Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied
(1997)–Willy L. Braekman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||
Hoofdstuk III
| |||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||
voorzorgen diende men te nemen om dit te verhinderen. Het plukken van planten werd beschouwd ofwel als een aanslag op de rechten van de goddelijke Natuur, als een diefstal ten nadele van Moeder Aarde, of als een vijandige daad tegenover de plant zelf. Aan deze laatste of aan de geest die, naar men meende, elke plant als een soort engelbewaarder begeleidde, werd immers een eigen persoonlijkheid toegeschreven. De plant en (of) haar geest, werd daarom begroet, toegesproken, gebeden en aangemaand. Men deelde ook mee waarvoor men de kracht van het kruid wilde gebruikenGa naar voetnoot5. Dit plukken diende 's nachts te gebeuren bij afwezigheid van de getuige bij uitstek, de zon. De maan daarentegen, bevorderde de operatie, vooral sedert de tijd dat ze vereenzelvigd werd met Hecate, de heidense godin van de magieGa naar voetnoot6. Zoals gezegd werden de ceremoniëlen en de bezweringen van kruiden in de loop der tijden sterk verchristelijkt. Zo worden in een laat-middeleeuwse tekst de krachten van de planten expliciet toegeschreven aan Christus. Die had bij zijn kruisdood of zijn hemelvaart krachten in de planten achtergelaten opdat die aan de mensen ten goede zouden komen. Ze konden erover beschikken, als men bij het plukken de plant daaraan herinnerde: [293] Ic bemane ende besweere alle cruden die up erderike staen, ende alle watre, ende alle steenen, ende alle worden diere na volghen moghen, my tulpen tallen sieken ende tallen seeren. God heeft de krachten niet alleen aan de planten geschonken maar ook aan het water, de stenen en alle begeleidende ‘worden’, d.i. incantaties of zegens die ermee gepaard gaan. Hoe christelijk de tekst ook is, toch valt het op dat er niet gesmeekt wordt om hulp, maar dat gedwongen wordt die hulp te geven. De spreker onderwerpt zich niet aan God, hij matigt zich de macht aan over die ‘cracht die onse leve Heere God achter Hem liet’, zelf te beschikken en ze naar eigen goeddunken te gebruiken. Volgens andere bronnen verleent God kracht aan de kruiden langs de sterren om. Deze laatste drukken hun vorm of evenbeeld in de planten, waardoor Gods kracht aan hen wordt doorgegeven. Daarbij helpt volgens Konrad van Megenberg ook ‘die starken kreft der hailigen wort, dâ mit | |||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||
man god anruofet und die kräuter beswert und gesegnet’Ga naar voetnoot7. Dat bezweren en zegenen kan bij het plukken gebeuren maar ook los daarvan voorkomen en bijvoorbeeld voorafgaan aan het toedienen van het kruid aan de zieken. In de hiernavolgende bladzijden worden alle mij bekende teksten samengebracht die ofwel over het plukken of uittrekken van planten handelen of de magische krachten van een plant opsommen. De eerstgenoemde, de plukceremoniëlen, zijn daarbij sterk in de meerderheid. Een reden daarvoor is wel dat verscheidene magische planten die voor één enkel, specifiek doel gebruikt worden en geen noemenswaardige plukceremonie hebben, niet in dit hoofdstuk maar bij de teksten in verband met dit speciale doel ter sprake komen. Zo vindt men de planten alsem bij middelen om te slapen, ‘rydt acker’ en ‘doef ratel’ bij de veterinaire teksten, ‘gallozaine’ bij de niet-medische zegens, enz. Bij bepaalde planten zijn de krachtige eigenschappen niet alleen magisch maar ook medicinaal. Of dergelijke planten in het hiernavolgende overzicht dienden opgenomen te worden is niet steeds even duidelijk. Alleen wanneer de magische krachten expliciet vermeld zijn, komen ze hierna ter sprake. In bepaalde gevallen is het al dan niet opnemen dan ook een beslissing geweest die niet steeds boven enige subjectieve beoordeling of inschatting verheven is. Bij twijfelachtige gevallen werd veelal voor niet-opneming gekozen. | |||||||||||||||||||
1. Albertus-MagnuskruidenOf de grote Albertus Magnus werkelijk de auteur is geweest van de Secr., die, naar de oudere handschriften, ook Experimenta en naar Latijnse drukken Liber aggregationis genoemd werden, is een vraag die wel nooit een definitief antwoord zal krijgenGa naar voetnoot8. Het is ook weinig relevant. Wel belangrijk is dat dit werkje eeuwenlang een zeer groot succes heeft gekend, steeds weer werd herdrukt en dus een blijvende invloed heeft uitgeoefend. Ga naar margenoot+In het eerste ‘boek’ van dit werkje worden de merkwaardige ‘virtuten ende crachten’ besproken van zestien kruiden. Aan elk ervan wordt een kort hoofdstukje gewijdGa naar voetnoot9. Opvallend is daarbij wel dat we slechts uitzonderlijk van dit in de dertiende eeuw ontstane werkje uittreksels vinden in andere Middelnederlandse handschriftenGa naar voetnoot10. Evenmin is er een noemenswaardige correspondentie tussen de magische kruiden in de Secr. en de planten die in andere handschriften en drukken magisch genoemd worden. | |||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||
De planten in dit boekje lijken een groep op zichzelf te vormen met weinig of geen uitstraling buiten de steeds elkaar opvolgende kopieën en drukken van de Secr.. Hetzelfde geldt trouwens ook voor de zg. planeetplanten die ook in dit boekje voorkomen (zie verder). Deze kruiden zijn:
| |||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||
Uit het bovenstaande overzicht blijkt dat aan ongeveer de helft van de zestien kruiden hellemaal geen magische eigenschappen worden toegeschreven en voor een paar andere is dat niet zeer duidelijk het geval. Slechts een handvol zijn beslist toverplanten en een paar daarvan, maagdenpalm (nr. 6) en ijzerhard (nr. 13) zijn ons ook als dusdanig uit andere Mnl. teksten bekend. We komen er verder op terugGa naar voetnoot29. | |||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||
2. Amantilla, valeriana, valeriaanDeze plant van de familie waartoe ook de welbekende veldsla behoort, de valerianaceën, komt in de natuur voor op vochtige plaatsen. Men onderscheidde o.m. de wilde valeriaan, ook balderiaan, kattekruid, Sint-Joriskruid genoemd (Valeriana officinalis L.), en de grote valeriaan (V. phu L.)Ga naar voetnoot30. In middeleeuwse handschriften uit onze gewesten komen een paar teksten voor die het ceremonieel beschrijven dat bij het plukken van de plant dient gevolgd en de conjuraties of zegens die daarbij dienen gesproken te worden. Enkele andere handelen over de medische en magische eigenschappen die er werden aan toegeschreven. Sinds de Oudheid zijn verscheidene teksten bekend, meestal in het Latijn, waarin het plukken van valeriaan voor magische doeleinden beschreven wordt. Volgens sommige dient dat te gebeuren bij wassende maan, vóór zonsopgangGa naar voetnoot31. Soms wordt bepaald dat dit op een vrijdag, de dag van Venus, moet gebeuren, volgens andere op het uur van VenusGa naar voetnoot32. Zoals dat ook bij verbena - zie verder - het geval is, moet men volgens bepaalde teksten vóór de plant neerknielen en tot de rijzende zon een incarnatie richten, vooraleer men zich tot de plant wendtGa naar voetnoot33. Soms wordt bepaald dat men de plant driemaal moet groetenGa naar voetnoot34, een magische cirkel errond trekken of een kruisteken slaan, één keer of drie keer. Dit laatste vervangt dan de cirkelGa naar voetnoot35. Een zestiende-eeuwse Nederlandse tekst over het plukken van het kruid, de enige in zijn soort die tot ons is gekomen, luidt als volgt: [296] Valeriana is een cruyt om een persoon tsynen wille te gecrygen. | |||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||
Ick besweer u, Valeriaen, bij den Vader + bij den Sone + bij den Heyligen Geest + God die daer is een waerachtig God ende een onverscheyden God, ende dry persoonen ende een waerachtich God, als dat ik [u] beswere bij den machteGa naar voetnoot9 Maria, die lieve moeder Goidts, ende bij allen enghelen ende archangelen, ende bij den chooren der enghelen, ende bij alle propheten ende martelaren, ende alle maechden, ende bij alle appostelen ende evangelisten, ende bij alle sancten ende sanctinnen, ende bij verhoocgentheytGa naar voetnoot10 ende verholentheidGa naar voetnoot11 Goidts, ende bij den machte des hemels, ende bij ons lieffs Heeren verrijssenisse, ende bij sijn opvaeren, als Hij alle [...]Ga naar voetnoot12: Ons lieff Heeren Jhesu Christe matfa a gloria leta quam masten fyn inoim elle mon kataber Christus Deus fortium. Zowel het opschrift als de laatste alinea laten er geen twijfel over bestaan dat het plukken van de plant gebeurt voor weinig verheven doeleinden. De magiër beoogt seksuele omgang met ‘diegene die ick begeere’ en die kan blijkbaar zonder assistentie van het kruid daartoe niet gebracht worden. Deze kracht is één van de ‘virtuten’ die in valeriaan-teksten wel meer aan bod komt, zoals we nog verder zullen zien. Toch is die dan veelal beperkt tot de liefde tussen man en vrouw of gesublimeerd tot het stichten van vrede en het bijleggen van ruzie. In alle geval wijst één van de synoniemen van valeriaan, nl. amantilla, duidelijk in de richting van deze liefdesverwekkende kracht. De tijd waarop het plukken moet gebeuren, nl. een dag in de maand mei, bij nieuwe maan, lijkt eigen te zijn aan deze tekst. Waarom men een gouden ring aan de rechterhand moet dragen wordt niet verklaard. Dit is wel het geval in de hiernavolgende. Ga naar margenoot+Deze tweede nog vijftiende-eeuwse tekst is in het Latijn gesteld. Volgens dit ceremonieel ‘ad colligendum herbam valerianam’ (Lo. 5, 109r-110r) moet men op een vrijdag, beter nog op de feestdag van Sint-Jan de Doper (24 juni), op zoek gaan naar dit kruid. Wanneer men het gevonden heeft knielt men neer en keert het hoofd naar het oosten. Daarop groet men de | |||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||
