Verzamelde gedichten(1966)–Gerard den Brabander– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 111] [p. 111] I Ik ben de vrucht van dit vijandig paren; verstoten, door geen sterveling beweend, stolde mijn blik tot dit gramstorig staren en is dit lichaam tot een berg versteend. Zo is mijn bloedvat alle vuur ontvaren. De laatste smart, die in mijn hersens weent, schreeuwt uit de moordlust van de adelaren, die het onnozel lam scheurt van 't gebeent'. Een standbeeld aan de sombre randgemeente der hel, waar een verholen vloeken mokt, sta ik met eeuwen kou in het gebeente en om het hoofd een grijze wolk, die wrokt, en ben geen mens meer, maar alleen gesteente en word door smart noch blijdschap meer geschokt. Vorige Volgende