Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– AuteursrechtvrijOp de wyse: Daer is nu kleyn coragie, By etc.O Heere der heerscharen Ga naar margenoot+
Ghy sijt diet al vermeucht Ga naar margenoot+
Druck noot ende bezwaren Ga naar margenoot+
Weert ghy van ons uyt deucht Ga naar margenoot+
Na den regen vol pynen Ga naar margenoot+
Laet doch Heere ten fynen
De Sonne weder schynen
| |
[pagina 344]
| |
En gheeft ons weder vreucht.
Ga naar margenoot+ Op u moet men betrouwen
Want ghy o Heere sijt
Ga naar margenoot+ Dat onsen druck en rouwen
Door u goetheyt verslijt
Na den regen vol pijnen
Laet doch Heere ten fijnen
Ga naar margenoot+ De Sonne weder schijnen
Ga naar margenoot+ En geeft ons noch jolijt.
Ghy weet uytcomste krachtich
Als wy sijn tende ra,
Ga naar margenoot+ Ghy sijt och Godt almachtich,
Ga naar margenoot+ Bewaert ons vanden qua,
Ga naar margenoot+ Na den Regen vol pijnen,
Ga naar margenoot+ Laet doch Heere ten fijnen
U Sonne weder schijnen
En gheeft weder ghena
Hoe souden wy verschromen
Ga naar margenoot+ U goetheyt is soo groot,
Ghy laet den mensche comen
Tot de Poorte der doot
Ga naar margenoot+ Na den Reghen vol pijnen
Laet doch Heere ten fijnen
Ga naar margenoot+ U Sonne weder schijnen
En geeft troost inden noot
| |
[pagina 345]
| |
Troost inden noot o Heere
Die op u goetheyt wacht Ga naar margenoot+
Al sijn wy zwack en teere
Ons doch niet en veracht: Ga naar margenoot+
Na den Reghen vol pijnen
Laet ons Heere ten fijnen
U Sonne weder schijnen Ga naar margenoot+
En geeft ons nieuwe kracht
Nieuwe kracht laet genieten Ga naar margenoot+
U zwack Instrument, Ga naar margenoot+
Soo salt ons niet verdrieten Ga naar margenoot+
Wat Ghy ons Heer toe sent
Na den Reghen vol pijnen Ga naar margenoot+
Laet ghy Heere ten fijnen
U Sonne weder schijnen
En gheeft troost in ellendt
Troost ons o Heer int lyden Ga naar margenoot+
Als Tobias seer vroet
en wilt ons soo kastyden
Als eenen Vader goet,
Na den Reghen vol pijnen Ga naar margenoot+
Laet doch Heere ten fijnen Ga naar margenoot+
U Sonne weder schijnen
En geeft ons goeden moet
Als die God behagen Ga naar margenoot+
| |
[pagina 346]
| |
Die moeten sijn bereydt
Om veel lydens te dragen
Ghelijck ons Syrach seydt:
Na den Reghen vol pynen
Ga naar margenoot+ Laet doch Heere ten fijnen
U Sonne weder schynen
Ga naar margenoot+ En gheeft ons lijdtsaemheydt
Ga naar margenoot+ Lijdtsaemelijck ghedregen,
Ga naar margenoot+ Heeft Job al zijn misval
Ga naar margenoot+ Doen hy soo was ghesleghen
Ga naar margenoot+ Hier in dit jammer dal:
Na den Regen vol pijnen
Laet ghy Heere ten fijnen
Ga naar margenoot+ U Sonne weder schijnen
Ga naar margenoot+ En gavet hem weer al
Het scheen hy was verlaten
Doe hy was aengetast
Maer hy quam hem te baten
Want hy betroude vast:
Na den Reghen vol pynen
Ga naar margenoot+ Liet ghy Heere ten fijnen,
U Sonne weder schijnen
En hebt hem noch ontlast
Ga naar margenoot+ O Heere ghy wilt proeven
U volck als Gout int vyer
| |
[pagina 347]
| |
Daerom wy behoeven Ga naar margenoot+
Altijdt u hulpe hier
Na den Reghen vol pijnen Ga naar margenoot+
Laet ghy Heere ten fijnen
U Sonne weder schijnen
En sijt ons goedertier.
Princelijck Godt roalich Ga naar margenoot+
Verhoort onse ghebeen
Gheeft ons wat ons is zalich
Soo sijn wy wel te vreen
Na den Reghen vol pijnen Ga naar margenoot+
Laet doch Heere ten fijnen,
U Sonne weder schijnen
Heeft Sara beleen.
Schict u naer den tijdt. |
|