Vertaalde gedichten
(1981)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 170]
| |
De dwaze liefde van seigneur NicoleTwee sonnetten en één lied komen voor in De twaelfste Historie van Deel IV: ‘Een Edelman van Syenen sich siende mispresen ende veracht vande ghene die hy beminde, hy verhingh hem selven uyt desperatie’ (blz. 399-423).
Het verhaal speelt zich af in Siena omstreeks 1450: ‘Daer in was in dien tijt een Iongh Edelman, Edelder ende rijcker als wijs ende voorsichtigh, die in ledicheyt ende ydelheyt levende, en miste oock niet te vervallen in de stricken ende laghen, daer in nootsakelijck moeten vallen, alle die geen ander ambacht en doen, dan luy ende ledich te gaen, ende haren tijdt in ydelheydt te besteden’ (blz. 400-401). Deze Seigneur Nicole werd verliefd op een beeldschoon meisje. Jammer genoeg verdiende haar schoonheid ‘van een andere conditie te wesen als de Fortuyne haer hadde ghegunt’ (blz. 401): zij was slechts de dochter van een arme metselaar. Een huwelijk was dus uitgesloten. Dat lag trouwens ook niet in de bedoeling van seigneur Nicole: hij was, zoals vele jonge edellieden, iemand ‘die hooghmoedich was, ende d'eere meer in den mondt hadde, als de salicheydt van sijn Ziele’ (blz. 403). Hij verweet Cupido diens onbarmhartige grilligheid: waarom was zij niet van hogere geboorte, of hij van geringer afkomst? Hij smeekte de liefdegod hem te helpen. Daarop nam hij ‘een Luyte, op de welcke hy eenighe stances speelde van sodanighe materie’ (blz. 405), nl. een sonnet gericht tot Venus:
Ghy Moeder van de Min, die met u held're lichten (XIV)
en een lied gericht tot Cupido:
Minne indien dijn Moeder my (XV).
Geen middel liet seigneur Nicole ongebruikt om zijn verlangen kenbaar te maken. ‘Maer de Dochter die jonck ende cuysch was, ende geen kennisse en hadde van dese dwase ende sotte vryagien, als die gene die haer besich hielt, meer met cloeckelijcke te arbeyden, om met haren Vader ende Moeder den armen cost te winnen, als dat sy lettede of der erghens eenen zotten Edelman ofte knecht | |
[pagina 171]
| |
d'ooghen op haer wierpe’ (blz. 408). Alle moeite van de verliefde edelman was vergeefs, maar ‘den armen zot als hy was, hy dochte niet dat de liefde gheen plaetse en hadde, onder die gheene die de handen verhardet hebben door den arbeyt, ende dat sy haer niet en steeckt by den gheene, die door den swaren arbeydt des daechs gemarteert, de nacht alleen tot ruste ghebruycken. Maer tis by de luye gemackelijcke dertele Menschen dat zy hare wooninghe maeckt, wel wetende dat sy de selve t'onderbrenght, ende over haer de victorie heeft’ (blz. 408-409). Daarvan geeft de Oudheid tal van voorbeelden. Maar ‘Wat behoeven wy soo veel exempels? Soo langhe als de Francoysen den arbeydt liefhadden, ende geerne sweetede, ende niet en wisten van de delicate ende dertele manieren die daer naer sijn opgecomen, sy overwonnent al: Maer volghende de dertelheyt, sy hebben elders moeten gaen soecken hulpe tot haer verlossinghe’ (blz. 409). Een ogenblik dacht seigneur Nicole eraan, het arme mooie meisje te schaken, maar dat plan verwierp hij als te schandelijk. Ten einde raad richtte hij zich tot een koppelaarster, die hem spoedige voldoening van zijn lusten beloofde. ‘Ende terwyle dat dese Col heenen gingh om te becollen die gene die hare tooverie niet en vreesde, noch de stricken van een sulcken Voghelaer, hy nam sijn Luyte in sijn handen, ende hy songh daer op het ghene dat hier volght’ (blz. 414):
Indien der liefdens kunst, hier twee gedeelde herten (XVI).
