Verzamelde gedichten(1966)–Gerard den Brabander– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Zomer '36 Uw heg is onberispelijk geschoren; in uw gazons wenkt wit de madelief: Gods kindren blijven wonderlijk naïef en bloeien argloos in het gras verloren. Een merel vleit verleidelijk mijn oren; een tortel roept ontroerd zijn hartedief. O dromenloze slaap in de arm van 't lief, een dichter is niet één geluk beschoren! Ik wandel door dit helle middaguur; een Fokker bijt zich grimmig in 't lazuur: de hete hemel peinst alleen op doden. Een torenstem breekt over 's werelds noden: O Jezus Christus lief, zij slaan de joden en roeien onze kindren uit met vuur! Vorige Volgende