Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrijop de wyse: Bier en broot is goe potagie, met een ey.
Ga naar margenoot+ JAcobus seyt alsoo wy lesen
wie des werelts vrient wil wesen
| |
[pagina 83]
| |
Moet Gods vyant zijn, mispresen
Wel toe siet: Ga naar margenoot+
Of ghy sult comen naer desen
Int verdriet.
De wetenschap en sal niet baten, Ga naar margenoot+
Het en leyt ooc niet aent praten
Als ghy gaet Gods woort verlaten Ga naar margenoot+
Och ghy sult,
U bringen noch boven maten
Inde schult.
Gy weet so wel des Heeren wille, Ga naar margenoot+
En om eenigen geschille, Ga naar margenoot+
So wilt ghy u houden stille,
Sijt dit vroet:
Naer Gods woort weynich of vele
Niet en doet. Ga naar margenoot+
Christus hielt Nicodemus vooren Ga naar margenoot+
Dat hy moste zijn herbooren,
Of hy soude gaen verlooren
Buyten 't Rijck
Wilt ghy niet zijn stemme hooren Ga naar margenoot+
Twort gelijck. Ga naar margenoot+
Al is die Heere vol genade Ga naar margenoot+
En soeckt niet u siele schade
Hy en heeft geen lust tot quade Ga naar margenoot+
| |
[pagina 84]
| |
Maer tot goet,
Ga naar margenoot+ Gaet niet met vleesch en bloet te rade,
In 't gemoet.
Syrach die gaet allegieren
Ga naar margenoot+ Al wat vleesch en bloet vercieren
Dat zijn al boose manierern
Wilt af staen,
Ga naar margenoot+ Laet u van Gods geest regieren
Tsal wel gaen.
Komt al tot my seyt de Heere
Ga naar margenoot+ En doet altijt naer mijn Leere
Ga naar margenoot+ Niemants doot ic en begeere
Maer dat hy,
Ga naar margenoot+ Gantsch van herten wederkeere
Hem tot my.
Ga naar margenoot+ Ghy hoort doch des Heeren stemme
Ga naar margenoot+ Weygert u niet als de slemme
Ga naar margenoot+ Dat hy hem niet en vergremme
Seer verstoort
Ga naar margenoot+ Maer gelijc die schaepkens temme,
Gaet so voort.
Ga naar margenoot+ Het is gewis, gy moet doch sterven
Maer diet hier also verkerven
Ga naar margenoot+ Dat sy haren wech verderven
So tvolck de
| |
[pagina 85]
| |
Zullen geen vrydom verwerven Ga naar margenoot+
Met Noe.
Ghy siet de menschen trecken deure Ga naar margenoot+
Sy en hebben oock geen keure Ga naar margenoot+
Al vallet bitter en seure Ga naar margenoot+
Met geclach,
Ghy en weet oock tijt noch eure Ga naar margenoot+
Vanden dach.
Hout dit altijt in u gedachte
Dat die Heere comt onsachte Ga naar margenoot+
Gelijck eenen dief by nachte,
So wie slaept Ga naar margenoot+
En niet en is inde wachte, Ga naar margenoot+
Wort betraept. Ga naar margenoot+
Dinckt niet ick hebbe vele Jaren Ga naar margenoot+
Eer my t' ouderdom sal bezwaren Ga naar margenoot+
En daer op u boete sparen
Tis abuys Ga naar margenoot+
Ghy moet met Christum vergaren Ga naar margenoot+
In zijn huys Ga naar margenoot+
Die met hem niet en versamen Ga naar margenoot+
Sullen haer noch moeten schamen, Ga naar margenoot+
Als sy verstroyen in blamen Ga naar margenoot+
Seer onweert Ga naar margenoot+
Geschreven werden haer namen Ga naar margenoot+
| |
[pagina 86]
| |
In die Eerdt.
Ga naar margenoot+ Of ghy seyt tot u verstercken
Ga naar margenoot+ Ick en doe gheen quade wercken
Ga naar margenoot+ Sal die Heere dat niet mercken
Met bescheyt
En aensien in dese percken
Ga naar margenoot+ Mijn traecheyt.
Dit wil ic u hier op toogen
Hoe dat Christum deed verdroogen
Ga naar margenoot+ Den Vijgeboom, schoon voor oogen
Tis geen klucht
Ga naar margenoot+ Weynich dat de boomen doogen
Ga naar margenoot+ Sonder vrucht.
Prince.
Ga naar margenoot+ Prins vreest God sonder vergeten
Ende en blijft soo niet versleten,
Ga naar margenoot+ Soo sult ghy u ruste weten
In u deel
Ga naar margenoot+ So seyt Godt tot den Propheten
Daniel.
Schickt u naer den tijt. |
|