plant in de naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest, bidt het onzevader, het gloria en het Ave Maria. Men neemt het kruid met de rechterhand vast, en vraagt en bezweert (herba rogo te, coniuro te) de plant bij God die haar geschapen heeft en bij de namen van God. Deze worden opgesomd. Naast de veel-voorkomende als Sabaoth of Adonay, treffen we hier ook een lange reeks heel vreemd aandoende woorden aan, zoals ‘ohac, hyon, propem, hom, sadayc, plefeye, assoreye’, enz., in totaal een vijftigtal. Na deze zonderlinge opsomming wordt de plant bezworen in naam van al deze namen haar krachten te willen verlenen en meer bepaald ervoor te zorgen ut omnes in potu sive in cibo dedero de radica atque super caput porrexero, statim in amore meo cor mutabiliter ardeat et voluntatem meam faciat. Ook hier blijkt dus (zoals in de Mnl. tekst) het doel te zijn minne bij een bepaalde persoon op te wekken, zodanig dat die ertoe gebracht wordt met de magiër sexuele omgang te hebben. Deze conjuratie moet men driemaal herhalen. Daarna wordt de plant met wortel en al uit de grond getrokken. Men drage ze dan drie dagen en drie nachten lang onder zijn oksel en legt ze dan op een andere plaats (et pone in alio loco) terwijl men weer een lange bezwering uitspreekt. Of een andere plaats op het lichaam bedoeld wordt of niet, wordt niet vermeld, maar kan wegens het doel van de hele operatie wel vermoed worden. In de bezwering wordt de plant eraan herinnerd hoe veel kracht om vrede te stichten en liefde op te wekken ze van God ontvangen heeft en dat wie haar bezit ook aan deze kracht deelachtig wordt. Rond het kruid wordt nu met een gouden ring een cirkel beschreven, waarna nog een korte bezwering volgt. Zoals we hebben gezien komt een ring ook in het Mnl. ceremonieel ter sprake. In de korte afsluitende tekst wordt de plant bezworen bij God, zijn heiligen, de profeten, de patriarchen, de evangelisten, enz. ook bij de vissen in de zee en de vogels in de lucht, ut tuam virtutem habeant qui nunc tuum super se portaverit [sic] ... quod ardeat in amore mea. Wie dit aldus bezworen kruid bij zich draagt, zal - zo wordt ons verzekerd - in liefde voor de magiër ontbranden. Naast deze plukrituelen en -bezweringen zijn er ook een paar, één langere en enkele korte, waarin de eigenschappen van het kruid ter sprake komen zonder vermelding van het plukken. Sinds de Oudheid is valeriaan bekend als middel tegen steken in de zijde en als urineafdrijvend. Volgens Otto Brunfels in zijn Kräuterbuch van 1543 helpt het de maandstonden en bevordert het het gezichtsvermogen wanneer het gebruikt wordt met wijn en is het een wondermiddel tegen de pest: ‘Trinkt Baldrian, Sonst mußt ihr alle dran’!Ga naar voetnoot36 De wortel van dit kruid heeft een doordringende geur (vandaar de naam kattekruid) en verjaagt volgens het volksgeloof boze geesten en heksen: een tuiltje gedroogde valeriaan in de kamer gehangen begint te draaien wanneer een heks binnenkomt. Als afrodisiacum wordt het kruid vanaf de | |||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||
late Middeleeuwen geregeld vermeld: man en vrouw moeten het sap, gemengd met wijn, samen drinken. Volgens Brunfels wordt het ‘eyns und fridsam, wo zwey des Wassers drinken’. [298] Valeriane De krachten of virtutes van valeriaan of amantilla, zoals die in de bovenstaande tekst worden opgesomd, kunnen we als volgt samenvatten:
De eerste eigenschap, nl. om een pijl of een lans uit het lichaam te halen en de erdoor veroorzaakte wonde te genezen, is mij niet van elders bekend. De tweede, het doen opbiechten [anteien] van geheimen, vindt men ook in nog een andere tekst bondig vernield: [299] Nem amantilia ende [doet] drinken oft eten wien dattu wils, hi sal di anteien wat ghi wilt. | |||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||
De derde en vierde zijn in feite één en dezelfde minnemakende eigenschap. De eerste van beide is in het hierboven besproken plukceremonieel duidelijk aan bod gekomen. De tweede, liefde en vriendschap tussen echtgenoten, vindt men geregeld vermeld: [300] Om man ende wijf wel over een te draghene. Wat men met ‘die wortele’ moet doen wordt niet gezegd, wellicht opeten ofwel sap van de wortel drinken. Besprenkeling (besperse) met het sap alsof het wijwater was, brengt huiselijke vrede: [301] Nem e[e]n crut ende heet amantilla, ende siedet in water ende dat water werp ac[h]ter hus, ende da[n] besperser mede die liede die int tuus sin. [Sin] si niet van akorde, si sullent van acorde werden. Ook in gedrukte teksten treffen we deze eigenschap aanGa naar voetnoot37, zo b.v. [302] ... ende als ghi di [d.i. de vechtenden] sussen wilt, gheeft haer te drincken tsap van Amantille, dat is Valeriane, ende si sullen terstont vrede hebben met malcanderen. Vermelden we tenslotte nog dat er ook Mnl. recepten bekend zijn om water uit dit kruid te distilleren. Eén daarvan eindigt met: Ende wert dat man ende wijff quallicken over eyn droghen [= overeenkwamen], ende droncken daer wan uut eyn wat [= vat] tsamen, sy warden guede wrindenGa naar voetnoot38. Een ander zegt dat het water wel ‘heelt wonden in die longe, ende het doet wel bi vrouwen sijn’Ga naar voetnoot39. In het tweede deel van deze zin wordt zeer waarschijnlijk gerefereerd aan de vierde van de hierboven vermelde eigenschappen. | |||||||||||||||||||
3. Dens leonis, paardebloemDe plant dens leonis wordt door Rembert DodoensGa naar voetnoot40 vereenzelvigd met de algemeen bekende en alledaagse paardebloem (Taraxacum officinale Mönch), die in vroegere eeuwen vaak ook ‘papencruut’ werd genoemd. Dit | |||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||
laatste was dan omdat ‘de bollens, daer de bloemen op gestaen hebben, nae dat de hayrachtighe oft wolachtige stuyfkens met het saedt afghewaeyt zijn, de ghedaente van kale oft gheschoren Monninckskoppen schijnen te hebben’. Alhoewel niet iedereen de plant dens leonis, letterlijk leeuwentand, met de paardebloem gelijksteltGa naar voetnoot41, vindt deze identificatie toch steun bij N. Lémery. Deze meende dat de naam aan de paardebloem gegeven werd ‘om dat de bladen van deze plant in hunne insnydingen verbeelden de kaeck eens Leeuws, voorzien met hare tanden’Ga naar voetnoot42. Volgens Dodoens werd in Italië aan deze plant grote magische kracht toegekend: Sommighe ghelooven in Italien, als iemandt het sap van dit cruydt met Olie vermengelt, ende daer mede sijn lichaem strijckt, dat hy daer door liefghetal, ende aenghenaem by groote Heeren ende Princen sal wesen: in voeghen dat hy van de selve al verkrijghen sal dat hy begheert... Ook in Duitsland is dit het geval. Zo wordt in de streek Ahrgau in de zomer, op Sint-Bartholomeusdag (24 aug.) de wortel van de leeuwentand uitgegraven. Die wordt dan in negen stukjes gesneden die gedurende negen dagen aan de hals moeten gedragen worden om vlekken op de ogen te doen verdwijnen en tranende ogen te genezen. Wie zich wast met het melkachtig sap dat uit de verse stengels komt, zal ook ‘bei jedermann in gunst stehen’Ga naar voetnoot43. Het gebruik van de plant tegen oogziekten was blijkbaar zeer verspreid. Het wordt al door Hieronymus Bock in zijn New Kreutter Buch (1539) vermeld: de leeuwentand ... möchte auch wol augenwurtzel heissen, ursach wann die wurtzel im Sommer, so die Sonn in Virginem geht gegraben wiirt, das ist umb Bartholomei, und dann einem menschen oder andern vihe die flecken in augen haben, an den halss gehenckt wiirt, verschwinden die flecken wunderbarlich...Ga naar voetnoot44 Ook was hem het geloof bekend dat het sap van dit kruid iemand bij grote heren en bij koningen in de gunst deed staan. Het nu navolgende vijftiende-eeuwse gebed of de zegen met de persoonlijke aanspreking van de plant als een levend wezen, is mij niet van elders bekendGa naar voetnoot45. [303] Item dit is een oratieGa naar voetnoot1 die men lest over een bloem ende heet dens leonis, dairmen alle warachtige dinghe, toecomende ende verleden, warachtelike bi weten mach. Ende beghint aldus: | |||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||
