Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied
(1997)–Willy L. Braekman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 441]
| |
1. Zuivel onttoverenEeuwenlang is het op de boerderijen waar men zelf de melk karnde een probleem geweest om daaruit boter te verkrijgen. Geregeld gebeurde het immers dat, hoe lang en intens men ook karnde, de boter zich niet wilde afscheiden. Er kwam geen laag boter boven op het melkoppervlak drijven. Een aanwijsbare reden daarvoor was niet voorhanden. Karnen was steeds weer een onzekere bezigheid. Het spreekt vanzelf dat in tijden waar men nog nooit van bacteriën, juiste hoeveelheden of temperaturen, gepaste rusttijd van de vloeistof en dgl. als mogelijke oorzaken had gehoord, toverij al heel vlug als de grote schuldige werd aangewezen. Nu weten we wel beter. Volgens een door P. De Keyser indertijd geraadpleegde deskundige ter zakeGa naar voetnoot1, wordt het niet afgaan van de boter veroorzaakt door een aantal factoren, die, alleen of in combinatie met andere daarvoor verantwoordelijk kunnen gesteld worden: a) te veel of te weinig melk in de karn; b) te lage temperaturen; c) mengen van melk afkomstig van te ver gemolken, zieke of slecht gevoede dieren; d) te waterachtige melk, wat vooral 's winters kan voorkomen uit overdreven vochthoudend voeder. Maar toen was dat allemaal eenvoudiger: een heks of een tovenaar had de koe die de melk gaf, de melk zelf of de boter betoverd. De enige manier om aan die toestand een einde te maken was de betovering teniet doen. In elke streek waren mensen actief bezig met dit soort werk. Ze lieten zich goed voor hun gewaardeerde diensten betalen en stonden in hoog aanzien binnen hun leefgemeenschap. Talloze volkssagen verhalen van betoverde karnen die de boterproductie onmogelijk maken. Zeer gevariëerd zijn de middelen die - naar men geloofde - daaraan een einde kunnen makenGa naar voetnoot2. Enkele voorbeelden mogen dit illustreren. Men giet azijn op een gloeiende steen en dan in de karn; men hangt eraan of legt eronder een ‘heiligdom’ dat men gehaald heeft bij paters in een klooster uit de omgeving. Op aanraden van de paters van Tongerlo strooit men zout onder de karn, giet er wijwater in, werpt er enkele sneden brood in of kokend water. Dit laatste verbrandt de heks die het karnen onmogelijk heeft gemaakt. Dikwijls ook wordt een pater erbij gehaald die de karn komt belezen waarna men weer gewoon boter krijgt. | |
[pagina 442]
| |
In de ‘sotternie’ Die Hexe uit het Hulthemse handschrift gaat het twee boerinnen helemaal niet voor de wind. Er is toverij in het spel, menen ze. Hun vermoedens vallen op hun buurvrouw, ‘ene oude teve’ die door één van hen eens ‘op ene vierweechstede’ (v. 31) werd gezien, ‘ende hadde botere voor haer staende’ (v. 33). Het was duidelijk dat ze daar ‘den duvel maende’ die de boter deed afgaan. Nu hebben de twee boerinnen ook last met het karnenGa naar voetnoot3: In conste in eenre maent ghecrighen
Van mijnre blare coe eneghe botere;
Wat ic clutse of wat ic clotere,
Het es al te male om niet!
