Ga naar voetnoot448
Want Pluto bits heeft Cupido verleemtGa naar voetnoot449
450[regelnummer]
Zyn boogh en pijlen al, hy hem beneemt.
| |
[pagina 112]
| |
De Musen die met Phoebus songhen,Ga naar voetnoot451
En Pallas met den bloedt-Godt Mars,Ga naar voetnoot452
Syn al vermeestert en bespronghenGa naar voetnoot453
Van den drie-hoofden Cerbrus bars,Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Men smeet al doodt, 't was kleyn of groot,Ga naar voetnoot455
Men sloeght al doot; de moeder van de Min,Ga naar voetnoot456
Heeft weynich of, schier gantsch geen leven in.
De Sulpher-vorst die leert nu Minnen,Ga naar voetnoot458
Met woorden van Sulpher, en Gout,
460[regelnummer]
De deugd, noch eer, noch eed'le sinnen,
Syn niet geacht van jong en oudt,
Ist hoer of dief, 't is even lief,
Ist hoer of dief, syn sy versien van geldt,
Sy worden voor de vromen nu gestelt.Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Daer men een Hemel plach te bouwen,
Daer vestmen nu een droeve Hel,
Dat doen sy die om 't geldts-wil trouwen
Een lompe loer of leelijck vel,Ga naar voetnoot468
Dies maeckt de droes, de kop hun kroes,Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
Dies maeckt de droes, selden tijdt sonder strijdt,
Daer d'ander als in 't Paradys verblydt.Ga naar voetnoot471
G.A. Brederode.Ga naar voetnoot-
| |
[pagina 113]
| |
Ga naar margenoot+
margriet
De galmte van zijn zangh vervoert mijn in zijn wond'ren.Ga naar voetnoot472
fytjen
Soo doet oock 't sin-rijck rijm, maer alsmen wilt uytsond'renGa naar voetnoot473
De vloeyentheyt sijns stijls, soo is hy 't puyck alleen.Ga naar voetnoot474
claertjen
475[regelnummer]
Sijn vaerschen na de kunst gaen heel eenparigh heen.Ga naar voetnoot475
margriet
De vindingh dochters seght, schept ghy daer in behaghen?Ga naar voetnoot476
fytjen
't Verwondert ons Me-vrou dat wy 't u hooren vraghen;
Gemerckt soo levend' hy ons 't Goden mael ontbloot,Ga naar voetnoot478
Waer in de bitsche Nijt, des Hemels minne doodt.
margriet
480[regelnummer]
So Heldich in den strijdt is hy, als in zijn reden.Ga naar voetnoot480
claertjen
Dan geeft het my niet vreemt dat ghy mindt sijn goe seden.Ga naar voetnoot481
| |
[pagina 114]
| |
margriet
Ja waerdich is hy dat ick hem hertgrondich min.
Claertjen ontsluyt de poort en laet hem komen in,
Op dat ick na mijn wensch hem minnelijck omhelse,
485[regelnummer]
Vermaeckt u onderwijl daer gints aen geene Elsen,Ga naar voetnoot485
Ick wil hier onverhoort mijn lief te sprake staen.Ga naar voetnoot486
fytjen
Al wat u lust Me-vrou dat wordt van ons ghedaen.
margriet
Neemt wel acht op de deur, en komt oock niet eer nader,
Of ten sy in den hof daer yemant komt van Vader.Ga naar voetnoot489
Sy gaen wech.
| |
Vierde handeling.
Juffer margriet, Vechthart.
490[regelnummer]
Daer komt mijn Son! mijn Vechthart! wat een braef ghestalt,Ga naar voetnoot490
Hoe ick hem meer beschouw, hoe hy my bet bevalt.Ga naar voetnoot491
vechthart
Ach! myn waertste! myn schoon Margriet,Ga naar voetnoot492
De eer die ick van u gheniet,
Door u jongstich ontmoeten:Ga naar voetnoot494
| |
[pagina 115]
| |
495[regelnummer]
Verbindt dit lijf en ziele slaef,Ga naar voetnoot495
Die ick u schoonte tot een gaefGa naar voetnoot496
Hier storte voor u voeten.
Ghehenght dat sy u stadich sien,Ga naar voetnoot498
Of anders moet dit lichaem vlien
500[regelnummer]
Naer Plutoos droeve wooningh.
margriet
Quelt d'af-zijn u, het quelt my oock,
En voel in 't hert een selfde spoock,Ga naar voetnoot502
Myn zielens blye Coningh:
Ghelijck de Son de Aerd' verheught
505[regelnummer]
Naer 't dompigh weer, soo ghy verjeught,Ga naar voetnoot505
Myn ziel in u by-wesen.
Myn lief, myn licht, myn sonne-schijn,
Ga naar margenoot+Myn liefden is, ghelooft het myn,
Uyt uwe liefdens Son gheresen.
vechthart
510[regelnummer]
Hoe luckigh loopt myn vryery,
Nadien ick u soo waerdich sy:Ga naar voetnoot511
Ay lief geeft my dan kusjens!
margriet
Niet kusjens, ô mijn lief alleen!
Maer boven dat en het gemeen,Ga naar voetnoot514
515[regelnummer]
Al d'Eerbaerlijcke lusjens.Ga naar voetnoot515
| |
[pagina 116]
| |
vechthart
Ha kusjens! kusjens Nectar soet,
Die dickmaels ick herkussen moet
Om d'hette wat te blussen.