God gruet u, heilige blome, miinre vrouwen sinte Marien cruut, vele goede, ghi weet wel wat u miin vrouwe sinte Marie beval doe si u in aertrike liet, dat men alle warachtighe dinghe an u merken mochte. Alle middeleeuwse gebeden die tot planten gericht worden en waarin de naam van Maria voorkomt zijn, zoals de bovenstaande tekst, zeer laat overgeleverd. Toch wordt het waarschijnlijk geacht dat reeds in de vroege Middeleeuwen Maria in verband gebracht werd met de geneeskracht van de kruiden. Als bewijs hiervoor wordt gewezen op de kerkelijke wijding van de kruiden die op Maria-Hemelvaart plaats had. In de gebeden die bij deze Kräuterweihe in Duitsland gebruikt werden, heet het reeds in de tiende eeuw uitdrukkelijk dat de planten ex hoc veneranda festivitate S. Mariae geplukt werden en intercedente b. Maria voor de mensen heilzaam zijnGa naar voetnoot46. Dat het Mnl. gebed eveneens met Maria-Hemelvaart samenhangt, blijkt duidelijk uit de passage: ‘ghi weet wel wat u miin vrouwe sinte Marie beval doe si u in aertrike liet ...’, d.i. vóór zij ten hemel werd opgenomen. Het lijkt waarschijnlijk dat Maria hier de plaats heeft ingenomen van Christus, van wie - zoals we hierboven reeds zagen - in een Latijnse zegen uit de negende of tiende eeuw gezegd wordt dat Hij bij het scheiden van deze aarde, bepaalde krachten bij de kruiden in bewaring heeft gegeven. De zegen heeft als doel vooraf te weten of bepaalde gebeurtenissen zullen plaatshebben. Wat men wil vernemen moet goed gepreciseerd - bij ‘dese dinc .N.’ - en bij name genoemd worden. De bloem wordt ook verteld hoe ze op de vraag kan reageren. Zal het gevraagde gebeuren, dan moet ze zich sluiten tussen ‘hier ende morgen noene’. Zal het niet bewaarheid worden, dan zal ze dit te kennen geven door gedurende deze periode niet te veranderen. Het is welbekend dat bepaalde planten - waaronder de paardebloem - hun bloembladen sluiten bij avond en na zonsopgang geleidelijk weer opengaan. | |||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||
4. Gracieuse, genadekruidMet ‘gracieuse’ wordt wellicht de plant gratiola, genadekruid bedoeld (Gratiola officinalis L.). Deze werd in het volksgeloof algemeen beschouwd als een gratie Gods (Gratia Dei), een teken van Gods genade en medelijden voor de mensheid. Slechts zelden komt ze ter sprake als herba diabolicaGa naar voetnoot47. De ceremonie die bij het plukken van gratiola in acht dient genomen te worden, vindt men beschreven in twee teksten. In een elfde-eeuwse tekst beperkt dit zich tot het reciteren van het Sint-Jansevangelie, maar een laatmiddeleeuwse is veel gedetailleerderGa naar voetnoot48: on récite l'oraison dominicale ... on fait le signe de la croix, en ajoutant ces paroles qui s'addressent à la plante: ‘Au nom du Père, je te cherche, au nom du Fils, je te trouve, au nom du Saint-Esprit, je te cueille’; puis on récite l'Evangile selon saint Jean, cinq Pater, cinq Ave, le Credo... Het lijdt geen twijfel dat dit (en gelijkaardige) formulieren sterk verchristelijkt werden en oude, heidense incantationes vervangen hebben. De tijd van het jaar wordt er niet in aangegeven, dit in tegenstelling met de Mnl. beschrijving van de magische eigenschappen van de plant. Hier moet ze op Sint-Jansavond (24 juni) na de middag geplukt worden, een datum die ook bij verbena genoemd wordtGa naar voetnoot49. [304] Gracieuse ghelesen op tsente Jansavende tusschen middach ende noeneGa naar voetnoot1 van eender maghet, ende sii moetse plucken door eenen fijnen guldenen rinc, ende sii es van sulker vertute alse de maeght [diese] ghepluct heeft. | |||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||
Ende diese over hem dragee, hij es van allen lieden begrasijtGa naar voetnoot6, up datse ghepluct is up tsente Jansavonde, alsoet voerseit es: Ic bemane hu, gracieuse, dat ghi doet dat hu Christus bad als Hij up eerderike tardGa naar voetnoot7, ende Hem zijn herte brac. Ende Hij niet meer en sprac. In Gods namen. Amen + Het plukken van de plant door ‘eenen fijnen guldenen rinc’ is ofwel een verdere evolutie van de magische cirkel die in de Oudheid soms rond een plant getrokken werd vooraleer die uit te graven of te plukken, ofwel een aanduiding dat men de plant met de ring moet uittrekken. Hoe dat dan precies in zijn werk ging is niet duidelijk, maar het gebruik wordt ook in verdere teksten vermeld. Zo b.v. in verband met ijzerhard: La verveine doit être arrachée a l'aide de l'anneau d'argent avec lequel elle a été touchée trois jours auparavant.Ga naar voetnoot50 Ook het plukken door een waardig persoon, bij voorkeur een maagdelijk iemand, is een gebruik dat tot de Oudheid opklimt. De gelijkenis tussen de naam gracieuse en de eigenschap om ‘van allen lieden begrasijt’ te worden, zal wel niet toevallig zijn. Dit wordt bevestigd door een andere, korte middeleeuwse tekst: [305] Gracieuse es .j. cruut. So wiet over hem draghet, hi comt al over dies hi begherende es. en door een veel latere, waarin ‘patientie’ wellicht niet alleen aan de plant refereert maar ook aan geduldGa naar voetnoot51: Om langh leven te hebben. De ‘bemaning’ in de voorlaatste alinea van de Mnl. tekst, herinnert aan de krachten die Christus bij zijn hemelvaart op aarde heeft achtergelaten. In een tekst uit de negende of tiende eeuw wordt de plant pervincaGa naar voetnoot52 als volgt toegesproken: Quando dominus ad coelos ascendet, memorare quod dixitGa naar voetnoot53. | |||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||
In de derde alinea van de Mnl. tekstGa naar voetnoot54 lijken de laatste woorden van Christus op het kruis ‘ende Hij niet meer en sprac’, aan te sluiten bij het ‘quod dixit’ uit de zoëven aangehaalde Latijnse tekst. Ze zouden dan slaan op Mc. 16.18. Alhoewel ‘up eerderike tard’ in dit verband niet helemaal past - een latere toevoeging (?) - lijkt de gedachte aan de kruisdood van Christus de schrijver van de gracieuse-bemaning voor de geest gestaan te hebben. De laatste alinea is een medicinaal gebruik van de plant. De samenvoeging van magische en medische eigenschappen komt trouwens in receptencollecties wel meer voorGa naar voetnoot55. | |||||||||||||||||||
5. Lancia christi, speerkruid, addertongLancia christi, de lans van Christus, is een van de namen die men gaf aan een zeldzame varensoort (Ophioglossum vulgatum L.), die ook speerkruid en vooral addertong genoemd wordt. Tot in het begin van deze eeuw schreef men aan dit kruid een geheimzinnige kracht toe, zoals o.m. Alfons De Cock getuigtGa naar voetnoot56. Een zekere Alois Somers, een Liers belezer (1860-1937), gebruikte de addertong als een panacee: Hij bereidde ... zelf het geneesmiddel en voegde steeds het kruid Lancea christi bij dat hij vooraf bezworen had. Het ‘lancieke’ voor een lijdende man en het brede blaadje voor een zieke vrouw. In tegenstelling tot diegene die ‘met het kwaad werkten’ en 's nachts tussen twaalf en één uur het kruid gingen plukken, deed Somers dit uitsluitend na zonsopgang in moerassen en lage beemden te Duffel ... Het kruid Lancea christi was de hoeksteen van zijn macht...Ga naar voetnoot57. Het kruid werd reeds door Dodoens geprezen als een middel tegen oogziekten, gezwellen en toverijGa naar voetnoot58. Het is een zeldzame varensoort die sporadisch voorkomt in vochtig weiland of dito duinpannen in mei en juni. Men onderscheidde een mannetje en een wijfje, zoals dat b.v. ook bij de mandragora het geval is. Het vrouwtje bestaat uit één eirond, effen en glanzend blad; het mannetje heeft daarentegen een speet of lans die rechtop in de oksel van het ene brede blad verticaal uitsteekt tot op een hoogte van maximum ca. vijfentwintig centimeter. Deze ‘lans’ of ‘speer’ is een biesachtige stengel die van boven eindigt in een smalle, lange, ruige tong, gelijkend op die van een adder. | |||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||
Volgens J. Daleschamps verdwijnt de plant in juni vrij plotseling en zou ze vooral op verse wonden, op de witte vloed van vrouwen en op wonden in borst en ingewanden een bijzonder heilzame werking uitoefenenGa naar voetnoot59. Voor de tijdsspanne die we behandelen zijn ons uit ons taalgebied drie teksten bekend, alle uit de vijftiende en zestiende eeuw, waar de wonderbaarlijke eigenschappen van Lancia christi worden uiteengezet. Twee ervan zijn zeer nauw met elkaar verwant; de derde is een sterk daarvan afwijkend stuk dat duidelijk tot een andere traditie behoort. Bovendien bezitten we ook nog een gedrukte tekst. Dit is de enige die het ceremonieel en de bezweringen aangeeft die bij het plukken van de plant dienen in acht genomen te worden. Deze tekst is jammer genoeg alleen in een negentiende-eeuwse uitgave voorhanden. Er zijn echter wel ernstige redenen om aan te nemen dat hij veel ouder is dan de late, bewaarde exemplaren op het eerste gezicht aangeven. Het feit alleen al dat een gedeelte van de inhoud (de opsomming van de wonderbare krachten) reeds in de vijftiende eeuw in omloop was, wijst in die richting. Deze tekst, die in de 16de eeuw te Keulen voor het eerst zou gedrukt zijn, wordt hierna dan ook bij onze bespreking betrokken. Een andere bijzonder interessante zegen van dit kruid komt voor in een Mechels handschrift. Het dateert uit de zeventiende eeuw en valt dus buiten de door ons afgebakende tijdsspanneGa naar voetnoot60. Volgens deze zegen moet het | |||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||
kruid geplukt worden bij nieuwe maan vóór zonsopgang. Men moet knielen voor de plant en daarbij zijn gezicht naar het oosten keren. De ‘maning’ aan het kruid is zeer christelijk, het doel is veelvoudig en men moet - naar een oeroude traditie - aan het kruid vooraf meedelen waarvoor men het nodig heeft. Anders zou het zijn medewerking kunnen weigeren en zijn krachtige eigenschappen in de aarde laten verdwijnen. De eerste Mnl. tekst dateert uit de vijftiende eeuw. [306] Lancea christi De bovenstaande tekst is mogelijk het laatste deel van een traktaatje dat begon met het ceremonieel en de incantatie die bij de extirpatie of het plukken van het kruid gebruikt worden, zoals dat ook in de hierna nog te bespreken gedrukte tekst het geval is. Op de eenvoudige vermelding dat het water van dit kruid het ‘alre best’ is, wordt niet nader ingegaan. Waarom niet, blijk nergens uit. Gelukkig | |||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||
Tekst [298] en [306] uit hs. G3, 59v-60r.
