Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrij
[pagina 384]
| |
op de wyse: Een dinc doet my weder peynsen.
Ga naar margenoot+ DRuck, lyden en ellende,
Is den mensche op geleyt
maer alle kruys dat heeft een ende,
Hoe wel dat niet haest en scheyt
Al gaet het toe met swaer arbeyt
Ga naar margenoot+ Ghy moet u schicken na den tijt
Ga naar margenoot+ U ziele besitten met lijtsaemheyt,
Ga naar margenoot+ Want de Heere die comt subijt.
Ga naar margenoot+ Als nu sal comen de Heere,
Ga naar margenoot+ (Dit dient menichmael bedacht)
Dan sal alle druck verkeren
In een blijschap groot geacht
Ja in volcomender kracht,
Ga naar margenoot+ Sult ghy dan wesen verblijt
Aldus op sijn toecomste wacht
Ga naar margenoot+ Want de Heere etc.
Ga naar margenoot+ De cruycen zijn menigerhande
D' eene swaer en d' ander groot
Ga naar margenoot+ Draecht u cloeck als de vailjande
Sijt getrouwe totter doot
| |
[pagina 385]
| |
Want de Heere helpt in noot
Overwinnen inden strijt Ga naar margenoot+
Aldus en vreest voor geenen stoot
Want de Heere die komt subijt
Dat kruys is van God ghegheven
En laet u niet wesen zwaer Ga naar margenoot+
Alle straffe hier beneven
En wort niet aenghesien voorwaer
Voor een blyde dinck, dits klaer
Soo ons Paulus belijt
maer vreucht salse geven hier naer,
Want de Heere die comt subijt
Job en Tobias verkooren Ga naar margenoot+
Hadden Kruys met overvloet, Ga naar margenoot+
Sulcke exempels sijn ons vooren Ga naar margenoot+
Twelck in onsen druck versoet
Dus en sijt niet kleene ghemoet Ga naar margenoot+
Al zijt ghy tkruys hier selden quijt
Maer sijt ghetroost int teghenspoedt
Want de Heere die comt subijt Ga naar margenoot+
Elias en dient niet vergeten, Ga naar margenoot+
Wat een kruys dat hy verdroech
Van al die valsche Propheten Ga naar margenoot+
Die hem quelden spade en vroech
Wie dat handt slaet aen den Ploegh,
| |
[pagina 386]
| |
Die sal hier worden benijt,
Dus schept hier in troost genoech,
Ga naar margenoot+ Want de Heere die comt subijt
Ga naar margenoot+ Dat Kruys dat placht eertijts te wesen,
Met Vyer, Water, en deurt Swaert
Ga naar margenoot+ Maer nu de Heere zy ghepresen
Ga naar margenoot+ Die dat van ons heeft gheweert
Dat hem een yder gheneert
Ga naar margenoot+ Om te doene zijn profijt,
Dus wat u toecomt aenveert
Want de Heere die komt subijt
Sommige hebbent kruys inwendig
Ga naar margenoot+ Och! hy weet soo wel diet proeft
Satan die is seer behendich,
Die noch dach noch nacht en toeft
Om dat men hem niet en behoeft
Ga naar margenoot+ Daerom quelt hy ons uyt spijt
Ga naar margenoot+ Aldus u niet seer en bedroeft
Ga naar margenoot+ Want de Heere die komt subijt
Sommige hebbent kruys der questen
Ga naar margenoot+ Dickwils in haer eygen Huys
Elck ander niet houden ten besten
Ga naar margenoot+ Daer uyt komt een groot confuys
Och! is dat niet een zwaer kruys
| |
[pagina 387]
| |
Daer deene dander wat verwijt?
Elc wacht hem wel voor zulck abuys Ga naar margenoot+
Want de Heere die comt subijt.
Sommige hebbent cruys voldrucken Ga naar margenoot+
Inde kinders die hy wint Ga naar margenoot+
Dat het haer niet en wil gelucken, Ga naar margenoot+
Worden vleesschelyck ghesint
maer haer in haer Jeucht bemint,
En by matigheydt kastijt,
Op dat ghy namaels vreuchde vindt Ga naar margenoot+
Want de Heere die comt subijt. Ga naar margenoot+
Prince soude ickt al vertellen Ga naar margenoot+
En noemen de kruyssen al Ga naar margenoot+
Hier in en soude ickt niet ghestellen Ga naar margenoot+
Die daer sijn int aertsche dal, Ga naar margenoot+
Laet ons gaen door den wegh smal Ga naar margenoot+
En de Heere vreesen met vlijt Ga naar margenoot+
Dat kruys haest een eynde nemen sal
Want de Heere die comt subijt Ga naar margenoot+
Schict u naer den tijdt. |
|