Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Mr. Pieter van der Schelling]Schelling (Mr. Pieter van der) werd in 1692 te Rotterdam geb., studeerde aan het Athen. in de rechten en tevens in het Remonstr. Seminarium, werd in 1712 tot prop. bij de Broederschap toegelaten, en bediende in dien rang de kleine gem. te Nijmegen tot zijn beroep te Gouda in 1712. Tijdens zijn verblijf ald., werd hij 18 Sept. 1721 als jur. cand. en met zijn kerkelijken titel in het Leidsche studenten-album ingeschreven; hij verkreeg in hetzelfde jaar den graad van meester in de rechten, en in 1725 eervol ontslag uit zijn predikambt; vestigde zich te Rotterdam, waar hij zich met zijn schoonvader Cornelis van Alkemade, zie blz. 12, op historie en oudheidkunde toelegde en in 1751 overleed. Als oudheidkundige heeft hij zich bekend gemaakt door het aanvullen, voltooien en uitgeven der werken van zijn' schoonvader, het schrijven van: Hist. van het Notarisambt, Rott. 1745; De aloude vrijheid der Batavieren, ald. 1746, enz.; als dichter door lofrijmen vóór boeken en gelegenheidsdichten. Met Van Loon, blz. 477, twistte hij over de echtheid van Klaas Kolijn's [vervalschte] Rijmkronijk. (Dr. Schotel, Leven v. Alkemade en v.d. Schelling, Breda 1833.) |
|