Schalmeye, inhoudende veel geestelijcke liedekens
(1614)–Marijn de Brauwer– Auteursrechtvrij
[pagina 87]
| |
Op de wijse: Hadden wy gebleven op 't kasteelken vander most, Daer aten wy.JEsus int Galileetsche lant Ga naar margenoot+
Quam by Tyberias de stede:
Hem is ghevolcht een groote schare triumphant,
Om al de teeckenen die hy dede.
Jesus clam op eenen Berg na dien
Met zijn Discipulen sonder schromen Ga naar margenoot+
En heeft die groote schare van verre wel gesien,
Die daer al tot hem wilden comen,
Van waer sullen wy nu coopen broot
Sprack die Heere vol genade,
Op dat dese Schare tegen den honger groot
Een weynich haer mochten versaden
Philippus antwoorde veel te vroech
Also hy daer na wel mochte weten, Ga naar margenoot+
Door twee hondert Penninghen en ware niet genoech,
Dat elc een weynich soude mogen eten
| |
[pagina 88]
| |
Ga naar margenoot+ Andreas Symon Petrus Broeder beleeft
Die ging ooc sijn verstant bedieden
Een kint is hier, dat vijf brooden en twee visschen heeft
maer wat is dat onder so veel lieden.
Ga naar margenoot+ Jesus beval tvolc te sitten int gras
Op dat hy zijn cracht soude toonen,
Tgetal van al tvolck dat daer gheseten was,
Wel vijf duysent mannen persoonen.
Ga naar margenoot+ Jesus die nam die vijf brooden cleen,
En dancte zijnen vader almachtich
Daer na gaf hyse zijn Discipulen reen
Die deeldese uyt onder tvolck eendrachtich.
Daer na die twee visschen kleen en smal
Deeldense ooc uyt desghelijcke
Met hoe weynich spijse was daer een groot getal,
Versaet, door Godts ghenade seer rijcke.
Als sy geten hadden sprack Christum tot
Ga naar margenoot+ Sijn Discipulen, ging haer verklaren
Vergadert ons die brocken van dat overschot
| |
[pagina 89]
| |
van alle die daer versaet waren.
Sy volden twaelf Corven vant overgeblijf
is dat niet een crachtich wonder, Ga naar margenoot+
Int getal der mannen en was noch kint noch wijf
Getelt, nochtans daer waerender veel onder.
Van dese vijf brootkens na schrifts verhael,
Sachmen al die lieden smullen
Het overschot was grooter dan het principael,
Hoe cant ooc God die Heere vervullen.
Als die lieden nu dit teecken aldaer
Sagen, spraken sy int secrete, Ga naar margenoot+
Tegen malcander dit is openbaer
Warelijcx een groote Prophete.
Het is recht datmen den Heere prijst Ga naar margenoot+
Daer toe moeten wy ons altijt poogen,
Die soo menich duysent mael duysent menschen spijst, Ga naar margenoot+
Also wy dat aensien met onsen oogen
Die ons den Oogst getrouwelijck gheeft, Ga naar margenoot+
Hoewel hijt ons niet en is schuldich
| |
[pagina 90]
| |
Ga naar margenoot+ Hy onderhoudet al wat dat daer roer en leeft,
Door zijn genade menichvuldich.
Ga naar margenoot+ Gelijck die Heere spijst den mensche voort,
Die hier by duysenden krielen
Ga naar margenoot+ Alsoo spijst die Heere met zijn heylich woort,
Ooc alle hongerige sielen.
Den mensche die en leeft niet, doet Christus cont
Ga naar margenoot+ By den broode beneven,
Ga naar margenoot+ Maer by alle woorden die uyt des Heeren mont
Comen, die zijn geest ende leven.
Ga naar margenoot+ Dit broot is vanden hemel snel
Ga naar margenoot+ Wy hebbent van den Vader verworven,
Ga naar margenoot+ Maer niet ghelijck tManna daer Israel
In die Woestijne af is gestorven.
Ga naar margenoot+ Prince wie van dit broot so Christus zeyt,
eten die en sullen niet sterven
Maer sy sullen leven inder eewicheyt,
En nimmermeer van honger verderven.
Schickt u naer den tyt |
|