| |||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||
komt deze vermelding ook later nog voor en daar wordt wel tekst en uitleg gegeven. We komen erop terug. Een tweede tekst komt voor in twee handschriften. Ze zijn zeer nauw verwant. Het ene heeft echter een merkwaardige inleidende alinea die in de andere versie niet voorkomtGa naar voetnoot61: [307] Tcruyt metten spere De graal waaraan hier gerefereerd wordt, is een welbekend mysterieus object waarnaar de ridders in de Arthurverhalen op zoek gaan. De etymologie van het woord is onduidelijk. Misschien is het geïnspireerd door de klassieke of de Keltische mythologie. In deze laatste vindt men vele hoornen van overvloed, magische ketels die het leven terugschenken en dgl. In de eerste tekst waarin er een christelijke betekenis aan gegeven wordt (Chrétien de Troyes' Perceval) is de graal een schotel of beker. Bij de Borons Joseph d'Arimathée is het een kelk die door Christus op het Laatste Avondmaal werd gebruikt en later diende om zijn bloed op te vangen. Nog later wordt het een kostbare steen die uit de hemel gevallen is. Maar wat ook de precieze betekenis is, steeds is het ‘een harde preciose dinc’, iets dat zijns gelijke niet heeft, zoals in de bovenstaande tekst wordt gezegd. Het lancia-christi-kruid wordt door de anonymus op heel unieke wijze ‘tgrale’ onder de magische planten genoemdGa naar voetnoot62. [308] Item dits die cracht en nature van een cruyt dwelck men heet Lancea Cristi oft speercruyt. | |||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||
met eender speere gheconformeertGa naar voetnoot5 naer een glavieysereGa naar voetnoot6 ende ten punte weynich root, ende uut dien stele ryst beneden een ander steelken dat boven geerne draecht dry knopkens gheformeert als een crooneGa naar voetnoot7. | |||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||
Item dit nempt ende alsoe vele sindauwenGa naar voetnoot26 en alsoe vele rosemaryn en betonie en sode dit tsamen in wyne en daeraf droncke, hy souder af ververschenGa naar voetnoot27 en ghesont werden rechsGa naar voetnoot28 oft hy jonc ware. In deze tweede tekst gaat aan de beschrijving van de ‘virtuten’ een laudatio van de plant en een descriptio ervan vooraf. Dit inleidende deel eindigt met enkele beroemde autoriteiten die bedoeld zijn om het vertrouwen in de wonderbare werking van dit kruid bij de gewone sterveling sterk te verhogen. De laatste drie alinea's handelen over de krachten van het water dat uit dit kruid kan worden gedistilleerd. Dit water wordt reeds in de eerste tekst vermeld, maar er wordt daar niet nader op ingegaan. Deze alinea's zijn wellicht ontleend aan een anoniem, ca. 1520 te Antwerpen gedrukt boekje over gedistilleerde watersGa naar voetnoot63. Hierin komt een hoofdstukje voor over Water van lancia cristi. | |||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||
Dit water alle dage gedroncken behoet den lichaem het sterct die natuere het maect goeden adem het claert tgesichte ende ten laet niet een let aenden sietken [sic] ten doergoet al. Ende tes goet tegen alle siecheit dier toe comen mach om die te beletten ende te nieute te doene. In verband met dit kruid dient nog een alleszins merkwaardig boekje vermeld te worden: Een zeer devoot en kragtig Boekxken genaemd Lancia christi .... Het draagt een kerkelijke approbatie die uit 1599 zou dateren. Alhoewel geen exemplaar ouder dan de late achttiende eeuw werd gevonden, blijkt de inhoud alvast gedeeltelijk reeds in de vijftiende eeuw bekend geweest te zijn. Het kan dus niet worden uitgesloten dat het boekje tot de zestiende eeuw zou opklimmen. Deze Lancia werd tot in de vorige eeuw steeds herdrukt o.m. te GentGa naar voetnoot64. Het bevat ook allerlei andere teksten die in omvang het traktaat over de plant sterk overtreffenGa naar voetnoot65. Het boekje vinden we herhaaldelijk vermeldGa naar voetnoot66 en is gedeeltelijk heruitgegeven, nl. het deel dat over de Lancia christi-plant handeltGa naar voetnoot67. Dit deel begint met ‘Eenige woorden die gy des morgens spreken sult, als gy het Cruyt Lancia Christi wilt besweêren’: onzevader, weesgegroet, het credo en een korte Latijnse tekst Adiutorium nostrum.... Daarop volgen drie bezweringen. De eerste wordt gezegd wanneer men op de plaats komt waar het kruid groeit. Een paar uittreksels: [309] O Heylig Cruyt Lancia Christi, ik bemaene ende besweêre u in den Naem des Vaders + ende des Zoons + ende des Heyligen Geest + Amen. Zoals bij plantenbezweringen sinds de Oudheid wel meer voorkomt, moet men de ‘saeke’ waartoe men de plant wil gebruiken bij naam noemen. Na deze eerste bezwering plukt men de plant en legt ze voor zich op de grond. Men knielt ervoor neer en zegt: | |||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||
Noch bidde ende bemaene ik dese Lancie Christi, by de Maghet, Maria, ons liefs Heere Jesu Christi, ende bij de macht der negen Chooren der Engelen, ende Aerdts Engelen, de vier naemen Principauten Potestaeten ende den zeven Naemen die altydt voor Godts Throon staen: Amen. Daarna ‘neemt men het Cruyt Lancia Christi op van den grondt’ met de linkerhand en zegt, nog steeds knielend: Ik bemaene ende besweere dit Cruyt Lancia Christi, dat Godt het selve gelieft te zegenen + door het Gebedt dat [door?] Enoch en Elias in het Aerds Paradys daer over gesproken wordt, door de kracht van St. Jan Baptist, door de kracht des Bloedts dat den Heyligen Zacharias Zoone van Barochias gestort heeft in den Tempel ... noch bid ik dat dese Lancia mag geheyligt worden door de kracht van de dry Koningen ... zoo dat sy my op myne Reyse by dagen en nachten willen secours geven, het welck ik ook hoope te verkrygen door den + zegen van de heylighe Maghet Maria + met haer lief kindeken + Jesus Amen. Bij deze drievoudige bezwering moet nog worden gesignaleerd dat een afwijkende bezwering van dit kruid voorkomt in een ander boekje, nl. de Duivel-Geesel of de discipline der duivels, zeer dienstig voor alle menschen ... (Mechelen, s.d.)Ga naar voetnoot68. Hoewel de bovenstaande bezweringen sterk verchristelijkt zijn blijken bij het ceremonieel toch nog enkele elementen voorhanden die men vanaf de oudheid aantreft en die eveneens op de hoge ouderdom van dit ceremonieel kunnen wijzen. De krachtige eigenschappen van deze zeldzame varensoort worden daarna in de Lancia als volgt beschreven:
| |||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||
In een laatste hoofdstukje deelt de Lancia ons mee dat het kruid ‘bestaet in een Manneken en een Vrouwken’. Het is het mannetje, herkenbaar door het ‘lanciken’, dat moet gebruikt worden. Het ‘vrouwke’ bestaat slechts uit een blad dat nog wat breder is dan bij het mannetje. Men zal het kruid zoeken in lage, moerassige of turfachtige weiden. In de maand mei en begin juni zal men het plukken, velen doen dat gedurende de Kruisdagen, d.i. de drie dagen vóór O.-L.-Heer-Hemelvaart, ‘seggende dat het selve alsdan groote kragt heeft’. Tenslotte wordt de lezer gewaarschuwd dat men het kruid ‘met geen quaede intentie’ mag bezweren, b.v. om ‘iemandt te dooden, te quetsen, ofte schaede in syn gesontheyd toe te brengen, ... om te beter tot syne vuyle lusten te komen’. Een dgl. misbruik van het kruid ‘soude u in groot perychel stellen om terstondt gestraft te worden’. Een paar afschrikkende voorbeelden volgen die in Duitsland gelokaliseerd worden, iets wat er ons nog eens aan herinnert dat het boekje zelf aangeeft dat het eerst in Keulen het licht zou hebben gezien. | |||||||||||||||||||
6. Millefolium, garweMillefolium, letterlijk duizendblad, wordt in het Latijn ook achillea genoemd. Dit is volgens Dodoens ‘nae den edelen ende seer vromen ridder Achilles, wiens leven ende vromigheydt van den Poët Homerus beschreven is’Ga naar voetnoot69. Achilles had dit kruid zeer veel gebruikt in nieuwe en oude wonden | |||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||
en dit met goed gevolg. Het kruid, garwe of duizendblad geheten (Achillea millefolium L.) is dus een wonderkruid. Wegens zijn medische eigenschappen (wonden en bloedingen) wordt het uiteraard in Mnl. kruidenboeken vermeldGa naar voetnoot70, maar magische eigenschappen ontbreken daarbij. Toch werd de plant sinds de Oudheid met een magisch ceremonieel gebruikt om oogkwalen te genezen. Zo vermeldt Marcellus Empiricus (De Medicamentis 8, 64) dat, eens de plant geplukt was om te dienen als remedie voor ontstoken ogen, ze opgerold werd en tot een cirkel gebogen. Door deze ring moest de zieke kijken terwijl hij driemaal een magische formule uitsprak en daarbij op de grond spuwdeGa naar voetnoot71. Volgens het Waals volksgeloof moest men de plant afsnijden met een gouden of zilveren schaarGa naar voetnoot72. Ga naar margenoot+In een vijftiende-eeuwse Latijnse tekst in een uit de Nederlanden afkomstig manuscript komt een bezwering voor ad conjurandum herbam qui vocatur millefolium (Lo. 5, 110r). Het is een zeer christelijke bezwering, die begint als volgt: Coniuro te millefolium + per deum vivum + per deum verum + per deum sanctum + per maximum nomen dei quod est tetragramaton et per beatam virginem Mariam qui est mater domini nostri Jhesum Christi et per omnes sanctos et sanctas ut virtutum in hoc modo habeas ut quicumque te in ludo portavit secum vel alibi in illo tempore non prosternatur neque vincatur. Het doel van de conjuratio is de persoon die de aldus ‘besproken’ plant bij zich draagt onoverwinnelijk te maken bij spel of tweegevecht. Men kan noch op de knieën gedwongen noch overwonnen worden. Daarop volgt een nog langere bezwering, geheel in dezelfde trant, waarbij voorkomen de namen van God, de engelen, aartsengelen, patriarchen, profeten, evangelisten, belijders en maagden, de 44.000 ouden en de 24.000 martelaren en allerlei gebeurtenissen uit het leven van Christus. Uiteindelijk worden ook hemel, aarde en zee et omnia que in eis sunt ingeroepen opdat wie millefolium bij zich heeft zijn tegenstander of vijand bij het spel of gevecht het onderspit doet delven. Dit is natuurlijk een herhaling van het eerste doel, maar daar wordt nu nog een tweede aan toegevoegd: Et ut quicumque veniet in manibus deportantum habeat vim per mulierem. Hij zal macht hebben over vrouwen. De twee doeleinden waartoe het kruid bezworen wordt zijn niet-christelijk, dit in tegenstelling tot de sterk christelijke inhoud van deze bezwering. | |||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||
