Verzamelde gedichten(1966)–Gerard den Brabander– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 116] [p. 116] VI Toen sneed uit herfstbruin en uit avondgoud God mij een vrouw met één fatale snede. Huivringen vluchtten door het herfstig hout en nestelden in mijn verschrikte leden, want alle weemoed, die ooit vrouwen schreden, schreed, waar zij hoogklom door het donker woud, op de tienvingerige tederheden, waaruit haar voeten waren opgebouwd. En, toen zij rustte, het gezicht geheven, in ieder oor een groene waterbel, en zweeg, en zweeg, zweeg een oneindig leven, ademend onder haar bewogen vel, daar moest mijn borst het eindelijk begeven, berstende onder veel blijdschappen fel. Vorige Volgende