Er zijn wel meer echo's van de karnproblemen in literaire teksten. Zo is er in de beroemde verzameling Nederlandse vagantenpoëzie die in 1600 werd gedruktGa naar voetnoot4, een parodie op een dergelijke onttovering. Het gedicht heeft als titel: ‘Hoe Arnouts Broeder sal doen als de Dorpvrou klaeght dat haer Boter ontoovert [= betoverd] is’. De gedichten in de bundel schilderen verhoudingen en situaties die betrekking hebben op vijftiende- en zestiende-eeuwse toestandenGa naar voetnoot5. Het betoveren van melk was ook één van de ‘klassieke’ beschuldigingen bij de vervolging van heksen en tovenaarsGa naar voetnoot6. Een paar voorbeelden mogen dit illustreren. Pieter Rottyn, bijgenaamd Schietcatte, werd in 1522 in het Land van Aalst geconsulteerd door een boer bij wie ‘tZuuvel langhen tyd achter bleven was’. Hij vermoedde dat er toverij in het spel wasGa naar voetnoot7. Daarop heeft hij userende van zynder ongheoorloofde scientien, de coeyestallen ende melcspenden doen rumen ende schoone maken, ende aldaer zyne serimonien gheusert, ende ghenomen brievelkins daer inne hy den pater nostre avrecht ghescreven zoude hebben, ende dien gheleyt onder de zulle van der deure ende boven der poye van der zelver deure van den stalle ende spende, ende dat hij mids dien hadde ghedaen wedercommen tzuvel als te vooren. Een arme weduwe uit St.-Omaars, Claire van der Brugghen, wordt in 1586 door de Raad van Vlaanderen te Gent veroordeeld om een half uur aan de schandpaal te staanGa naar voetnoot8. Ze had te Sinaai-Waas beloofd tegen betaling de melk van een zekere Quinten Berchman te onttoveren. Daartoe had ze gebruikt: ‘diverssche onbehoorlicke middelen, als van twee boucxkens, een half vel beschreven papier, ende een parcemynken 't welck zoude wesen abortifGa naar voetnoot9 gheschreven ... met 't bloet van 't lammeken Christi’. | |
[pagina 443]
| |
Matthijs Strynck, een Brugse landbouwer, vertelt tien jaar later voor de rechtbank hoe zijn ‘bueter ende melck was stynckende’ door toverij. Hij beschrijft de onttovering die door een inwoner van Damme, een zekere Michiel Smit, werd uitgevoerd (Brug. 1, 104). Smit deed eerst ‘maecken schoon vier’. Daarover hing hij een nieuwe aarden pot met de melk en enkele naaldenGa naar voetnoot10. Hij bracht de melk aan de kook en roerde daarbij in de pot met een ‘doot menschenbeen’. Toen de melk begon op te komen, viel Michiel op zijn knieën en las een tekst die op een papiertje geschreven stond. Dit herhaalde hij viermaal, ‘in de vier houcken vande werelt’, zoals hij dat zelf noemde. De Brugse boer hoorde hem lezen maar verstond niet wat hij zei. Alleen herinnerde hij zich duidelijk dat het laatste woord telkens weer GrammatonGa naar voetnoot11 was. Daarna maakt Michiel een ‘ront parck’ met kalk op de grond. In deze cirkel trok hij een kruis en in elk van de vier aldus ontstane compartimenten schreef hij twee letters die de aanklager niet kende. De karn werd dan boven op deze cirkel geplaatst en het karnen verliep zonder problemen. Wanneer de boer aan Michiel vroeg wie hem deze betovering had aangedaan, kreeg hij te horen: ‘Die u datte ghedaen heeft zal u merghen nuchtent int ghemoete commen up een cruijsstraete’. En zo gebeurde het inderdaad 's anderendaags ook. Zoals de karn door specialisten werd onttoverd indien men daaruit geen boter kon krijgen, zo konden ook verfkuipen waarmee iets was misgelopen, door hen worden geholpen. Daarvan moge hier terloops een voorbeeld volgen. Zo lezen we dat in juni 1596 een blauwverver voor de Brugse schepenbank getuigt hoe hij voor het onttoveren van zijn verfkuipen bij een zekere Lijne de Roo terecht kwam. Die heeft naar zijn huis ‘ghebrocht wijenwater, ghewijt broodt, een stick van een ghewijde keersse’Ga