[Gerbrand Bruining]
Bruining (Gerbrand), geb. te Gorredijk 28 Juli 1764, werd in 1785 rector te Joure. Als patriot vluchtte hij twee jaar later naar St.-Omer; in 1789 keerde hij naar Amst. terug, schreef voor de pers en stud. aan het seminarium der Remonstranten. Een jaar later werd hij Remonstr. pred. te Bleiswijk, daarna te Berkel en eindelijk te Nieuwkoop-en-Zevenhuizen. In 1811 legde hij het predikambt neer en vestigde zich te Leiden, waar hij zich met werken voor de drukpers onledig hield en van Mei 1817 tot zijn dood in 1833 Bibliothecaris der boekerij van Thysius was.
Hij schreef o.a.: Een nieuw gevoelen aangaande de grondvestiging der Assyrische heerschappij, Rott. 1794; Dichterlijke uitweiding over den watervloed, Leid. 1798; De geschiedenis der oude godsdienstleer uit de ruïnen, waarin Volney haar misvormd heeft, herbouwd, Rott. 1802; Ontwerp van eene volledige geschiedenis der oude Oostersche wereld, Leid. 1807; Beschrijving en gesch. van het Prinsdom Oranje en de Oranje-vorsten, Leid. 1814; Hereeniging van het Belgische en reeds vereende Nederland onder het glorierijke Oranjehuis in Febr. 1814, Leid. 1814; Oud-Nederl. heugelijk herleven, Rott. 1814; Bonaparte's laatste ondernemingen en derzelver naaste gevolgen, 6 stn., Rott. 1815; België, het Luxemburgsche, Luik en andere bezittingen beschreven, Breda 1815; Geschiedenis der Ned. van de vroegste tijden nopens het Zuiderdeel des rijks even volledig als ten opzigte van deszelfs Noorderdeel, onpartijdig en veelal uit de bronnen, 2 dln., Amst. 1815; Het verheugde Nederland bij de aankomst van het jeugdige vorstenpaar in de Noord. en Zuid. prov., Leid. 1817; Bijbelgenootschappen en Jezuïtenorde, in beider nut en schadelijke strekking, Amst. 1817; De Nederduitsche synoniemen, 2 dln., Rotterd. 1820; Algemeen aardrijksk. woordenboek, naar de nieuwste berigten en landverdeelingen, 2 dln., en