Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrijop de wijse: Looft en verblijdt, in des Heeren.
Ga naar margenoot+ ZYt ghy na des Heeren wille goet
Wt Egypten ghetogen,
Sijt Mannelijck in u gemoet
Dat ghy niet en wordt bedrogen
Ga naar margenoot+ Want die den Heer voor oogen
Hebben, en sijn woorden devyne
Ga naar margenoot+ Die werden bevrijt van pijne
Doet ten fijne nae des Heeren bevel
Ga naar margenoot+ Beter dan Israel,
Ga naar margenoot+ Die daer in de woestijne
| |
[pagina 367]
| |
Verginghen deur haer boos opstel Ga naar margenoot+
En laet u des quaets gelusten niet Ga naar margenoot+
Om de Weerelt te beminnen
Al wat men met de ooge aensiet Ga naar margenoot+
Keert daer van uwe sinnen
En wilt weder van nieus beginnen, Ga naar margenoot+
God te vreesen van ganscher herten
En dempt alle boose perten Ga naar margenoot+
Want ist dat ghy u met Sichem laet besnyden
Het sal u in korten tyden Ga naar margenoot+
Oock wederomme smerten
Dus wilt doch wel in tijts toe sien
Wandelt oprecht in der liefden aert Ga naar margenoot+
Als Christenen behooren
op dat gy hier na meucht sijn bewaert Ga naar margenoot+
Van Gods grimmigen tooren Ga naar margenoot+
En draeght u als een nieu herbooren Ga naar margenoot+
Sijt altijt geestelijck ghenegen
End en laet u niet bewegen
van die des Heere wooninge verstoort,
Sulc een stemme niet en hoort
Hebt gy waerheyt gekregen Ga naar margenoot+
Soo gaet al deur denge poort Ga naar margenoot+
De poort is engh, den weg is kleyn
Die daer leyt tot den leven
| |
[pagina 368]
| |
Weynige vinden hem certeyn
Spreeckt Christus hoghe verheven,
Want seer nouwe is hy beschreven
Ga naar margenoot+ Van Esdras maer een voet wyde
En noch lichter aen deen zyde
Een diep Water na schrifs allegier
En op dander zyde een vyer
Wijckt ghy teenigen tyden
soo valt ghy in des doots dangier
Ga naar margenoot+ Hoe wilt ghy desen smallen Wegh doorgaen,
Met onghesont ghebeente
Dincket wat Symon Magus heeft ghedaen,
Hy bedroogh Gods Ghemeente
Ga naar margenoot+ Het streckte hem tot zijn verkleente
Dus en wilt alsoo niet hincken
Maer wilt altijd gedincken
Ga naar margenoot+ dat God heeft oogen als vyervlammen klaer
Ga naar margenoot+ Tis voor hem openbaer
Ga naar margenoot+ En salt ooc elcken schijnken,
Ga naar margenoot+ Loon na zijn werken hier naer.
Voor God en gelt temale geen
Ga naar margenoot+ Wet Voorhuyt noch besnyden
Dan een nieuwe Cratuere reen,
| |
[pagina 369]
| |
Soo Paulus gaet belyden
Wilt alle quade schijnen myden Ga naar margenoot+
En wandelt op den wegh des vreden
En doodet u aertsche leden Ga naar margenoot+
Lust hoerdery en oock begeerte quaet
En dat daer gheschreven staet Ga naar margenoot+
Dat voor sulcke quade seden
Een gerechtich licht op gaet
Wilt in goet doen gewillich sijn
Niet met ydel gebaren
Voor God en gelt geen hillich schijn, Ga naar margenoot+
Hy doorsiet de Fijghe blaren
Want als die twee int Lusthof waren
So gingen zy haer daer mede decken Ga naar margenoot+
Maer God die sach haer vlecken
Want alle herten die zijn voor Godt minjoot
Te samen naeckt en bloot Ga naar margenoot+
dus wilt Adam uyt trecken, Ga naar margenoot+
Op dat hy doch mach zijn ghedoot.
Den oude mensche geheel doch sterft
Wilt hem gantsch t' onder drucken
(die door lust der dolinghe verderft) Ga naar margenoot+
So macht u wel gelucken
End en laet u niet verrucken,
| |
[pagina 370]
| |
Van die verleyders menichvuldich
Op dat ghy doch ontschuldich
Ga naar margenoot+ Meucht wesen met dat vroome getal
als de Heer oordeelen sal:
Ga naar margenoot+ blijft by sijn woort ghehuldich
So en comt ghy niet ten val
Ga naar margenoot+ Ende en volght niet u eygen hooft
Maer dat ghebodt des Heeren:
Een yeder geeft niet en ghelooft
Wiltse wel examineeren
Ga naar margenoot+ Want sy souden u haest verkeeren
Op hare weghen seer versmadich
Want blyft ghy niet gestadich
Ga naar margenoot+ in Gods vreese, also Syrach verteldt
U huys wort haest gevelt
En wert u selven schadich,
Want het u eyghen ziele gelt.
Ga naar margenoot+ Geen moes voor u geboorte en kiest
Quackels voor Man ydoone
Ga naar margenoot+ Dat ghy deur lust niet en verliest
tLant van beloften schoone
Want daer wert ghegheven ten loone
Ga naar margenoot+ Een croone seer hooge van weerden
Ga naar margenoot+ Voor al die hier volheerden
Ga naar margenoot+ Aenveerden, wilt Godts harnas met jolijt
| |
[pagina 371]
| |
Dat ghy inden quaden tijt
als Pelgrims op aerden
Na des Heeren wille strijt.
Dus en volcht niet u quaden lust, Ga naar margenoot+
Wilt u na Gods woort voegen
Met eenen stillen geest gerust
Laet u daer med' genoegen Ga naar margenoot+
En wilt doch in geen vreemt joc ploegen
noch en staet doch na geen nieuwe renen
Gelyc die van Athenen Ga naar margenoot+
Sommige hielden mer Godts woort den spot
En geloofden niet aen Godt
Superstitieus schenen,
Maer kiest ghy doch een beter lot.
Prince, dit wensche ic u voor u deel, Ga naar margenoot+
Tot u beste beclyven,
Dat ziel en lichaem mach geheel
Hierna behouden blyven,
En doet na Mattheus beschrijven
Wilt door de enghe poorte dringen, Ga naar margenoot+
En wilt u gestadich dwingen Ga naar margenoot+
Van die daer wesen, des Heeren stemme moe Ga naar margenoot+
Stopt vast u ooren toe
Van vremde huerlingen
Op dat gy wandelt als de vroe.
|
|