naar voetnoot12. Het ganse gezin moest ‘alle daeghen eten elc drie beten ende drijncken drie druepelen neghen daeghen lanck gheduerende’. Op het einde van deze noveen maakte Lijne ‘drie cruijskins van wasse, dewelcke zou plactede jeghens de cuijpe’. Alhoewel het meer dan waarschijnlijk is dat Lijne daarbij ook formules prevelde, wordt dit in het getuigenverhoor niet vermeld. Maar keren we terug naar de melkkuipen. In 1644 wordt aan de heks Joosyne Labyns uit Heestert gevraagd of zij melk betoverd heeft ‘met op de melkkuype van uw duyvels poeder te legghen of te werpen’ en enige jaren te voren horen we in een ander vonnis van den ‘tooverbrief’ met ‘luttel geschrifte’ en ook ‘wat hair ... gelyk koeyen hair, aen u by den duyvel gegeven’Ga naar voetnoot13. | |
[pagina 444]
| |
De echtgenote van een zekere Pieter van Bree verklaart omstreeks dezelfde tijd dat men bij het onttoveren van melk als volgt te werk gaat: [368] datmen de tanghe gloeijende maect int vier ende datmen die danne steect cruijswijs inde keerne, zegghende: inden name des Vaders, des Zoons, ende des Heylichs Gheests, zonder meer woorden te ghebruijckene’ Talloze gelijkaardige verhalen zijn ons uit gerechtelijke dossiers bewaard geblevenGa naar voetnoot14, maar daarbij vallen steeds weer twee zaken op. Vooreerst voert de ‘onttoveraar’ of heks altijd een soort vertoon, een ceremonieel op. Verder is het opvallend dat we zelden of nooit ook maar iets substantieels vernemen over de woorden die de kwakzalver daarbij mompelt of (en) op een stuk perkament of papier heeft neergeschreven. Een andere Brugse landman, Pieter van Pachtebeke, heeft ook een beroep gedaan op de hierboven reeds vermelde specialist uit Damme. En ziehier hoe die meester op zijn hof te werk gingGa naar voetnoot15: [369] Hij nam eenen brief daerinne stond zeker ghescrifte ende vele cruijcen daerentusschen, ende ghijnck metten zelven brief in de kelder alleene, hebbende die doen toesluten, ende up zyn knijen ghevallen zijnde ende een cruijce ghemaect hebbende (zo de deposant zach eer hij den kelder toesloot) heeft ghelesen zulcx als inden brief stont, twelcke gheduerde omtrent tquartier van een huere, zijnde doensGa naar voetnoot1 uuijten kelder ghecommen zeer verwarmpt alsof hij ghedorsschen hadde, ende quam hij daer tot twee stonden toeGa naar voetnoot2 maer en las hij den brief maer deerste reyse, zegghende totten deposant dattet wel zijn zoude ...; zegt dat Michiel anders niet en ghebruijcte danne te lesene den voorn. brief, ... hebbende doen haelen vontewaeterGa naar voetnoot3 ende ghewijde palme de welcke hij mede drouch in de keldere, niet wetende wat hij daarmede dede, mids hij den kelder toesloot ende lastedeGa naar voetnoot4 dat niemant daerinne commen en zoude voor dat hij cloppen zoude; zegt dat Michiel ooc lastede dat de deposant ende zijn wijf dien dach niemant nijet leenen en zouden... Het ceremonieel kon ook hij moeilijk verborgen houden, de gesproken of neergeschreven teksten wel. Die vormden zijn gespecialiseerde, zorgvuldig geheim gehouden kennis die voor hem een broodwinning betekende. Soms ontbreekt zelfs het ceremonieel en moeten we het stellen met de vage vermelding van ‘bijgelovige praktijken en bezweringen’ van koeien die b.v. aan Philippus de Nieuwe van de Sint-Michielsparochie te Gent in 1591 werden ten laste gelegdGa naar voetnoot16. Dit is in feite het meest voorkomende geval. | |
[pagina 445]
| |
