Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend[Johan de Kanter Philz.]Kanter Philz. (Johan de), geb. 21 Juli 1762 te Wissekerke, waar zijn vader pred. was, werd door zijn oom, notaris te Zierikzee, na zijn vaders dood opgeleid tot het notarisambt en volgde dezen in 1784 als zoodanig op. Door zijne bedrevenheid in wis- en natuurk. werd hij in 1799 lector van het natuurk. gen. in het museum te Middelburg, in 1802 scheepsmeter, later onderwijzer bij het instituut voor dijken en waterweringen in Zeeland. Tijdens de inlijving bij Frankrijk was hij commiesgriffier bij het Trib. de première instance te Middelburg, en na 1813 commies ter prov. griffie in Zeeland. Hij bleef dit tot 1835 en overleed 23 September 1841. Behalve geschriften, tot zijne betrekkingen behoorende, verschenen van hem: Chronyk van Zierikzee, Zier. 1794, 2e verm. dr. 1795, vervolgd door O. Groeneyk; De Franschen in Walcheren, Middelb. 1814; Redev. bij de ontblooting van het praalgraf der Luit. Adm. J. en C. Evertsen, (deels in niet gelukkig uitgevallen rijm), Middelb. 1818; Lofrede op J.H. Schorer, Middelb. 1822; (met zijn schoonzoon Dresselhuis, z.a.) De Provincie Zeeland, Midd. 1824; (als bijvoegsel) Oorspronkelijke stukken betreffende de uitvinding der verrekijkers te Middelburg, Midd. 1835. In De Vriend des Vaderlands: Levensschets van Job Baster. |
|