7. Palma christi, ricinus- of standelkruidDe hiernavolgende Mnl. tekst handelt over de ‘vertuten’ van een plant die er palma christi genoemd wordt, maar waarvan de precieze identificering onduidelijk is. Ziehier de tekst: [311] Palma christi. Volgens Dodoens worden twee kruiden met de naam palma christi aangeduidGa naar voetnoot73. Volgens sommigen - zegt hij - worden ‘de gheslachten van Standel-cruydt met dry klootkens’ aldus genoemd, een soort Orchis (Orchis mascula (L.)). Die heeft ‘sodanighe krachten als de jonghe oft nieuwe Medicijns de Palma christi toeschrijven’. Anderen menen dat het ricinuskruid is (Ricinus communis L.)Ga naar voetnoot74. Het standelkruid werd tegen toverij gebruikt. Zo schrijft Dodoens: ‘indien iemandt door tooverijen (seggen de oude schrijvers) geen vrouwen en kan bekennen, soo salmen nemen dat rechter kullekenGa naar voetnoot75 ...’. Ook tegen de Kwade Hand wordt het aangewendGa naar voetnoot76. De kracht om te doen ‘losen al dat quade vullenesse’ bezitten volgens Dodoens zowel het ene als het andere kruidGa naar voetnoot77. In feite beperken de magische eigenschappen van deze plant zich tot het niet-betoverd worden (eerste alinea). Wat in de tweede alinea gezegd wordt over het uit de plant gedistilleerd waterGa naar voetnoot78 is sterk medicinaal gericht. De echt magische krachten zijn dus zeer beperkt. | |||||||||||||||||||
8. Solsequium, goudsbloemIedereen die met de geschiedenis van de botaniek vertrouwd is, weet hoe moeilijk het was in vroegere tijd om bepaalde planten nauwkeurig te identificeren. Met solsequium is het op dat gebied zeer erg gesteld. Deze Latijnse | |||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||
naam wordt voor tenminste drie verschillende planten gebruikt. De term werd immers aangewend om zowel cichorei (Cichorium intybus L.), als paardebloem (Taraxacum officinale L.) en goudsbloem (Calendula officinalis L.) aan te duiden. Synoniemen van solsequium zijn (h)eliotropium en sponsa solis. Alle Latijnse namen refereren aan het feit dat deze planten in enige mate de loop van de zon volgen of toch hun bloemen openen bij zonsopgang en die weer sluiten bij zonsondergang. Deze eigenaardigheid is bij zonnebloemen het duidelijkst aanwezig, maar verscheidene planten waaronder de drie bovengenoemde vertonen hetzelfde gedragGa naar voetnoot79. Over de dens leonis of paardebloem hebben we het hierboven reeds gehad. De bladeren die op karakteristieke manier getand zijn, hebben aan de paardebloem één van haar Latijnse namen gegeven. De bloemen ervan zijn rozerood en dit is eveneens het geval voor de goudsbloem. De derde plant die cichorei heet, heeft echter blauwe of blauwwitte bloemen. Bij een poging om te bepalen welke plant in de hiernavolgende bezwering mer elitropium bedoeld is, komen we een stuk vooruit door de tekst. Hierin wordt immers - we zien het zo dadelijk - gezegd dat de bloemen rooskleurig zijn. Er blijven dus twee kandidaat-planten over, de paardebloem en de goudsbloem. Welke van deze twee echter bedoeld is, hebben we niet kunnen bepalen. De gelijkstelling in het opschrift van dit tekstonderdeel is dus alleen een vermoeden, een hypothese. Misschien geldt de bezwering ook wel voor beide mogelijke planten! Ga naar margenoot+De Latijnse tekst dateert uit de vijftiende eeuw (Lo. 5, 122v-123v). Wie deze plant plukt, ze zegent en consacreert en bij zich draagt, zo heet het, zal, als hij in de boeien zou geslagen worden, vlug daarvan verlost zijn. Wanneer men iemand met de wortel ervan tussen de schouders aanraakt zal die al doen wat men vraagt. Wie de plant wil plukken, zal zich op donderdag vóór zonsopgang, met blote voeten naar het oosten keren en de plant aldus toespreken: Elitropia, alii dicunt te esse elitropium, ego nomino sponsam solis quod cum sole clauderis et aperis omnium herbarum pulcherrimam decorem solis eius quod roseum colorem sequeris. De belezer was zich blijkbaar wel bewust van de verschillende namen die de plant droeg. Het identificatieprobleem waarover we het hierboven hadden, wordt kleiner door de vermelding van de roze kleur (roseum colorem) van de bloemen. Dit sluit alvast cichorei (Cichorium intybus L.) uit, daar deze plant, zoals gezegd, lichtblauwe (soms ook witte) bloemen heeft. Daarop volgt de bezwering bij de Vader, de Zoon en de H. Geest, bij de geboorte, de passie en de verrijzenis van Christus, bij alle heiligen, engelen, profeten, patriarchen, enz. Het doel is - zegt de bezweerder - dat wie door mij in uw naam aangeraakt wordt, ‘statim in meo amore ardeat et me diligat toto corde’. | |||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||
En weer volgen bezweringen met aanroeping van engelen, heiligen, maagden, evangelisten, de vierentwintig ouderlingen, de zestigduizend onschuldigen, enz. Op het einde moet men vijf missen laten celebreren in de naam van de vijf wonden des Heren. Men dient ook vijf onzevaders te bidden en vijf aalmoezen te geven aan vijf arme mensen. | |||||||||||||||||||
9. Torite, springkruidReeds Plinius (Nat. hist. xxv, 14) vermeldt een kruid dat door een vogel werd gebruikt om zijn nest vrij te maken waarvan de toegang werd geblokkeerd: ‘Demokritus heeft het gezegd en Theophrastus geloofde dat er een kruid bestaat, dat, wanneer het door een vogel bij een boom werd gebracht, door eenvoudige aanraking de wig, die de herders in de opening sloegen, verwijderde’Ga naar voetnoot80. Opmerkelijk bij dit verhaal is dat Plinius noch de naam van de vogel noch die van het kruid noemt. Na Plinius duikt het verhaal van de vogel en het kruid steeds weer op en dat vele eeuwen lang, al dan niet met toevoegingen of variantenGa naar voetnoot81. Zo verzekert Konrad von Megenberg ons dat de vogel in kwestie in het Latijn merops, een oude naam voor specht, heette. Die maakt inderdaad een nest in een holle boom waartoe een gat toegang geeft. Het nest van de specht kan dus gemakkelijk met een wig afgesloten wordenGa naar voetnoot82. Volgens Von Megenberg houdt de slimme vogel het kruid vóór de wig en die valt meteen uit de boom. Het kruid dat dit voor mekaar brengt heet volgens hem Herba meropis, d.i. spechtkruid, maar - zo voegt hij eraan toe - ‘volgens het Toverboek heet het Chora en het zou niet goed zijn wanneer iedereen dit kruid kende’, want daarmee gaan immers alle sloten openGa naar voetnoot83. Wat Von Megenberg met het ‘Toverboek’ bedoelde heb ik niet kunnen achterhalen, maar interessant is de gelijkenis tussen chora en de naam die het kruid heeft in de Mnl. tekst over dit kruid: [313] Torite | |||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||
jonghen hadde, hij soude een cruut halen dair mede dat hij off doen soude die plate van sijn nest. Ende als die plaet valt, dan soe laet die voghel dat cruut vallen, somGa naar voetnoot3 blijft in dat nest ende som valt buijten, als hij met haesten gaet tot sinen jonghen. De gelijkenis van de naam torite, een plantnaam die mij niet van elders bekend is, met chora bij Von Megenberg is treffend en wel niet toevalligGa naar voetnoot84. Maar daarmee is de plant nog niet geïdentificeerd. Meestal wordt in dit verband gedacht dat het om kruisbladige wolfsmelk, springkruid gaat (Euphorbia lathyris L.), maar zeker is dit nietGa naar voetnoot85. Het is heel twijfelachtig of die plant wel echt bestaat en niet enkel een product van de verbeelding isGa naar voetnoot86. Bij (pseudo-)Albertus Magnus leest men een sterk gelijkend verhaal dat er aan de ekster wordt toegedicht: [314] Wildy sloten ende banden open doen, gaet int bosch ende siet waer dye Aecxter met haer Jonghen haren nest heeft, ende wanneer ghy daer zijt, so climt op den boom, ende die Aecxster sal van haren nest vlieghen, ende bindt dan tgat vanden neste toe waer mede dat ghy wilt ende als si dat siet, so vliecht si om sommige cruyt twelck si opt dinck [leght] dan tgat vanden neste mede ghebonden is, ende terstont soo breket, ende dat cruyt sal vallen op dye aerde opt laken dat ghi onder den boom moet spreyden. Ook Jacob van Maerlant kende het verhaal. Bij hem is de vogel een specht (Lat. picus), maar de naam van het kruid is bij de mensen niet bekend: ‘Negeen mensche kennet echt / Sonder bi naturen die Specht’. | |||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||
Volgens zijn Naturen Bloeme kan het kruid gebruikt worden om sloten te openen, maar daarbij moet men ook een bezweringsformule opzeggen, die hij echter niet meedeeltGa naar voetnoot87: Oude boeke segghen dat
Van desen crude tere stat
Datmer mede mach ontsluten
Alrehande slote van buten,
Die de wort daer toe can segghen,
Diere mede an legghen.
