Verantwoording
Wie een tekst van Bredero opnieuw uitgeeft mag veelal op belangstelling uit een ruimer kring rekenen dan de verzorger van een hereditie van een andere 17de-eeuwer, zelfs als deze Hooft, Vondel of Huygens heet. Hun lezers vindt men (helaas) toch vooral in kringen van Neerlandici. Het beeld dat een vroegere generatie van literatuuronderzoekers van de schrijver van het Groot Lied-boeck en de Spaansche Brabander heeft getekend, is, dunkt me, van die bredere belangstelling de (hoofd-)oorzaak: het is tot in hedendaagse schoolboeken aanwezig.
De redakteur van de reeks waarin deze Angeniet verschijnt, streeft er in alle delen naar niet alleen de vakman te dienen maar ook de zogeheten belangstellende leek. De sporen van dit streven zijn in het boek dat de lezer thans in handen heeft helder zichtbaar. Hoewel de inleider de gewone liefhebber van Bredero niet uit het oog verloren heeft (althans, dat hoopt hij), is hij er in zijn ‘Inleiding’ toch vooral op uit geweest de vakgenoten te informeren over de problematiek van het navolgende spel van het tweetal Bredero-Starter. Wie geïnteresseerd is in wat Bredero schreef, zal eerder diens tekst willen lezen dan dat wat een ander over die tekst beweert. De woordverklaringen en Aantekeningen bij de speltekst zijn dan ook eerst en vooral met het oog op die lezers - waartoe toch óók de vakgenoten zich zullen willen rekenen - geformuleerd. Zij die geverseerd zijn in het lezen van vroeg-zeventiende-eeuwse Nederlandse teksten zullen in die woordverklaringen en Aantekeningen veel wat hen reeds bekend is vinden. Zij zullen, hoop ik, begrip op kunnen brengen voor het ruimschoots bieden van hulp, die naar de ervaring leert, moeilijk te elementair en omvangrijk kan zijn. Voor een wel zeer kleine categorie zijn tekstkritische aantekeningen - in vakkringen steeds meer, en terecht, hoog gewaardeerd - direct onder de weergegeven tekst, bedoeld. Hier zijn ze de vrucht van het collationeren van mij bekende exemplaren van 17de-eeuwse drukken van Angeniet, vermeld in de Bibliografische Aantekening op blz. 100-101. Wie ooit zulk monnikenwerk heeft verricht zal begrijpen dat in die aantekeningen vergissingen en omissies meer kans hebben zich te manifesteren dan elders; begrip daarvoor - zo hoop ik - moge het aanwijzen ervan niet verhinderen: de kennis van drukgewoonten en van de drukgeschiedenis van het spel, zal er mee gebaat zijn.