Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrijop de wijse: Van den 51. Psalm.
Ga naar margenoot+ GHy kinderen die de roe ontwassen zijt
Ga naar margenoot+ Wilt doch nu net, met verstant wijsheydt leeren,
Ga naar margenoot+ En neemt u waer, inde vreese des Heeren,
Ga naar margenoot+ Dat ghy hier naer, met den Heere verblijt
Ga naar margenoot+ En stelt u niet ghelijck de wereldt wijt
Ga naar margenoot+ Noch en wandelt ooc niet op haren pade,
Zy is vol boosheyt, so ons Joannes belijt
Wiese bemint, versuymen Gods ghenade.
Wie Godts ghenade mist, hem naeckt een zwaer verzucht:
Ga naar margenoot+ Die zullen haer, hier naer, bringen tot schanden
Ga naar margenoot+ Want dat oncruyt zal de Heere verbranden
Ga naar margenoot+ en elcken boom die niet en bringt goe vrucht
Van joncx ghy dit wel overdincken meucht
En schict u na des Heeren woort gepresen
Ga naar margenoot+ Wel die des Heeren Jock draeght in zijn jeucht
En niet op en wast int goddeloose wesen.
| |
[pagina 341]
| |
Een kindt dat God vreest, ghelyck ons Syrach uytleyt Ga naar margenoot+
Is beter dan, van duysent goddeloosen,Ga naar margenoot+
Want Godt en heeft gheen behaghen tot den boosen, Ga naar margenoot+
Maer wie Godt vreest, veel goets is hem bereyt
Weest onderdanigh die u met bescheyt Ga naar margenoot+
Onderwysen, met veel woorden vermanig
En zijt oock neerstich in uwen arbeyt Ga naar margenoot+
Watmen u seyt, en syt niet wederspannig. Ga naar margenoot+
Wederspannig, is de sondt van afgoderie Ga naar margenoot+
Ghy moet u klaer // daer // neerstich van wachten: Ga naar margenoot+
U ouders raet ooc nimmermeer verachten
Die u int goet doen niet en sijn partie Ga naar margenoot+
Weest onderdanig, en leert van herten blie
Quade fantasie // die moet ghy van u keeren
Op dat u niet en gaet, ghelyck die
Daer waeren verscheurt al vande wilde Beeren.
Wel twee een veertich kindren also ic las Ga naar margenoot+
Van uyt de stadt van Bethel ghecomen
En zy bespotten Elizeus den vromen
Omdat hy slechs kael van hoofde was
Maer Godt die heeftse ghestraft op 't zelve pas,
Twee wilde Beyren, namen haer daer dat leven
Maer wie Godt vreest, ghelijck Tobias, Ga naar margenoot+
Die werden eeuwelyck bevrijt van sneven.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 342]
| |
Ga naar margenoot+ In sneven quamen Elys kinderen alle bee
Ga naar margenoot+ Om dat zy haren Vader niet en hoorden
Want sy en achten niet vele op die woorden
Al wast dat hyse strafte met beschee
Om hare sonden quamen zy in groot wee,
Ga naar margenoot+ en werden gedoot al vanden Philistijnen:
Ga naar margenoot+ Sulcke exempels vindtmen int oude mee
wie dat boos is, moeten als hoy verdwijnen
Ga naar margenoot+ Wie dat de straffinge hartneckich van hem slaet
Ga naar margenoot+ die salt verderven haestelic overvallen
Ga naar margenoot+ Want Goddeloose behagen niet met allen,
Ga naar margenoot+ Den Heere soo inden Psalm vyve staet
Ga naar margenoot+ De boose schalcke en oock de sprekers quaet
Tsamen met de leugenachtige monden
En sullen niet wonen by den hoogen Raet
Die haren naet naeyen, t' allen stonden.
Ga naar margenoot+ En veracht u ouders niet als zy sijn grijs
Ga naar margenoot+ Wilt haer in haer gebrec comen te baten,
Want zy en hebben u ooc noyt verlaten
Maer op ghevoet met verstandt en advijs
Doet desgelijcx oock tot des Heeren prijs,
so doet gy wijs // en ooc na Gods behagen
Uwe sonden sulen smelten gelijck ijs
Ga naar margenoot+ Want goetdoen en sult ghy nemmermeer beklaghen.
Ga naar margenoot+ Gy kinders hebt van den Heer een gebot
Ga naar margenoot+ Ghy zult uwe ouders houden in waerden,
opdat-gy lange meucht leven op der aerden
Dat is een vaste belofte van God,
| |
[pagina 343]
| |
maer wie de straffinge haet dat is een sot,
waren zy wijs zy souden haer verblyden
Die haet verminghen onder dat boose rot
Die sullen de straffinge altijdt benijden. Ga naar margenoot+
Prince vermaert, doet altijt na sHeeren bevel,
Wilt uwe Ouders recht en slecht beminnen Ga naar margenoot+
U wel bewaert voor vleeschelicke sinnen Ga naar margenoot+
So salt u hier en hier na gelucken wel Ga naar margenoot+
En vreest den Heer met een vast opstel Ga naar margenoot+
de lusten felder joncheydt wilt ontvlieden Ga naar margenoot+
Haestelijck sal den Heer comen snel Ga naar margenoot+
dan sal elc loon na zijn werken gheschieden Ga naar margenoot+
Schict u naer den tijdt. |
|