Is het verhaal van de vogel en het kruid goed bekend, bepaalde eigenschappen (prognoses, het verwekken van slaap en vrijgevigheid) uit de Mnl. tekst hierboven, komen alleen daar voor. De bron (de ‘vroede man’) is onbekend. Het afbreken van de tekst op het einde laat alleen toe te vermoeden dat het kruid ook wel voor het doen bekennen van eventueel vreemdgaan, of voor het verkrijgen van seksuele gunsten gebruikt kon worden. Toen de scribent dit merkte, kopieerde hij niet verder. Dit is natuurlijk slechts een hypothese. Vermoedelijk behoren de eigenschappen die alleen in de Mnl. tekst vermeld worden tot een ander kruid en worden ze ten onrechte aan torite toegeschrevenGa naar voetnoot88. | |||||||||||||||||||
10. Unguentum philosophorum, filosofenzalfDeze zalf of ‘unguentum datmen hiet van philosophien’ verdient in dit hoofdstuk over magische kruiden vermeld te worden omdat de werkzame ingrediënten ervan een indrukwekkend groot aantal planten zijn. Volgens Sydrac, een middeleeuwse encyclopedie die uit het Frans ook in het Nederlands werd vertaald, vindt men deze zalf in Indië. Hier - zo leren we er - liet een koning die Stramen heette, een stad bouwen die naar hem genoemd werd. Hij was een meester in de astrologie en de filosofie, de grootste die er ooit geweest is of ooit zal zijn, ‘ende nemmermeer en comter des ghelijc’. ‘In dese stadt maectmen metter hulpe Gods van .ccc. ende lxxij cruyden die sijn die beste cruyden vander werelt’ een heel bijzondere zalf. De driehonderdtweeënzeventig benutte planten worden niet opgesomd. Wel volgen enkele gegevens over de bereiding die slechts gedurende enkele dagen in april uitgevoerd kan worden. Dit unguent moet wesen over dat vuer .vi. of .vij. of .viij. daghen ten lancsten ende niet min dan ses ... Dat vuer daer ment mede ghereden [= berei- | |||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||
den] sal dat sal wesen edel wortelen van virtuosen cruyden diemen hout van eenen iaer. Deze zalf wordt door de filosoof Sydrac ter sprake gebracht wanneer koning Boctus hem vraagt ‘hoe machmen genesen van lazarien’ (cap. 208). Het is een wondermiddel tegen de overigens algemeen als ongeneeslijk beschouwde besmettelijke ziekteGa naar voetnoot89, afkomstig uit het fabelachtige Indië. Die zalf is natuurlijk moeilijk te krijgen, want ‘do [= Dt. du, jij] en kents niet noch en cans niet gecrigen’. De eigenschappen ervan zijn al even wonderlijk: [315] Het doet vergaen toverie: alsment int vuer werpt, die roke soude alle toverie doen destrueren. Ende dies een luttel dede aen sijn voorhooft, inden naem des Vaders ende des Soons ende des heylighen Gheests ende dat met goeden ghelove. Er wordt algemeen aangenomen dat deze zonderlinge zalf alleen in de verbeelding van de anonieme samensteller van deze encyclopedie heeft bestaan, zodat ze ‘in das Reich der Phantasie gehört’Ga naar voetnoot90. Daarop wijzen niet alleen het ontbreken van de precieze vermelding van de talloze ingrediënten en van onmisbare gegevens als b.v. de bereidingswijze of benodigde hoeveelheid van elk. De bronnen van de Sydrac zijn nog maar heel gedeeltelijk bekend. Waar de compilator dit unguent vandaan heeft, is nog steeds een raadselGa naar voetnoot91. | |||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||
11. VarenOnder de zg. Sint-Janskruiden, aldus genoemd omdat ze rond Sint-Jans-dag (24 juni) bloeien, nemen de verschillende soorten varens een bijzondere plaats in, vooral dan het mannetjesvaren (Dryopteris filexmas Roth), het wijfjesvaren (Athyrium filix-femina Roth) en de adelaarsvaren (Pteridium aquilinum Kuhn)Ga naar voetnoot92. Allerlei bijgelovige praktijken zijn met varens verbondenGa naar voetnoot93. De kern ervan is het geloof dat de plant alleen in de Sint-Jansnacht ‘bloeit’ en dat alleen in die nacht het beruchte en toverkrachtige varenzaad kan verzameld worden. Nu moet men heus geen volleerde botanicus zijn om te weten dat varens geen bloemen en dus ook geen zaad hebben. Wat men in de volksmond ‘varenzaad’ noemt, is niets anders dan de sporen die bij hoopjes op de onderkant van de bladeren vastzitten. Circa 1500 moet het geloof in de toverkracht van varenzaad nog heel sterk verspreid geweest zijn. Zestiende-eeuwse kruidenboeken informeren er ons uitvoerig over. Zo lezen we in het Contrafayt Kreuterbuch (1532) van Otto Brunfels: ‘Kein Kraut ist da meer hexenwerck und teuffels gespenst mit getriben wiirt’. Hij vertelt hoe het zg. zaad alleen in de nacht van 24 juni kan verzameld worden en dat alleen nadat men de plant heeft ‘beschwören, und den teuffel darüber anruffen’Ga naar voetnoot94. Hoe men daarbij precies te werk ging, vernemen we uit Duitse heksenprocessen van ca. 1650. Een zekere Michaël Pusper die beschuldigd wordt van toverij, zegt goed te weten hoe men varenzaad moet verzamelen. Daartoe, zo vertelt hij aan de rechters, moet men stilzwijgend een wortel van een hazelaar nemen. Daarmee gaat men naar een kruispunt van straten, trekt daar een cirkel mee en gaat daarin staan met een bos varenkruid. Tussen elf en twaalf uur van de Sint-Jansnacht dient men dit te doen. Precies om middernacht slaat men op de tak, vermoedelijk met de hazelaarswortel, en het zaad zal vallen op het dierenvel dat men vooraf in de cirkel heeft uitgespreidGa naar voetnoot95. Onder de wonderlijke eigenschappen die aan dit zaad worden toegeschreven, dient het onzichtbaar maken vermeld te worden. Maar ook kan men er schatten mee ontdekken, en er vast d.i. onkwetsbaar door maken. Het brengt - naar men gelooft - ook geluk in alles wat de drager ervan onderneemtGa naar voetnoot96. | |||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||
Een gedeeltelijk Latijns, gedeeltelijk Nederlands formulier begint met de beginwoorden van elf psalmen (Ps. 119 tot en met 130)Ga naar voetnoot97. Daarna komt het volgende: [316] Men sal lesen initium sancti evangelij secundum Joannem: In principio erat verbum et Criste et lux es et dies etc.Ga naar voetnoot1 De tekst in het handschrift gaat nog verder door met gelijkaardige bezweringen bij de engelen, de aartsengelen Michaël, Gabriël, Rafaël, Uriël, Arichel, Barachaël, Thobiël, de apostelen, enz., gevolgd door gebeden, allemaal in het Latijn. Op het einde is de tekst gedateerd en gelokaliseerd: Leuven 1498. Op 21 november 1539 werd te Gent de in het vorig hoofdstuk reeds vermelde Hendric Palync ondervraagd over zijn activiteiten als belezer en ‘toveraer”. Hij verklaart met trots dat hij [317] ... weet wel dat men varentzaet garenGa naar voetnoot1 ende plucken moet up Sent Jans avont, want anders gheen cracht hebben en zauwe, ende zeeght dat zelve zaet goet es jeghen quetsuere ende St. Jan was de eerste man die tzelve zaet noynt creegh, zo hy, deposant, tzelve bevint by scriftuereGa naar voetnoot2, ende men neempt ooc de wortele vanden varent ende drie zo viere zaykens, ende men maect deraf een bolleken ende dat heetGa naar voetnoot3 men, ende al waere een man lazarusGa naar voetnoot4, diet hate zoude ghenesen. | |||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||
Hoe hij dit ‘zaed’ zal verzamelen, wordt niet gezegd. Alleen vernemen we uit een latere ondervraging nog ‘dat hy varentzaed wel cryghen can zonder conjuratie’ (221v). | |||||||||||||||||||
12. Verbena, ijzerhardDeze plant met vierkante stengel en kleine bleek-lilakleurige bloemen treft men geregeld aan langs wegen, dijken en grachten. IJzerhard (Verbena officinalis L.) is sinds de Oudheid een welbekend magisch kruidGa naar voetnoot98. In de door ons behandelde periode zijn in het Mnl. een paar teksten bekend, een ceremonieel dat bij het plukken of uitgraven van verbena diende in acht genomen te worden, een bemaning en een opsomming van de krachten of ‘virtuten’ van de plant. Bij het ceremonieel vindt men een grote verscheidenheid naargelang van de auteurs en de bronnenGa naar voetnoot99. Soms duurt dit uitgraven verscheidene dagen. Een deel van de handelingen wordt 's avonds uitgevoerd, vóór of na zonsondergang. De herborist neemt bezit van de plant door middel van gebaren, gebeden of conjuraties. Gedurende de nacht laat hij ze alleen en 's morgens trekt hij ze uit de grondGa naar voetnoot100. Volgens anderen echter mag men de plant niet alleen laten (zie verder). Andere teksten schrijven voor ze 's avonds uit te delven op de zaterdag het dichtst bij O.-L.-Heer-Hemelvaart; rond de plant wordt met een mes een cirkel getrokken en op zondagmorgen vóór zonsopgang wordt de verbena bezworen en daarna uitgetrokkenGa naar voetnoot101. Nog anderen verkiezen de wassende maan of een vrijdag, een dag die, vooral wanneer het plukken voor amoureuze doeleinden gebeurt, verkozen moet wordenGa naar voetnoot102. Maar ook hier is er geen vaste regel. Zo menen sommigen dat een donderdag te verkiezen isGa naar voetnoot103. Volgens Plinius (25, 106) moet men het kruid plukken op een maanloze nacht, want - zegt hij - noch de zon noch de maan mogen getuige zijn van wat eigenlijk ongeoorloofd is. Het gebeurt ook dat men de plaats in de zodiak aangeeft waarin de zon zich moet bevinden, b.v. in Taurus (Stier), d.i. de tweede helft van aprilGa naar voetnoot104. | |||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||