Meer details over het ceremonieel vernemen we uit een vraag in de Evangelien vanden Spinrocke: [370] Wil een wijf dat haer coyen so veel melcx gheven als haer gebueren coyen, soe sal si alle daghe als si haer coyen melct de selve wriven met goede crude dat op sint jans avont gepluct is... Ditzelfde kruid maakt ook deel uit van een kruidenwis, die de Gentenaar Hendric Palync bij het onttoveren van melk gebruikte. In september 1539 werd die ervan verdacht met belezingen en conjuraties aan de kost te zijn gekomen. Men pakte hem op naar aanleiding van het proces tegen de verrader Lieven Pijn, deed huiszoeking en vond allerlei verdachte voorwerpen, potjes en boekjes. Hierbij bevond zich ook: [371] Tcruce met douckenen ghewonden, zegt daer inne wesende alderande cruden ende zaet, ende wesende omme de lieden te behelpene die huerlieder botere of zuuele verloren hebben, te legghene onder den zaenpot ende ooc der keerne alsmen gaet kernen, loochende ende zweerende hooghelic nyeuwers elders toe ghemaect zynde ... daer es inne lancea christi, verbena, fugademona oft sint Jans cruyt, bijvoet, rute. Het Sint-Janskruid wordt door Dodoens en zijn beroemde Cruydt Boeck inderdaad fuga demonum, duivelverdrijver, genoemd. Naast verbena of ijzerhard, bijvoet, en wijnruit vinden we hier ook het geheimzinnige Lancea christi, dat ook addertong of speerkruid (Ophioglossum vulgatum L.) heetGa naar voetnoot17. Wellicht maakt het kruis en de kruidenwis er deel uit van de magische cirkel waarin de karn of de zaanpot diende geplaatst te worden. Een uitvoerig ritueel komt voor in een vroeg 16de-eeuwse tekst afkomstig uit de streek van Arnhem en ApeldoornGa naar voetnoot18: [372] Remedium scegenGa naar voetnoot1 molken toveren. | |
[pagina 446]
| |
Ende boert eyn gaete yn der koehorne, ende doet dyt dar yn ende stoppet thoe dat het nyt uut en mach. In nomine domine Jhesu, Marie et Johannis. De eerste alinea komt qua inhoud overeen met een Latijnse ‘Exorcismus contra privationem lactis’ in het Liber Exorcismorum Royaerds, een Latijns handschrift uit de vijftiende eeuwGa naar voetnoot19: Accipe ceram et thus de cereo paschali et ignem benedictum in vigilia pasche et pone in cornu vacce, et non privabitur lacte. Dit blijkt een welbekend middel geweest te zijnGa naar voetnoot20. Het komt in een enigszins afwijkende en wat uitgebreidere vorm ook voor in een handschrift uit de late vijftiende eeuw: [373] Ad animalia incantata, betavertGa naar voetnoot1 vel aliter. Alhoewel vermeld wordt dat deze handelswijze en de coniuratio tot doel hebben de betovering weg te nemen, is het in feite het gebrek aan melkproductie, het gevolg van de betovering, die men wil verhelpen. In het zo-even vermelde Liber Exorcismorum moet een priester een mis lezen. Daarna gaat hij, zonder zich de handen gewassen te hebben, met zijn stool aan en met wierook en wijwater, naar de betoverde karn. Daar wast hij zich de handen, zodat het water in de karn kan lopen en leest ondertussen het Sint-Jansevangelie. Na nog een oratie gezegd te hebben, grijpt hij de stamper en beweegt die op en neer zoals men bij het karnen doetGa naar voetnoot21. Wat echter de andere, eigenlijke incantatieteksten betreft, is de oogst mager. Slechts een zestal zijn tot ons gekomen en de helft daarvan | |
[pagina 447]
| |
zijn ieder afzonderlijk de enige vertegenwoordigers van een bepaalde traditie. [374] [Melkzegen] Een andere, unieke bezwering richt zich tot de ‘melken toversche’ zelf: [375] [Bezwering van een melken toversche] | |
[pagina 448]
| |
Ende noch verbide ick uu bi die levenachtige sone Ihesum Christum onsen salichmaker + sanctus Deus, sanctus fortis + sanctus immortalis + miserere nobis aghios Otheos + aghiois ischiros + aghios athanatos eleyson ymasGa naar voetnoot4 + De eerste alinea is veeleer een veezegen dan een zuivelzegen. De ganse middensectie is van zeer algemene aard; we vinden die b.v. ook terug in zegens tegen dieven. Alleen bij het begin van de laatste alinea is er nogmaals sprake van ‘allen melken toversten’. Deze zegen is wel de uitvoerigste, maar zeker niet de meest specifieke voor melk, boter of zuivel. Veel belangrijker zijn de volgende, wel specifieke zegeningen: [376] Remedie om die coeyen ofte botere als sy betovert syn. | |
