Racine werkelijk om passie, om psychologie, en niet alleen maar in schijn, zoals bij ‘onze’ Vondel, die ook het nodige respect voor
culturele spelregels had; men behoeft slechts Racine's Phèdre te vergelijken met
een van Vondels heldinnen om de afgrond tussen de beide dichters te zien. Vondel
had kennelijk geen wezenlijke belangstelling voor de psychologie van de
vrouwenziel; zijn vrouwen zijn, zelfs als zij de rol van verleidster moeten
spelen, marionetten van zijn levensbeschouwing, van het drama van God en Duivel,
goed en kwaad; hij idealiseert de vrouw, of beter gezegd: hij kent in zijn
schrijversleven alleen een ideale vrouw, die een bepaalde positie inneemt in de
strijd der twee machten om deze wereld.
Hoe volkomen anders liggen de verhoudingen bij Racine! En toch was ook Racine
geen Shakespeare, evenmin als Vondel. Hij is, voor mijn gevoel (wat hij voor de
Fransman is, laat ik in het midden), een tussenwezen tussen Shakespeare en
Vondel, aan de eerste verbonden door zijn psychologische belangstelling voor het
individu, aan de laatste verbonden, doordat zijn cultuur een cultuur ‘van buiten
naar binnen’ is, waarin de spelregels domineren. Men vatte dit niet zo op, dat
de spelregels (b.v. de eenheden van Aristoteles) voor Vondel en Racine een dwang hebben betekend; want dwang worden regels pas, wanneer
zij beseft worden als politie-dictatuur, die men veel liever zou zien
verdwijnen; en zo is het noch met de burgerlijk-classicistische Vondel, noch met
de ‘höfisch’-classicistische Racine gesteld. Deze categorie schrijvers kan zich
van de kunst als uitdrukkingsmiddel slechts bedienen via de spelregels, die het
strengste zelfbedwang eisen, omdat deze regels ten nauwste
samenhangen met hun levensstijl, en dientengevolge hun litteraire stijl; hoe
meer voorschriften, waaraan men gehoorzamen kan, des te groter de kans op
volmaaktheid, schijnt het wachtwoord van deze cultuurdragers te zijn.
Paul Valéry moet ergens gezegd hebben, dat Racine liever het karakter van Phèdre
zou hebben veranderd dan dat hij een slechte versregel zou hebben durven
schrijven; dat kan waar zijn, maar die uitspraak wijst er dan toch alleen op,
welk een innig verband er bij Racine bestaat tussen ‘vorm’ en ‘in-