De magiër moet soms achteruitgaand de plant benaderen en ze zeker niet aankijken. Dit moet de demonen in de war brengen die zouden pogen het slagen van de operatie te verhinderen. De plant wordt vaak ook bezworen, gebeden of gesmeekt haar krachten niet in de aarde achter te laten. Het is immers een blijvende vrees voor de herborist een plant in handen te krijgen die al of een deel van haar kracht verloren zou hebben. Soms wordt daartoe door magiërs, volgens Plinius (25, 106) gebak, graan of honig als offerande bij de plant gelegd om de gunst van de aarde of van de geest die de plant bewaakt, voor zich te winnen. De plant moet volgens sommigen met een gouden werktuig gedolven worden, al dan niet na het trekken van drie cirkels errond. Dit gebeurt met de linkerhand, volgens de Ouden de hand der boosdoeners, want de herborist gedraagt zich tegenover de aarde als een dief. Die moet de permissie van de godheid of van de plant verkrijgen of ze stelen terwijl men de waakzaamheid van de geest die ze bewaakt, probeert te verschalkenGa naar voetnoot105. Nadat de plant aan de aarde ontrukt is, zal men er zich voor wachten ermee in een huis te gaan vooraleer men ze in de kerk gedragen heeft waar er twaalf missen dienen over gecelebreerd te wordenGa naar voetnoot106. Uit het voorgaande, een kleine bloemlezing uit allerlei aanwijzingen, blijkt hoe verwarrend het mengsel is van heidense en christelijke, astrologische en religieuze elementen die in de loop der tijden dit ceremonieel hebben beïnvloed. Nog een laatste voorbeeld, vooraleer we de Nederlandse teksten aan bod laten komen. Volgens een Weens manuscript moet verbena met een gouden of een zilveren werktuig gedolven worden, want als ze in aanraking komt met ijzer verliest ze alle kracht. Men las een paternoster, een credo en sprak: ‘Ik neem u, edele Verbena, in naam des Vaders, des Zoons en des H. Geests, en bij de tweeënveertig namen van God almachtig, bij de vier Evangelisten’. Na de bezwering en de uitgraving moest het kruid blijven liggen tot de morgendauw erop viel, maar men moest er wel blijven bij waken. Vóór zonsopgang wordt het dan meegenomen. Dit moet gebeuren op O.-L.-Vrouw-Hemelvaart of op St.-JansavondGa naar voetnoot107. Volgens het Mnl. ceremonieel gebeurt het plukken als volgt: [318] Ad amorem concitandum cum herba verbena. | |||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||
Ic gae tot u, verbena, metter minne Gods, met sachmoedicheyt Gods Christi, metter glorie Abraham, Isaac ende Jacob, ende metter duecht ons Heeren, ende metter duecht sinte Pauwels, metter woord Gods, metten ontkennen sinte GregorisGa naar voetnoot2, metten suchten sinte ThomasGa naar voetnoot3, metter reijnicheijt St. Jans, metter licht [d]er maene, metter hoocheyt des hemels, metter breetheyt der eerde cracht, metter hemele ende des hoochs berchs Sinay, metter versaemicheyt ofte onrustecheijt des helich Gheest ende helich cruus. Amen. | |||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||
Ende voorts vermaene ic u, verbena, dat ghij cracht moet hebben tallen dijnghen die ic ter liefde met u doen wille. Ende dat ghij inder cracht deser voorseide dynghen toe moet commen vermaene ic u, verbena, bij der onbesmetter Dryvuldicheit. Een tweede formulier combineert een ‘maning’ tot het kruid met een vermelding van de eigenschap van de plant die het meest in trek blijkt geweest te zijn, nl. het opwekken van de liefde in al zijn vormen: vriendschap, seksuele bevrediging, vrede tussen echtgenoten of onder de mensen in het algemeen. [319] Verbena, heylich cruut ende goet, ic mane die bi der cracht ende bi der macht die di God gaf in der eerden, ende bi der macht der .xij. apostelen, ende bi der macht Marien, ende bi der cracht der .iiij. ewangelisten, ende bi der cracht der propheten, ende bi den martelaren ende den confessoeren, ende der cracht der .ix. coren der inghelen. Ende bi der cracht der .xim. maegden die haer bloet storten om die minne van Gode, ende bi der cracht der minnen Gods, ende bi der minnen die die Moeder Gods adde an haeren soene daer Hi was ghecruust, soe wie dit cruut over hem draghet, dat hi wert ghemint met allen lieden. Ende noept hiere yement mede an sinen bloeten borsten, hi salne minnen boven alle menschen. De elfduizend (.xim.) maagden, de gezellinnen van de H. Ursula, die, waarschijnlijk onder keizer Diocletianus (3de E.) te Keulen de marteldood stierven, zijn de opvallendste krachtige helpers die de magiër inroept. Niet alleen die maagden maar ook de anderen lijken in geen geval geschikt voor het doel - seksuele bevrediging - dat, in bedekte termen, zeker de reden is waarvoor de hulp van de plant wordt ingeroepen. De proef op de som: de vissen die met de buik omhoog op het water drijven, is ook van elders bekend maar niet als bewijs van de liefdesopwekkende kracht van de plantGa naar voetnoot108. | |||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||
Niet alleen het plukceremonieel van verbena verschilt sterk volgens de bronnen, ook de eraan toegeschreven krachten zijn talrijk en verschillend. Een bloemlezing moge dit aantonenGa naar voetnoot109. Het is een van de negen kruiden in de heksenzalf, het is een Albertus-Magnuskruid, zoals we hierboven reeds zagen. Het maakt onvermoeibaar en het is daarom dat heksen die naar de sabbat gaan, kousenbanden van verbena dragenGa naar voetnoot110. Om de man die haar toenaderingspogingen ignoreert toch tot minne te bewegen, deed Alphesibea volgens Vergilius berokingen met ijzerkruidGa naar voetnoot111. Verbena wijst schatten aan, opent sloten, maakt invultatie onmogelijk en, als amulet gedragen, voorkomt het aangetoverde ziekten als epilepsieGa naar voetnoot112. In Duitsland was het een wenskruid. Men plukt het eer het door de zon of de maan beschenen wordt en vóór de opgang van de hondsster (Sirius). Wie zich met het sap ervan insmeert bekomt alles wat hij wenstGa naar voetnoot113. Werpt men het pulver ervan in een gezelschap of tussen twee geliefden, dan zal korte tijd daarna twist ontstaanGa naar voetnoot114. Volgens Mattias Lobelius, de bekende Rijselse auteur van een kruidenboek, beweren ‘sommighe wtsinnighe vryers ende rasende tooveressen’ dat de plant ‘een sonderlinghe cracht heeft om yemandt tot liefde te verwecken ende om te beletten eenighe grouwelicke dinghen ende naeckende schaeden’Ga naar voetnoot115. In Van Ravelingens ‘Byvoeghsel’ op Rembert Dodoens Cruydt Boeck (1644) wordt dit herhaald, maar Dodoens vermeldt ook een prognosemethode met ijzerhard waarbij men de overlevingskans van een zieke inschatGa naar voetnoot116: Als den Medecijn het Iser-cruydt over hem draghende, den krancken gaet besoecken, ende hem vraeght hoe dat het met hem is, ende als den krancken antwoort dat het al wel is, oft redelijck, dan sal hij van die sieckte op staen: indien hij seght dat het niet wel en is, of dat het soude moghen beter wesen, dan sal hij van die sieckte stervenGa naar voetnoot117. Uit de vijftiende eeuw dateert de enige Mnl. verbena-tekst waarin de eigenschappen - medische en magische - op de voorgrond staan. De medische eigenschap is het doen komen van de maandstonden, de magische weer het verwekken van minne en vriendschap. | |||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||
