Verzamelde gedichten(1966)–Gerard den Brabander– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 198] [p. 198] Het sperma Gods... Het sperma Gods, de tintelende sterren, en ik, de miskraam, die men aarde noemt, wendend in drek, al draaiend, al verdoemd, naar het geluk... en dat blijft altijd verre... En almaar leegten, die de weg versperren naar haar, het lief, dat in mijn dromen doemt, en slechts bestaat wanneer mijn kus haar noemt, en rond mijn hart dwaalt, her en der en derre... Zó diep vervloekt door eigen geest en krachten; zó diep daar liggend, diep in mijn gedachten, dat ik haar zie en haar bestaan vermoed... Het is ál liefde, die haar zal verkrachten; het is het laatste, dat ik kan verwachten als deze wereld zich de dood aandoet. Vorige Volgende