[Servaas de Bruin]
Bruin (Servaas de), geb. te Schoonh. 11 Febr. 1821, woont als letterk. te 's-Grav.
Schreef, behalve een Eng.-Holl. woordenboek en tal van Leercursussen tot eigen oefening om zonder meester Fransch, Engelsch, Duitsch, Zweedsch, Italiaansch, Spaansch enz. te leeren, een Hist. Geogr. woordenboek, Leid. 1862. Voorts pseudon., anon. of onder eigen naam ‘omstreeks anderhalf honderd boekdeelen van verschillenden inhoud, waaronder een dozijn oorspronkelijke en drie à vier dozijn vertaalde romans’, o.a.: Groote lotgevallen eener kleine familie, Amst. 1846; Een voogd en twee pupillen, Tiel 1847; Kraakamandelen voor lagchers en denkers of variatiën op het alphabet, Amst. 1864; List van vrouwen, oorspr. blijsp., Gor. 1865; Onze vriend uit Friesland, Harl. 1868; De Huwelijks-advertentie, blijspel, Harl., 1869, 2e dr., 1877; De Notarisklerk, Kampen, 1869, 3e dr., 1878; Wat is verkieslijk, conservatief of liberaal, en waarom? Zalt-Bommel, 1869; Geldwinnen zonder werken of de natuurlijke gevolgen eener gebrekkige beschaving, Amsterdam, 1871; Een lieve jongen, een boek om te lachen, zeer vrij naar het Hoogd., Amst. 1871; Geen schoondochter of zij moet van adel zijn, psd. Brendius, 's-Grav. 1871; Nieuwe Hum. Mercurius of maandboekje voor de hoofdstad, Redacteur Brendius, 2 dln., Amst. 1847-'48; 26 Satiren op de beteekenis van werkwoorden, Sliedr. 1876; 26 nieuwe Satiren, vooral ook bestemd ter mondelinge voordracht, Lemmer 1876; onder het psd. Justus Argus het tijdschrift De Criticus, 2 dln., Amst. 1847-'48.