Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrij
[pagina 359]
| |
op de wyse: O vleesch quaet van manierenGOds wijsheyt met verstande Ga naar margenoot+
Wensche ick u lieve maet Ga naar margenoot+
Dat Gods woort in u brande
En nimmermeer uyt en gaet
Op dat ghy door Gods goeden raet,
Doch wederstaet Ga naar margenoot+
De lust van dese Werelt quaet Ga naar margenoot+
De aenlockende lusten
Verderven so vele dat goet
En wilt daer op niet rusten
Dat ghy haren wille doet, Ga naar margenoot+
Maer volght altijt den Bruydegom soet Ga naar margenoot+
Als Maeghden vroet
Altijdt met een verslaghen ghemoedt Ga naar margenoot+
Tghemoet // tot goedt // gheneghen
Behaeght den Heere wel Ga naar margenoot+
Dus blijft op zijne weghen,
En doet na zijn bevel Ga naar margenoot+
Op dat ghy meucht ontcomen snel
Dat eeuwich ghequel
| |
[pagina 360]
| |
En vliet de lusten der jonckheydt fel.
Den lust smijt onder voeten
Ga naar margenoot+ Met kracht haer overwint
Ga naar margenoot+ Wiltse nemmermeer boeten
En sijt geen vleeschs gesint
U eygen Ziele altijdt bemindt
Als een vroom kint,
Bedinckt dat eynde wat ghy begint
Ga naar margenoot+ Doodet u, aertsche leden
Ga naar margenoot+ Al strijden zy dickwils seer
En volcht gheen quade seden,
Maer dwinghtse meer en meer
In Heylichmakinge en in eer
Na Paulus leer
Ga naar margenoot+ Dat ghy bequaem sijt den Huys-heer
Den Huysheere ten besten
Ga naar margenoot+ U selven oock niet en spaert,
Op dat hy u ten lesten
Van alle quaet bewaert
Ga naar margenoot+ Als hy hem vanden Hemel verklaert
Ga naar margenoot+ Diet quade bezwaert,
Ga naar margenoot+ dat gy niet en moet sijn bastaert.
Maer wesen meucht deelachtich
Ga naar margenoot+ Dat van God is belet
Weest dit altijt ghedachtich
| |
[pagina 361]
| |
Als een vroom Christen let Ga naar margenoot+
Op dat ghy u Bruylofs kleet net
Niet en besmet
Dus draeght wel sorge van lancx hoe bet
En latet niet verscheuren
Dat Bruylofs kleet seer jent Ga naar margenoot+
Noch nimmermeer besmeuren
En comt geen Peck ontrent
Datmen niet onreyns en bekent
Aen u present
Dus draecht wel sorge tot inden ent.
Tot den ent sorghe draghen,
Moet van ons sijn ghedaen Ga naar margenoot+
Dat wy de wreede slaghen
Hiernaer moghen ontgaen, Ga naar margenoot+
En in s Heeren toecomste saen
Moghen bestaen Ga naar margenoot+
Met alle vrome die Erve ontfaen Ga naar margenoot+
Alle Gods uyt vercoren
Die sullen na desen tijdt, Ga naar margenoot+
Des Heeren stemme hooren,
En worden seer verblijt Ga naar margenoot+
Die overwinnen inden strijdt Ga naar margenoot+
Worden dat quijt
Van al wat haer vyandich benijdt
| |
[pagina 362]
| |
Satan die onbezweken,
Ga naar margenoot+ Niet en rust dach noch nacht,
Dat vleesch vol quade treken
Heeft oock dat selve ghedacht
Ga naar margenoot+ En wy 't niet wederstaen met kracht
Ga naar margenoot+ Houden goe wacht
Ga naar margenoot+ so salt ons bringen haest in de gracht
Ga naar margenoot+ Prince als Loths Huysvrouwe
En siet doch nimmermeer om
Maer blijft altijt ghetrouwe
En vreest voor gheenen schrom
Ga naar margenoot+ en vliet met alle Gods Heyligen vrom
Ga naar margenoot+ De weghen krom
En soect altijdt dat eeuwich rijcdom.
Schict u naer den tijdt. |
|