Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrij
[pagina 318]
| |
Op de wyse: Het jaer is langer als' den dach
Ga naar margenoot+ STerckt mijn herte, sin, en gemoet
Ga naar margenoot+ Heere vol van genaden
Ga naar margenoot+ Dat ick verkryge 't eewich goet
Ga naar margenoot+ Bewaert my vanden quaden
Heere my van dat quaedt bewaert
Ga naar margenoot+ En alle die u beminnen
Ga naar margenoot+ met vleesch en bloet ben ick bezwaert
Ga naar margenoot+ Helpt my den strijt verwinnen,
Stryden moet men zijn leven lanc,
Ga naar margenoot+ Soo ons Job gaet gewagen
O Heere maeckt ons eenen uytganck
Ga naar margenoot+ Dat wy 't connen verdragen.
Onse weder partie rebel
Ga naar margenoot+ Soo wy in Petro vinden,
Ommegaet ons als een Leeu fel
Soeckt wien hy mach verslinden
Ga naar margenoot+ Dat vleesch gelust tegen den gheest
En staen elck ander tegen
Ga naar margenoot+ Om krijghen zynen wandel eest
Daer toe ist wel genegen.
| |
[pagina 319]
| |
Helpt my wederstaen zynen heeschs Ga naar margenoot+
Dat ick tot mijnder baten
Dien bevleckten rock des vleeschs Ga naar margenoot+
Al mijn leven mach haten.
O Heere maeckt my soo bereyt Ga naar margenoot+
Dat ick mijn vleesch mach dwinghen Ga naar margenoot+
Met mynen God so David seyt Ga naar margenoot+
Over de mueren springen Ga naar margenoot+
Want als den loop hier is volendt Ga naar margenoot+
En tgeloove behouwen Ga naar margenoot+
Soo sullen wy in des Hemels Tent Ga naar margenoot+
De eeuwige vreucht aen schouwen Ga naar margenoot+
Ten is noch niet geopenbaert Ga naar margenoot+
Wat dat wy wesen sullen Ga naar margenoot+
Maer als hem Gods sone verklaert Ga naar margenoot+
Sal ons met vreucht vervullen Ga naar margenoot+
Hy sal ons eenen Herder goet Ga naar margenoot+
So Esaias seyde
Zijn lammerkens dragen inden schoot
Zijn schaepkens met hem leyden Ga naar margenoot+
Noyt mont en hevet uytgeseyt
De vreucht die Godt gepresen,
Van den beginne heeft bereyt
Voor alle die hem vreesen Ga naar margenoot+
Als de Sonne in haer Vaders rijc
| |
[pagina 320]
| |
Ga naar margenoot+ Sullen zy schoone blijncken,
Ga naar margenoot+ End Engelen worden gelijck
Ga naar margenoot+ Och laet ons dit nadincken
En bidden onsen Middelaer
Ga naar margenoot+ Dat wy ten allen stonden,
Moghen voor den Hemelschen Vaer
Onstraffelijck zijn bevonden
Ga naar margenoot+ Maer niet deur ons gerechtigheyt
Ga naar margenoot+ Die daer is vroech en spade
Besmet ghelijck een onreyn kleydt
Ga naar margenoot+ Maer deur louter genade
Ga naar margenoot+ En gaet met ons o heere niet
Ga naar margenoot+ Int Oordeel oft gherechten
Ga naar margenoot+ Al deden wy al wat ghy gebiet
Ga naar margenoot+ Wy sijn onnutte knechten.
Prince.
Princelic God maect my bequaem
Dat ick u mach behagen
Ga naar margenoot+ Om loven en prijsen uwen Naem
Ga naar margenoot+ Nu en ten eeuwigen dagen.
Schict u naer den tijdt. |
|