Met dit lied voorspelde de dwaze edelman echter zijn eigen lot! Want het meisje doorzag de plannen van de koppelaarster en joeg ze het huis uit. Dan beproefde seigneur Nicole zijn geluk bij de vader; ook deze wees de verlokking van het geld af. Tenslotte sprak de edelman het meisje zelf aan, ‘die hem seyde dat hy soude gaen wandelen’. - ‘Ist waer (seyt hy) voorwaer ick sal u daer in horen, want noch gy noch andere, en sult my meer door dese strate sien gaen. Het seggen ende het doen met hem was een, want terstont sonder eenich beraet te nemen van t'gene datter volghen mochte, hy gingh in sijn huys, en sigh in sijn Camer besloten hebbende, verhingh hem selven so onwijselijck als de woeckenaers dickwils doen, die de hope van haer ghewin hebben verloren’ (blz. 422-423). Dan besluit de verteller: Dat zijn de vruchten van dwaze en ongeregelde liefde! ‘Maer laet ons desen ongheluckighen op de coorde laten danssen, ende laet ons voortgaen in onse reyse, ende soecken een ander discours dat wat ghenoeglijcker sal wesen’ (blz. 423).
Hetzelfde verhaal bij Bandello, Novelle, II, 58, zonder verzen. | |
[pagina 172]
| |
XIVMere d'Amour, qui luysant ta splendeur,
Vas dechassant & les vents & l'orage:
Qui en la mer nasquis, & tout ton aage
As employé en courtoise douceur,
5[regelnummer]
Chasse Venus de ces vents la fureur,
Qui vont soufflant trestous épris de rage
En mon esprit, & sur mon nauigage
Vont vomissant ma ruyne & erreur.
Conduy ma nef, ô fauorable estoille,
10[regelnummer]
Et de mon Ciel oste cest obscur voile,
Qui fait que vay, sans clarté perillant,
Sans toy ie suis abysmé dans les ondes
De desespoir, & gouste les profondes
Sources sous qui ie nouë chancellant.
| |
[pagina 173]
| |
XIVGhy Moeder van de Min, die met u held're lichtenGa naar voetnoot1
Verjaegt de woeste windt, end' 'trasende tempeest,
V boorte plaets de Zee, u leven is gheweestGa naar voetnoot3
Om hier int groote ront, u soeticheydt te stichten.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
O Venus waarde Vrou, doet doch de winden swichten,Ga naar voetnoot5
Diens bulderent gewelt, verschricken mynen gheest,Ga naar voetnoot6
En maacken 'twater vat, end' mijnen vaart bevreest.Ga naar voetnoot7
Want haar spuwend' ghewelt, mijn verderf schijnt te dichten,Ga naar voetnoot8
Geleyt mijn Schip, mijn vrou, end' ghy gunstige Star,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Drijft van den Hemel wech dees duyster wolcke var,Ga naar voetnoot10
Op dat ick lichteloos niet heel en ga verloren.Ga naar voetnoot11
Sonder u blinckend' hooft, end' glinsterich aenschijn
Schijn ick in wanhoops Zee, begraven schier te sijn,
Wiens water-ad'ren my, gantsch driegen te versmooren.Ga naar voetnoot14
| |
[pagina 174]
| |
XVAmour si ta mere
De son ray m' esclaire
Ioyeux & nouueau,
Si pour ma liesse
5[regelnummer]
A moy tu t'adresse
Sans aucun bandeau:
D'vne digne offrande
Telle que demande
Vn Dieu souuerain,
10[regelnummer]
Feray sacrifice
A l'astre propice
Et archer humain.
Aurez ma pensee
Par vous auancee,
15[regelnummer]
Et d'vn loyal coeur
La riche despoüille
| |
[pagina 175]
| |
XVMinne indien dijn Moeder myGa naar voetnoot1
Verlicht met hare strale bly,
En soo ghy mijn jonge jeucht
Nu verleent dees nieuwe vreucht,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Soo komt ghy hier sonder windel-bantGa naar voetnoot5
Ick vereer u een Offerhant:
Ia sulck een, als vereyscht totGa naar voetnoot7
Een so hoogen opper-Godt.