[320] Verbena. Het gebruik van gedistilleerd water om de maandstonden op te wekken is mij niet van elders bekendGa naar voetnoot118. Volgens Hovorka en KronfeldGa naar voetnoot119 staat verbena in speciale betrekking tot de planeet Venus, geeft het grote liefdeskracht en maakt het bij allen bemind. Aan wie zich met het sap van dit kruid insmeerde, kon niemand zijn liefde weigeren. Het was ook ‘ein gut Kräutlein für unfriedsame Eheleute’. Nog in de vorige eeuw blijkt in Duitsland het gebruik bestaan te hebben jonggehuwden een krans van ijzerkruid om te hangenGa naar voetnoot120. Duidelijk is in alle geval uit de bewaarde Nederlandse teksten dat ijzerhard in de eerste plaats als liefdeskruid werd gewaardeerd. Ook in medische recepten komt dit herhaaldelijk voor. Een voorbeeld ter illustratie: [321] Hoe een man sal sijnen wille hebben met enen wive. Het Latijnse luxuria verwijst naar de vleselijke begeerte en lust, die vooral in de misogyne traditie gezien werd als een typisch vrouwelijke ondeugdGa naar voetnoot121. | |||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||
Tenslotte verwijzen we naar het hoofdstuk over de minne waar verbena nog verder ter sprake komt. | |||||||||||||||||||
13. Vinca, pervinca, maagdenpalmZoals we reeds bij amantilla of valeriaan hebben opgemerkt, zijn de precieze omstandigheden en de in acht te nemen rituelen bij het plukken van een kruid sterk verschillend al naar gelang van de bronnen die daarvoor ter beschikking staan. Ook voor vinca, pervinca, d.i. maagdenpalm (Vinca minor L.) is dit het geval. Gewoonlijk dient het plukken te gebeuren 's avonds vóór of na zonsondergang, bij voorkeur bij wassende maanGa naar voetnoot122. Soms wordt een bepaalde dag van de maanmaand verkozen, de eerste, de negende, de elfde, de dertiende, of één van de laatste drie dagen van de maand. Het plukken moet vóór dageraad gebeuren omdat het zonnelicht de kracht van de plant zou aantasten, volgens anderen echter moet men de zonsopgang afwachtenGa naar voetnoot123. Weer andere bronnen schrijven een bepaalde dag van de week voor, de zondag maar ook de woensdag of de donderdagGa naar voetnoot124. De herborist moet zuiver en maagdelijk zijn, nuchter ook, want anders worden de krachten van de plant erdoor nadelig beïnvloed. Hij moet een cirkel rond het kruid trekken met een instrument van goud of zilver en dit moet een hele nacht bij de plant blijven liggen. De magiër moet voor de plant op de knieën gaan zitten en eerbiedig groetenGa naar voetnoot125 vooraleer ze te plukken. Het Mnl. plukceremonieel wil het kruid bemachtigen om er iemand die men begeert in liefde te doen ontbranden (ad amorem concitandum). De bepaalde tijd verschilt van die welke men in andere Latijnse teksten aangegeven vindt, en ook het voorschrift zich naar het oosten te keren is opvallend. Het hierna volgende ceremonieel is zowel door mannen als door vrouwen te gebruiken en ook dit is een ongewone omstandigheid. [322] Ad amorem concitandum. | |||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||
cruut dat in Latine heedt Vinca pervincaGa naar voetnoot2, et knielt voor dat cruyt ende keert u oostwaert et leest drie pater nosters; daer naer zo zeght dese coniuratie: | |||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||
die heleghe flumeGa naar voetnoot10 Jordane, dat ghij nummermeer by uwen levene ander en begheert dan mij. Amen. Nadat de plant geplukt is moet men ze in een ‘busse’ bewaren zodat de zon er nooit op kan schijnen. Drie opeenvolgende vrijdagen leest men over die bus dezelfde conjuratie als bij het plukken. Dit moet gebeuren op de slaapkamer van de magiër die zich daarbij naar het oosten keert. Drie zondagen neemt men de bus ook mee naar de mis en maakt men telkens het kruid nat met wijwater. Volgens de eropvolgende Latijnse instructie moet men de man of de vrouw die men begeert met het kruid aanraken, of het in voedsel of drank mengen, terwijl men een zegen zegt. Deze zegen, die zelf uit twee delen blijkt te bestaan, is wel vreemd aan het eigenlijke plukritueel en hoorde hier oorspronkelijk niet thuis. Daarna volgt nog een Latijnse Nota waaruit blijkt dat de begeerde persoon (man of vrouw) door deze magische handelingen zijn liefde aan de magiër zal aanbieden. De voorschriften en gebruiksaanwijzingen voor het kruid zijn ongewone elementen die - voor zover mij bekend - in andere ceremoniëlen niet voorkomen. Ga naar margenoot+ Een tweede pervinca-ritueel is in het Latijn gesteld. Het is zeer uitvoerig en vertoont allerlei kenmerken, vooral in de eerste helft, die wijzen op een vóórchristelijke tijdGa naar voetnoot126. Wanneer men de plant wil plukken, zal men neerknielen en het kruisteken maken over zichzelf en over de plant. Het doel van het gebeuren is cum quacumque domino sive domina negociare volueris, te verkrijgen wat men begeert. De bezweting van de plant begint als volgt: O pervinca patrem et matrem occidisti, Romam ambulasta portam tibi deluisti per latranes int[r]asti, per ostium existi, potencialiter dico omnes clericos et laycos, principes et seniores advocatos vincas, malum dominam et malum dominum et omnes [h]omines me odientes nunc non omnes mulieres quam veniam in blande sermone ad loquela vult in aliqua camera erga mea negocia tacite fuerint omnes inplacati qui me vel mihi volebant nocere fuerint omnes mei amici ante rertio sicut mulier amat filium et equus pullum. Hierop volgt een verhalend deel over drie zusters die de plant in hun handen houden en die willen bezweren, maar het niet kunnen wegens een | |||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||
geheimzinnige ziekte malum dominum of malum dominam waaraan ze lijden. En dan komt Maria die bij haar Zoon erop aandringt dat de plant mag bezworen worden: Tres sedebant sorores et pervincam in manibus tenebant, carminare velebant sed nesciebant per malum dominum et malam dominam quas habebant. Et sancta Maria supervenit ad eos, dicens: ‘ad quid sedetur huc?’ Et rursum dederunt ei huic sedentes et pervincam in manibus tenebant, carminare volebant et nesciebant. Tunc sancta Maria ut audivit respiciens Jhesum vidit stantem et dixit: ‘Christe, filij bone, hanc herbam pervincam carminare concede’. Jhesus Christus audavit eam nam benedixit: ‘O pervinca, sis benedicta super omnes herbas hoc carmen carminatum, quod ad omnes res faciendas sic virtuosa. Et si quis te secum portaverit, secutus erit in omnibus locis ubi omnes ambulaverunt. In nomine Patris et Filij et Spiritus sancti. Amen.’ Hierop volgen nog bladzijdenlange bezweringen en bemaningen (coniuro et adiuro) bij de kracht van Jezus, bij Hem die alles geschapen heeft uit het niets, die op aarde neergedaald is, onder Pontius Pilatus geleden heeft. Daarna volgen Maria, de aartsengelen, engelen, cherubijnen, serafijnen, de vierentwintig ouderen, filios suos in manibus portantes et coram domino procedentes, de zeven gouden kandelaren die voor God branden, de as van de apostelen, de vier evangelisten, de martelaren, enz. enz. Helemaal op het einde wordt duidelijk het doel van zoveel verbaal geweld onder woorden gebracht: Coniuro te, pervincam, per virtutem domini nostri Jhesu Christi, ut cum te in ore habuero vel osculatus fuero aliquem hominem vel mulierem vel puellam vel super nudam carnem tetigero me super omnem ... deligant ... ita ut nec vigilando nec dormiendo nec comedendo nec libendo nec loquendo nec tacendo nec aliqua negocium faciendo nec ullam requiem habere valeat usque voluntatem meam faciat... Het interessantste deel van deze indrukwekkende bezwering is de epische passage met de drie zusters. Men denkt daarbij spontaan aan de tresboni-fratres-zegen die we hierboven reeds hebben vermeldGa naar voetnoot127. Beide zijn ontmoetingszegens, maar hier spelen er (in tegenstelling tot de drie-broe-derszegen) niet twee, maar drie personen of groepen personen bij het verhaal een rol: de drie zusters, Maria en Jezus. Een vergelijking met het uit later tijd bekende drie-maagdenmotief toont aan dat er een zekere vage verwantschap tussen beide bestaat, maar ook dat het in essentie om twee verschillende motieven gaatGa naar voetnoot128. De drie-zusterszegen is in het Nederlandse | |||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||
taalgebied gedurende de door ons behandelde periode (en laterGa naar voetnoot129) even zeldzaam als de tres-boni-fratres-zegen. Het hierbovenstaande is in feite het enige bekende voorbeeld. Het motief is eveneens heel zeldzaam: Maria treedt als tussenpersoon voor de drie zusters op bij haar Zoon die een plant op haar voorspraak verheft super omnes herbas. Volgens OhrtGa naar voetnoot130 heeft de auteur van de bovenstaande tres-sorores-passage twee verschillende zegens of fragmenten daarvan samengevoegd:
|
|