[Herman Adriaan Bruining]
Bruining (Herman Adriaan), geb. te Rott., waar zijn vader pred. was, 15 Nov. 1738, stud. te Utr. en was daar mede-oprichter van Dulces ante omnia Musae, en aldus van de Mij. der Ned. Lett., was achtereenvolgens pred. te Kolhorn, Workum, Bolsward, en in 1772 te Veere, waar hij 7 Jan. 1811 overleed.
Behalve zijn theologische werken schr. hij: Proeve van Bijbel- en Mengelpoëzy, Veere 1792; voorts leverde hij bijdr. in de Taal- en Dichtkundige Bijdr., 1758-'62, in de Proeve van Oudheid-, Taal- en Dichtk., uitgeg. door Dulces en was medewerker aan de Vad. Bibliotheek van wetenschap, kunst en smaak. In den bundel der Evang. Gez., dien hij hielp samenstellen, vindt men zes zijner liederen. Ook heeft hij nog een tweetal leerr. uitgeg. benevens het laatste, als hs. nagelaten, deel der Zeeuwsch Oudh. van Jac. Ermerins.