En siet die blonde starre braefGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Sal ick Offeren eenen gaef,
En u vriendelijcke krachtGa naar voetnoot11
Waer toe al mijn gedachtGa naar voetnoot12
Van mijn seer trouw bevonden hart,Ga naar voetnoot13
De rijcke roof, u eyghen wart,Ga naar voetnoot14
| |
[pagina 176]
| |
Lequel ne se soüille
D'ingrate rigueur.
Les fleurs Primeraines,
20[regelnummer]
Les sainctes estraines
D'vn riche Printemps,
A vos simulachres
Sur vos autels sacres
Semeray tout temps
25[regelnummer]
Le sang des colombes,
Tourtres & palombes
En lieu de gras veaux,
I'offriray au temple
Où ie vous contemple
30[regelnummer]
Mes secours nouueaux.
Si ie voy la belle,
Ma douce cruelle
Mon coeur fauorir,
Si la clere face
35[regelnummer]
Si sa bonne grace
Me vient secourir.
Car sans vostre aide
Ie ne voy nulle guide
Pour mener mon coeur,
40[regelnummer]
A quelque esperance,
Qui mon bien eslance
Hors de toute erreur.
| |
[pagina 177]
| |
15[regelnummer]
Die met gheen straf en is besetGa naar voetnoot15
Noch niet ondanckbaar is besmet,Ga naar voetnoot16
De eerste bloemen teenegaarGa naar voetnoot17
Van mijn heylighe nieuwe jaarGa naar voetnoot18
Voor u Beelden hooch gebouwt
20[regelnummer]
Op u Altaren dit vertrouwt.Ga naar voetnoot20
Sal ick gaen storten met ootmoet,Ga naar voetnoot21
Der Tortels, en der Duyven bloet,
In plaetse van der Kalvers vetGa naar voetnoot23
Sal ick in uwen Tempel netGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Daer ick u beeltenis aenschouw,Ga naar voetnoot25
Dy offeren mijn hulp en trouw'Ga naar voetnoot26
Indien dat ick de schoone sie,
Mijn soete vyandinne die
Mijn hart begunst met haer ghesicht:Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Indien haar gracy my verlicht.Ga naar voetnoot30
Want sonder uwe hulpe danGa naar voetnoot31
En sie ick hier gheen LeydesmanGa naar voetnoot32
Die mijn gheleydet wel ghemoetGa naar voetnoot33
Wt mijn doolinge in voorspoet.
| |
[pagina 178]
| |
XVICe noeud d'amour qui deux coeurs diuisez
Peut allier, & vnir las! s'il lie
L'esprit cruel de ma tresbelle amie
A mes desirs, & souhaits insensez:
5[regelnummer]
Le Ciel, les yeux que Phebus a lancez
Sur ce bas monde, & la face iolie
Du vray Nocturne à present ie conuie
Pour voir la fin de mes malheurs passez.
Mais si le sort, si l'instable fortune
10[regelnummer]
Trouble mon heur, l'empesche & importune,
Me fait dechoir de l'effait desiré:
Ie quitteray la spiendeur & la face
De tous ces rays qui sont celeste race,
Pour aux enfers voler desesperé.
| |
[pagina 179]
| |
XVIIn dien der liefdens kunst, hier twee gedeelde hertenGa naar voetnoot1
Can t'samen lasschen vast, end' splissen dicht by eenGa naar voetnoot2
Waerom en bindt hy niet mijn herte met de gheenGa naar voetnoot3
Die mijn begeerte voet, met krancksinnige smerten?
5[regelnummer]
De blauwen Hemel die met Phoebus goude stralenGa naar voetnoot5
Daaghs 't lage Vlac verciert, met haar blijt aengesichtGa naar voetnoot6
En schimmerbleke torts, die snachts de aart verlichtGa naar voetnoot7
Die nood' ick om te sien het eynde van mijn qualen,Ga naar voetnoot8
In dien het droeve lot, of 't wanckelijcke raackGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Mijn gheluck soo verstoort dat ick in deze saack
Mis mijn gewenste lust, so 'tmy nu schijnt te drieghenGa naar voetnoot11
Ic sal gaen schuwen flucx, het vrolijc klaar aenschijnGa naar voetnoot12
Van al die lichten schoon, die op d' Aerdbodem syn,
Om in de Helle swart, mistroostelijck te vlieghen.Ga naar voetnoot14
|
|