[pagina 449]
| |
cruce daer God stont, dat ghij dit suvel weder laet commen onverwent ende onverkentGa naar voetnoot2, ist in den hemele oft in der erden. (Ende dan soo scrijft drie crucen up dat botervat.) Ende dat hem alsoo wee moet worden als Marie, der Moeder Gods, was doen zij van haeren kinde ghenasGa naar voetnoot3. In den naeme des Vaders, des Soenes, des helichs Gheest. Amen. De vier hiernavolgende teksten worden alle te Gent bewaard. Drie ervan komen in meer dan één versie voor, wat uitzonderlijk is maar niet noodzakelijk moet betekenen dat deze teksttypes populairder waren dan andere. Daarvoor is het aantal overgeleverde zuivelteksten te klein. [377] Om zuvel te onttoeverene dat betovert es. Het opvallendste element is de vergelijking in de tweede alinea die volkomen ‘burgerlijk’ isGa naar voetnoot22. Het motief van de onrechtvaardige rechters - op stedelijk niveau: de schepenen - komt in de ons omringende landen wel meer voorGa naar voetnoot23. Dikwijls is hierbij sprake van een enkelvoudige ‘ungerechter Mann’ of ‘Richter’. Volgens Irmgard Hampp is het zelfs meestal een rechter die tegen beter weten in een onrechtvaardig oordeel velt. Of hier Pilatus bedoeld kan zijn, lijkt mij onzeker. Hetzelfde geldt voor de opinie dat in deze allusie op de omkoopbaarheid van rechters een sociaal misprijzen tot uitdrukking zou gebracht worden: ‘Die Missachtung des Ritterstandes durch das Volk’, schrijft Hampp, ‘fand also auch im Zauberspruch seinen Niederschlag’Ga naar voetnoot24. | |
[pagina 450]
| |
Een paar buitenlandse voorbeelden van dit type zegen. Het oudste stamt uit de 14de eeuw en is een wormzegen voor paardenGa naar voetnoot25: Alz unmaer muz das ros disem wurm sein, als unmaer der unserm herren ist, der ein faelschin urtail vor einem rechten gait und ein pezzerin waiz. Nog een andere wormzegen uit het midden van de zeventiende eeuwGa naar voetnoot26: Wurm Ich gebeut dir ... Verlasset .N. als war Got verlassen wil der Richter, der Recht Zu Unrecht spricht und versteet es Recht. en nog een derde, eveneens uit het Duitssprekende deel van Europa, maar uit het begin van de 15de eeuwGa naar voetnoot27: Als unmer sei dem Uebel Het ‘bespersen’ van ‘den roem’ met wijwater wordt ook vermeld in verzamelingen exorcismen die in de kerk in gebruik waren. Zo bevat het Liber Exorcismorum RoyaardsGa naar voetnoot28, bij de Orationes ad restituendum butirum het volgende middelGa naar voetnoot29: Item sacerdos prius celebret missam, qua finita non lavabit manus et sic ibit ad lactibusiam cum stola et thure et aqua benedicta et lavabit manus super scenam, sic quod cadat in lactabusiam, dicens evangelium S. Johannis. Uit hetzelfde handschrift als de vorige tekst is ook nog een andere zegen afkomstigGa naar voetnoot30: [378] Omme zuvel tontoverne. | |
[pagina 451]
| |
Ende dan sal men segghen dese worde .3. werf: + zuno + ninere + quod bibere + ne + no stipit + in nomine Patris + et Filii + et Spiritus san[c]ti + Amen. Merkwaardig is hierbij dar het ‘besloten’ kruis zonder twijfel een variante is op de in een vorige zegen vermelde combinatie van een cirkel met daarin een kruis: de cirkel is de magische cirkel die het kwaad moet afweren, en het kruis kan binnen de aldus afgeschermde plaats ongestoord en onaangevochten zijn heilzame invloed uitoefenen op de erboven geplaatste karn. We komen er verder nog op terug. De Latijns uitziende woorden zijn zo corrupt dat er - op een paar losse woorden na - geen touw (meer?) aan vast te knopen is. Een derde tekst uit ditzelfde