Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrijop de wijse: Van den grave van Roomen die ten.Den moet wil my ontsincken,
Als ick tot aller stondt, Ga naar margenoot+
| |
[pagina 388]
| |
Opt voorleden leven gaen dincken
Dat ghy Heer by my vont,
Al langhe Heer ick u kende // dat ende
Ga naar margenoot+ Leyt tot der Hellen grondt
Ga naar margenoot+ Ick hebbe och laes bedreven,
Ga naar margenoot+ Veel quaets teghen u leer
Ga naar margenoot+ Ick was vervreemt vant leven
Dat uyt u is och Heer
Ga naar margenoot+ Ick stont in ongestade // den quade
Hadde in my den keer.
Ga naar margenoot+ Den keer in 's Weerelts wesen,
Ga naar margenoot+ Was tleven quaet en boos
Ga naar margenoot+ Ja sonder Godt ghepresen
Ga naar margenoot+ Was ick gantsch Goddeloos
Ga naar margenoot+ Ja door mijn sonden // ghebonden
Ga naar margenoot+ Was ick van haer altoos
Ga naar margenoot+ Aldus hebbe ick lanckduerich
Ga naar margenoot+ Weerelt en vleesch ghedient
Ga naar margenoot+ Want ick zochte seer keurich
Te sijne des Werelts vrient,
wat boosheyt dat ic dede // twas vrede
Met dat Babels gingient
Ga naar margenoot+ In genoecht en in weelden,
Sat ick in Babel vast
Ga naar margenoot+ Wy droncken en wy speelden,
| |
[pagina 389]
| |
Doe hebt ghy my aen ghetast
uyt was al mijn vermogen // bedrogen
Was ick seere belast Ga naar margenoot+
Doe was ick seer verslaghen Ga naar margenoot+
Weenen dat was mijn lot Ga naar margenoot+
De conscienty quam klagen Ga naar margenoot+
Ick en hadde geen vrede met God Ga naar margenoot+
Ic en wist niet wat maken // dan haken Ga naar margenoot+
Op den Heere Zebaoth. Ga naar margenoot+
Ick bad soo menich werven: Ga naar margenoot+
Den Heere in mynen noot Ga naar margenoot+
Dat ick niet soude sterven, Ga naar margenoot+
De lichamelijcke doot Ga naar margenoot+
maer dat hy my soude sparen // tbezwaren Ga naar margenoot+
Der sonden was soo groot
Met klaghen en met karmen
Bad ick Heer om ghena Ga naar margenoot+
Dat hy my wilde ontfarmen Ga naar margenoot+
Met den Coningh Hiskia,
En verlangen mijn dagen // want slagen
Quamen my toe hier na Ga naar margenoot+
Doen had ghy medelyden Ga naar margenoot+
In al mijn teghenspoet Ga naar margenoot+
Toen was al u kastijden
Ghelijck eenen Vader goedt, Ga naar margenoot+
| |
[pagina 390]
| |
Ga naar margenoot+ Niet met mynen verderven // beerven
Ga naar margenoot+ Begonst ick weder moet.
Ick dacht sonder berommen,
Dickmaels in mijn geween
Ga naar margenoot+ Och Heer mocht ick becommen
Ick soude uyt de Weerelt scheen
Ga naar margenoot+ En u met herten vreesen // na deesen
Ga naar margenoot+ Sijn in mijn Oogen kleen.
Ga naar margenoot+ Doen wilden mijn ghebeuren
Soo haest als ick ghenas
Ga naar margenoot+ Dat ick ghelijck te veuren,
Ga naar margenoot+ Haer wederom gelijck was
maer ic dacht om mijn castijden // benijden
Ga naar margenoot+ Ginghen zy my seer ras
Ga naar margenoot+ Mijn vrienden en mijn maegen
Ga naar margenoot+ Waren oock op my gram
Ten was niet haer behaghen
Ga naar margenoot+ Dat ick Godt te vreesen aen nam
Ga naar margenoot+ maer zy hieldent voor verleyden // en zeyden
Ga naar margenoot+ Dat van Godt niet en quam
Ga naar margenoot+ Aldus liet ickse varen
Hielt my van haer absent
Ga naar margenoot+ En zochte te vergaren
Ga naar margenoot+ Met God en zijn volck bekent,
In zyne rechte koyen // verstroyen
| |
[pagina 391]
| |
Moeste ick doch inden endt, Ga naar margenoot+
Och Medecijn der Zielen, Ga naar margenoot+
My ghenadich aensiet Ga naar margenoot+
Die ootmoedich voor u vielen, Ga naar margenoot+
Die en verwept ghy niet Ga naar margenoot+
Als Maria Maeghdaleene // onreene
Was zy soo schrift bediet
Met den verloren Sone Ga naar margenoot+
Hebbe ick honger gesmaeckt,
Wilt my genade jonnen
Want ick hebt al qualick ghemaeckt Ga naar margenoot+
Door u Vader vol eeren // mijn kleeren
Sijn wegh en ick ben naeckt
O Heere wilt my spijsen Ga naar margenoot+
Met dat Hemelsche broot, Ga naar margenoot+
Op dat ick mach verrijsen Ga naar margenoot+
In een nieu leven devoot Ga naar margenoot+
en wilt my daer in sterken // mijn werken Ga naar margenoot+
Sijn voor u naeckt en bloot.
Schict u naer den tijdt. |
|