Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrijop de wyse: Prijckeleuse tijdenWIlt haken na den vrede Ga naar margenoot+
Vrienden dat is mijn bede Ga naar margenoot+
Hout by de waerheyt stede Ga naar margenoot+
Wilt wassen en uyt breyden Ga naar margenoot+
| |
[pagina 348]
| |
Ga naar margenoot+ En wapent u daer mede
Ga naar margenoot+ Tegen alle booshede
Ga naar margenoot+ Als reyne Christen leden
Ga naar margenoot+ Wilt altijdt onderscheyden
Ga naar margenoot+ dat licht gewis // Doch uyt de duysternis
Dat in Syon expris,
Doch gheen suer deegh en is
Ga naar margenoot+ Om 't soete te verseuren
Ga naar margenoot+ Dat seer haest sou gebeuren
Datter veel omme treuren
En laet u niet besmeuren,
Maer hout u reyn en fris.
Veel twisten en discoorden
Ga naar margenoot+ Comen dickwils om woorden
Die doch luttel voorden
Ga naar margenoot+ Die hoortmen menichvuldich
Legghent daer toe aenboorden
Ga naar margenoot+ Datse noch meer verstoorden
Ga naar margenoot+ Waer over zy behoorden
Haer te bekennen schuldich,
Laet kommer zwaer
Doch achter weghe daer
En neemt Gods woorden waer
Ga naar margenoot+ En neemt doch daer naer,
Ga naar margenoot+ Ghelijck een wijs bevroeder
| |
[pagina 349]
| |
Alsoo met uwen broeder
En sijt geen quaet vermoeder Ga naar margenoot+
Maer sijns Zielen behoeder Ga naar margenoot+
Wt reynder liefd aen haer Ga naar margenoot+
En spreeckt doch gheen schandalen Ga naar margenoot+
Van al u Broeders qualen
Maer als ghy hem siet dwalen
Soo wilt hem onderwijsen, Ga naar margenoot+
Wie dat doch is kan falen Ga naar margenoot+
Laet de liefde zoo stralen
Want diet al sal betalen Ga naar margenoot+
Die sal u daer in prijsen Ga naar margenoot+
Laet matigheyt Ga naar margenoot+
By u doch sijn planteyt
Ghelijck Petrus seyt,
En tot vreden arbeydt,
Dat wy ten allen stonden
In vreden sijn gebonden
Prijsen als den gesonden Ga naar margenoot+
Me eendrachtighe monden
Godts groote Majesteyt.
Het is den man groot eeren
Hem van den twist te keeren Ga naar margenoot+
Gaet Salomon vermeeren Ga naar margenoot+
Leeren als de vailjande
| |
[pagina 350]
| |
Om los te sijn van verseeren
Ga naar margenoot+ Volcht tghebodt des Heeren
Ga naar margenoot+ Die geerne rebelleeren
Ga naar margenoot+ Moeten comen tot schande,
Ga naar margenoot+ Dat mercktmen snel
aent Huys Israel
die met een boos opstel
Ga naar margenoot+ Moyses waren rebel
Dat zy om sulcke dingen
By menichten vergingen,
Haer straffe zy ontfingen
Wilt u herte bedwingen
Van twist soo doet ghy wel.
Twas tegen Gods behagen
Ga naar margenoot+ Dat zy soo gingen klagen
Diese hadden ghedraghen
Op vloghels seer behendich
Tot Tabera zy lagen
Ga naar margenoot+ Geen vleesch potten en sagen
Sy weenden in dien dagen,
Therte was seer afwendich
Den water vloet
Ga naar margenoot+ Tot Marra metter spoet,
Die was bitter onsoet
tVolck hadde kleynen moet,
| |
[pagina 351]
| |
Dat zy deur zwaer versuchten, Ga naar margenoot+
Maeckten quade gheruchten,
En wilden weder vluchten,
Tot de Egyptsche vruchten
Alzo doch niet en doet.
En wilt niet omme kijcken Ga naar margenoot+
Noch Israel gelijcken
Na die Egyptsche Rijcken Ga naar margenoot+
Die wy doch moeten derven
Want die vanden wegh wijcken Ga naar margenoot+
Vallen in zware stricken,
Latet doch beter blicken Ga naar margenoot+
Dat ghy niet en moet sterven Ga naar margenoot+
In de Woestijn, Ga naar margenoot+
Soo zy ghevloden sijn
Met seer zwaer ghepijn
Gestorven vant fenijn,
Doort bijten van de Slangen
Quamense in doots verstrangen Ga naar margenoot+
Leydet beter u gangen
En wilt altijt aenhangen Ga naar margenoot+
Christum den Medecijn
Dit is ons alle gheschreven Ga naar margenoot+
Tot exempel beneven
Op dat wy niet en sneven
| |
[pagina 352]
| |
Ghelijck de onverstande
Corach hooghe verheven
Dathan liet oock zijn leven
Ga naar margenoot+ Abiron is gebleven,
Ga naar margenoot+ Tsamen buyten den lande
Ga naar margenoot+ Hooghmoet heeft daer gevloeyt
En hebben haer ghemoeyt,
Moyses, Aaron verfoeyt
Ga naar margenoot+ Godt die heeftse uytgeroeyt
Ga naar margenoot+ Die doot mosten zy smaken
Ga naar margenoot+ In der Hellen eylaken,
Ten sijn geen kleene saken
Ga naar margenoot+ Sulcken oproer te maken
Wat sijnder al vervloeyt.
Ga naar margenoot+ Prince, dit wil ick toonen,
Ses hondert duysen persoonen
Ga naar margenoot+ Wilde Godt niet verschoonen
Om haer sond' en misdaden,
Ga naar margenoot+ Kregen der sonde loonen
God die wil ons jonen
In der eeuwicheydt kroonen
Ga naar margenoot+ Door zijn louter ghenaden
Ga naar margenoot+ In Woestijn wijt,
Vreest Godt gebenedijt
Ga naar margenoot+ Met vlijt ghehoorsaem sijt
| |
[pagina 353]
| |
Verblijdt, u niet in strijt Ga naar margenoot+
Soo comt ghy niet in blamenGa naar margenoot+
Als Israel by namen Ga naar margenoot+
Die int Landt niet en quamen Ga naar margenoot+
Maer gelijc den vreetsamen, Ga naar margenoot+
Soo, Schict u naer den tijdt. Ga naar margenoot+
|
|