Gentse handschrift, onze rijkste bron voor zuivelzegens, is al even merkwaardig: [379] Neemt .2. pater nosteren ende snijt elc ter middenwert ontwee, ende dan so neemt eenen avegheerGa naar voetnoot1 oft een groet spikelboer ende boerter mede .4. gaten. Op het eerste gezicht is het niet duidelijk hoe men zich praktisch moet voorstellen dat de helft van een paternoster in een gat geboord in een deurstijl en in de ‘sulle’ kan gestopt worden. Dit lijkt met de paternosters uit onze tijd met hun vijf tientjes helemaal niet uitvoerbaar. Men mag echter niet uit het oog verliezen dat tot in de zestiende eeuw paternosters dikwijls slechts uit tien ave-bolletjes en één pater-bolletje bestonden, wat in Duitsland dan Zehner, Mannsbeter of Mannspaternoster genoemd werdGa naar voetnoot31. De helft van een dgl. kort snoer, ca. vijf centimeter, kon men wel degelijk in een geboord gat stoppen. Het gebruik van de paternoster als afweermiddel is wellicht een verchristelijkte vorm van een vroeger heidens gebruik. Dit vermoeden wordt gesterkt door de volgende tekst die we aantreffen in een hs. uit de | |
[pagina 452]
| |
16de eeuw dat bij het begin van deze eeuw te Dresden bewaard werd en als titel draagt: ‘eyn Experiment vor die pielweysen. Millichdiebyn genanth...’Ga naar voetnoot32: Gang hyn an aynem Sampsthage in der Goltfasten zew eynem galgen unde sneydt mit deynem Brotmesser eyn stugkleyn aus dem galgen, dar an lewt gehenckt seyn worden, unde nym den span vor dem galgen unde lege den unter die schwellen an der thur der Kwestalles, unde las das also lange lieghen, unde so lange es dar untter leytt, Szo bistu sicher, Das dyr keyn millichdiebyn die millich stelen kann, nach su[n]st keynen schaden gethun kan an deynem fyhe, das durch die thur aus adder ein geet... Een overblijfsel van het gebruik van galgehout hebben we misschien in ‘stoppent tgat weder met houte’. Uit de vergelijking van deze tekst met de vorige blijkt ook de bedoeling van de vier geboorde gaatjes: de ‘millichdiebyn’ of melkdieven, die met heksen gelijk te stellen zijn, krijgen erdoor geen toegang tot de stal waar het melken geschiedt, zodat ze er ook geen onheil kunnen aanrichten. Dat de heksen het, ook in de ons omliggende landen, dikwijls op de melk en boter van andermans koeien gemunt hadden, blijkt uit de bekentenissen die ze op heksenprocessen aflegdenGa naar voetnoot33. Het trekken van een cirkel is een praktijk die door de magiërs sinds de Oudheid uitgevoetd werd met drie mogelijke bedoelingen. Volgens Psellus betekent het trekken ervan een inbezitneming: wat aldus ingesloten wordt, blijft erdoor ‘vastgemaakt’ en aan de wil van de bezweerder onderworpen. In de Romeinse godsdienst had de lustratio ook een catharsisfunctie: de cirkel belet de boze machten en invloeden het ingeslotene te bereiken. Ten slotte, wanneer deze cirkel rond planten getrokken werd, belette hij dat de actieve krachten eruit zouden ontsnappen, zuiverde de plant van elk element dat haar kwaliteiten zou kunnen aantasten en beschermde ze tegen schadelijke invloed van buitenGa naar voetnoot34. Het einde van de tekst is blijkbaar corrupt overgeleverd: misschien was het de bedoeling te zeggen dat de cirkel van was op de grond rondom (‘ront’) de ‘kerne’ moet gelegd worden en het kruis erbinnen. Dan zouden we moeten lezen: ‘... ront de kerne ende tcruce daer binnen’. Zo zou dan de macht van het kruis ‘vastgemaakt’ worden door de cirkel en in de macht komen van de tovenaar, die het kruis kon dwingen zijn invloed op de melk uit te oefenen, terwijl de krachten die de botervorming beletten, door de cirkel niet weg konden noch van buitenuit versterking krijgen. De laatste zegen sluit nauw aan bij de voorgaande, maar ook met die waarin het motief van de onrechtvaardige schepenen voorkomt: | |