De Vermillioene roose mondt,
520[regelnummer]
Die my dees soete kusjens jont,
Kan ick met maet niet kussen.
margriet
Houdt Vechthart lief! ay! houdt, houdt op,
Ick sien de brandt styght in de top
Van u verliefde sinnen:
525[regelnummer]
Te veel te kussen dat is quaat,
En port ons, dat de neygingh gaetGa naar voetnoot526
Veer boven kuysche Minnen.
'k Weet Vechthert lief, 'k weet u gedacht,
En waer nae dat dit kussen tracht,
530[regelnummer]
't Is om u lust te boeten:Ga naar voetnoot530
Denckt vry dat nu noch nimmermeer,
Ghy schenden sult myn Maeghden eer,
Al sou 'k u derven moeten.Ga naar voetnoot533
vechthart
Wat praet, waer dat de eer gheschent?
535[regelnummer]
O neen Me-vrouw, dat niet in prent,Ga naar voetnoot535
't Waer d'eer noch meer verheven:
Soo ghy bejonstight myn gheluck,
Dat ick u Lentsche Roose pluckGa naar voetnoot538
Blijf ick u trouw myn leven.
| |
[pagina 117]
| |
margriet
540[regelnummer]
Als uwe lust dan waer versaet,Ga naar voetnoot540
En voor my layder al te laet,Ga naar voetnoot541
Soo sout ghy my verlaten:
En dan voor de ghenooten eer,Ga naar voetnoot543
Niet trouwelijck och! lieven meer,
545[regelnummer]
Maer gantsch af keerich haten.
De Jonghelingen al ghelijck,
't Sy arrem, middelmaet, of rijck
Die hebben sulcke sinnen,Ga naar voetnoot548
Dat sy wel willen trouw aengaenGa naar voetnoot549
550[regelnummer]
En met een Ioffer t' Echte staenGa naar voetnoot550
Als sy haer sinnen winnen.Ga naar voetnoot551
Maer ist een geyle ritse Maeght,Ga naar voetnoot552
Die 't soo vaeck toelaet als men 't vraeght,
Ga naar margenoot+Soo sal men van hun hooren:
555[regelnummer]
Dees Iuffer het heel willich leeGa naar voetnoot555
Dat ick myn lust en wille dee
Wie weet wie 't dee te vooren?
vechthart
Voorwaer 't waer jammer en verdriet,
Of dit al dickmael waer gheschiet,Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Dat al de jonghe knapen
Soo soude syn van wil en sin;
En draghen liefde noch oock min,
Dan alleen om 't by-slapen.
| |
[pagina 118]
| |
margriet
En of sy 't schoon niet al en doen,Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Soo vindtmen doch soo men'gh fatsoen,Ga naar voetnoot565
Die daer alleen na trachten.Ga naar voetnoot566
vechthart
Ick en straft niet daer zijnder veel,Ga naar voetnoot567
Maer mijn hart is te vroom en eel
Om t' hebben die ghedachten.
570[regelnummer]
Acht ghy myn liefd' en trouwe Min,
Soo slap en nietigh dat myn sin
Van u souw kunnen keeren:
Wanneer ick uyt u blye schoot
Door uwe soete jonst ghenoot
575[regelnummer]
Mijn wil en myn begeeren.
Myn suycker lieve Engel ach!
Veel liever hadd' ick dat den dagh
My nummer mocht beschynen:
Of dat ick in de Molle aerd,Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
(Soo veel acht ick u schoonheyt waert)
Terstont hier mocht verdwijnen.Ga naar voetnoot581
Soo ick dan nummer weder-keer,
Na dat ik hebb' u roem en eer,
En kuysheydt u benomen.
margriet
585[regelnummer]
O Vechthart lief myn troost die leeft,Ga naar voetnoot585
De spiegel die men daer van heeft,Ga naar voetnoot586
Doet ons wantrouwich schromen.
| |
[pagina 119]
| |
vechthart
De vromen vaeck gheschiet te kort,Ga naar voetnoot588
Dat hy mistrout verstooten wort,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Om 't geen de snoo bedreven.Ga naar voetnoot590
margriet
Dat doet dat onder Vromen schijn,Ga naar voetnoot591
Veel snoode Vrouwe-schenners zijn,
Misbruyckend' 't heyligh leven.Ga naar voetnoot593
vechthart
Seght, waer voor ben ick dan gheacht,Ga naar voetnoot594
595[regelnummer]
Voor vroom, of voor een guyt verdacht?Ga naar voetnoot595
margriet
Voor vroom.
vechthart
Ay soo laet my dan pleghen
Myn herten wensch ô myn Margriet!
margriet
Die suyv're Eerbaerheydt ghebiedt
Ga naar margenoot+My, dat ick het houw teghen.Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
Doch myn Vechthardus om dat ghy
't Soo ernstelijck begeert van my,
| |
[pagina 120]
| |
Soo sal ick 't u vergunnen:
Vermits myn Son ghy 't waerdigh zijt,
En bidd' verwacht nu maer den tijdGa naar voetnoot604
605[regelnummer]
Dat wy't volbrenghen kunnen.
Bedeckt sonder te syn ghesien,Ga naar voetnoot606
Op dat het voor de vreemde lien
Mach blyven gantsch verhoolen.
vechthart
Kom gaen wy naer 't ligustrum-dack,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
En plucken daer aen 't roosen rack,Ga naar voetnoot610
De lusjens soet ghestoolen.
margriet
Al ree, te gang, myn eyghen lief!Ga naar voetnoot612
Myn soetertjen, myn hartjens dief
Geeft my nu duysent kusjens?
vechthart
615[regelnummer]
Seer garen lief! myn schoon Goddin!
Nu ghy my troostet met u min,
En' t ghebruyck van u lusjens.Ga naar voetnoot617
Binnen.
|
|