[pagina 453]
| |
[380] Die zuvel wede[r] wille doen comen dat betovert es. Deze zegen is inderdaad een combinatie van twee hiervoor reeds meegedeelde formulieren. Bij vergelijking valt een zekere verschuiving in het ‘leed zijn’ waar te nemen. Hier is het niet aan God ‘leed’ dat er zo'n onrechtvaardig handelende schepenen zijn, maar het zijn deze laatsten zelf die het jammer vinden tot onrechtvaardigheden gedwongen te worden. Deze verschuiving is misschien het gevolg van het niet langer begrijpen van de oorspronkelijke bedoeling van de vergelijking met de scabini of schepenen. Ook valt het op dat er hier slechts sprake is van één enkele paternoster waarvan de vermoedelijke helften elk in een geboord gat dienen gestopt te worden. Dit geboord gat bevindt zich blijkbaar in de drempel, de ‘zulle’ van de toegangsdeur tot de stal. In een andere, hierboven reeds vermelde formule is er sprake van twee paternosters en vier stukken. Jammer is alleen dat wat ‘gescreven’ is ons onthouden blijft, daar een gelijkaardig gegeven in de overige teksten niet voorkomt. [381] Item die siin melc of siin bier of siin was ghenomen iis of wort, of te scande ghemaect. Een vroege getuigenis voor het volksgeloof volgens hetwelk de heksen verantwoordelijk zijn wanneer een koe geen melk meer geeft, vindt men in de Corrector (§ 68), een penitentieboek uit de tiende eeuw waarvan de inhoud later grotendeels door bisschop Burchard van Worms werd overgenomen in het 19de boek van zijn beroemd Decretum: ‘Sommige vrouwen’, zo leest men daar, ‘geloven vast dat ze zich door hun bezweringen en incantaties de melk of de honig van hun buren kunnen toe-eigenen’. Ook in onze gewesten waren in vroegere eeuwen dereelijke opvattingen | |
[pagina 454]
| |
gangbaar, zoals moge blijken uit de volgende tegentover: ‘om een tooveresse te doen comen’, die voorkomt in een Mechels bezweringsformulier van de zeventiende eeuw. Het volgend recept wordt daar aanbevolen: Coopt eenen nieuwen herdenen pot buyten ende binnen verloot alsoo hij v ghelost wordt / daer toe oock onghetelde Naghelen / oock soo sy u ghelost worden / anct den pot vool soete melck over het vier met de naelden dese melck moet voor de sonne ghemoelcken zijn / en dan soo nemt twee reptanden / en lecht die int vier tot dat sy gheloeijende heet zijn en steckse jnde melck...Ga naar voetnoot35 Hierop volgt een bezwering waarbij de ‘tooverharts ofte tooveressen’ gemaand worden ‘hier te comen ten huyse van ...’. In deze tekst treffen we dezelfde of gelijkaardige benodigdheden aan als in de 15de-eeuwse hier uitgegeven tekst: ‘enen niewen aerden pot’; de ‘drie stalen naelden’ doen denken aan de ‘onghetelde Naghelen’ en het ‘meel ende water’ zullen wel bedoeld zijn als een goedkoper vervangmiddel voor melk. Ook het doel is gelijkend: in beide gevallen zal de dief komen en alhoewel het ‘verbarnt’ zijn in het Mechels formulier niet aangegeven wordt, was dit zonder twijfel het doel van het in de melk steken van ‘gheloeijende’ ‘reptanden’, d.i. tanden van een kam om vlas te kammen. De ‘drie stalen naelden’ (of de nagels) zullen wel bedoeld zijn om de heks te pijnigen, zoals dat eveneens het geval is in het ‘envoûtement’ waarbij spelden en nagels, zoals bekend, een zeer grote rol spelen en hetzelfde beogen. Dikwijls werd ook, vooral in Duitsland, met een twijg van de hazelaar in de kokende melk geslagenGa naar voetnoot36. Het bereiden van bier was in de Middeleeuwen een even belangrijke huiselijke bezigheid als het karnen van melk of het winnen van honig. Een kwaadaardig bedrijf dat de heksen dikwijls ten laste gelegd werd, was de fermentatie te bederven, of de bereiding op een andere wijze te hinderenGa naar voetnoot37. De toevoeging in de Mnl. tekst dat hetzelfde middel ook werkt wanneer iemand ‘te scande ghemaect’ wordt, is minder gewoon, vooral wanneer daartoe ook een wit melkachtig brouwsel gebruikt dient te worden. | |
2. Melkdiefstal plegen en belettenUit de vorige bladzijden is gebleken hoe goed de incantamenta om zuivel te onttoveren bij ons vertegenwoordigd zijn. Dit kan niet gezegd worden van de formulieren om melk te stelen of die diefstal te beletten. Dit is des te verwonderlijk daar in het buitenland dergelijke middelen in grote verscheidenheid voorhanden zijnGa naar voetnoot38. | |
[pagina 455]
| |
Zo was het bij voorbeeld één van de typische activiteiten waarmee heksen zich volgens de Malleus Maleficarum inlieten. Daar leest men dat een heks neerzit in een hoek van haar huis met een melkemmer tussen de benen. Ze steekt een mes of een ander voorwerp in de muur of in een deurstijl en beweegt haar handen alsof ze aan het melken is. Ze vertelt haar duivel welke koe van welke boerderij ze aldus wil melken. En plots neemt de duivel melk uit de uier van de genoemde koe en doet die als het ware uit het hecht van het mes of het ander voorwerp vloeienGa naar voetnoot39. Melkdiefstal laat ook toe een heks te ontmaskeren. Wanneer men gewaar wordt dat een koe verdacht weinig melk geeft, hangt men een pot melk boven het vuur, spreekt er een magische formule over en slaat de pot met een stok. De heks die de melk gestolen heeft, voelt de slagen op haar rugGa naar voetnoot40. Uit de door ons behandelde periode is mij uit de Nederlanden slechts één enkele tekst bekend over het stelen van melk door een heksGa naar voetnoot41. Hij is in het Nederlands gesteld, maar de instructies zijn in het Latijn. Merkwaardig is dat deze tekst onmiddellijk gevolgd wordt door een middel om die diefstal te beletten: [382] Sicut quedam vetula dierum, malorum plena, volens impedire ex invidia lac de vacca vicini sui, accepit cultellum, et pergens ad ostium domus, in qua fuit vacca, dixit sic: Wanneer een boosaardige oude vrouw, een heks dus, door afgunst de melk van de koe van haar gebuur wil stelen, gaat ze met een mes naar de deur van de koestal. Ze snijdt twee stukjes hout uit de deurstijl, terwijl ze een berijmd formulier reciteert. | |
[pagina 456]
| |
Maar, zo gaat de tekst verder, wanneer de eigenaar van de koe dit hoort - een erg onwaarschijnlijke situatie - grijpt hij een stok, loopt de heks achterna en slaat haar duchtig met de stok, terwijl hij een tegenspreuk opzegt. Deze zonderlinge combinatie van tover en tegentover lijkt in zijn tijd, d.i. de vijftiende eeuw, en later wel enige aandacht gekregen te hebben. Zo komt ze met enige varianten ook voor in een gedrukt werk uit 1486 (Beets, Sign. B 1r)Ga naar voetnoot42. De enige interessante variant bij Beets is dat hier de heks zich met de rug naar de maan moet keren (ponens se contra splendorum lune), terwijl ze de spaanders hout afsnijdt. Hieruit vernemen we ook dat de poging tot diefstal 's nachts plaats heeft. Uit Duitsland is het afsnijden van drie houtspaanders uit de staldeuren bekend. Dit moet daar gebeuren op 24 juni. De heks gaat als volgt te werkGa naar voetnoot43: op die bepaalde dag geht eine ersling auf allen vieren mit plossem leib zu irer nachtparin tor und mit den fussen steigt sy ersling an dem tor auf und mit einer hant halt sy sich und mit der andern sneyt sy drey span aus dem tor und zu dem ersten span spricht sy: ‘ich sneyt den ersten span nach aller milich wan’, zu dem andern auch also, zu den dritten spricht sy: ‘ich sneyt den dritten span nach aller meiner nachtpaurinnen wan’, und geht ersling auf allen vieren her wider dan heim. De hardhandige tegentover komt in de Duitse versie echter niet voor. |
|